ECLI:NL:RBOBR:2018:1874

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
6370817 \ CV EXPL 17-8948
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake consumentenkoop en internationale rechtsmacht in paardenhandel

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident in een geschil over de koop van paarden. De eisers, [Van P.] c.s., hebben primair gevorderd dat de koopovereenkomsten met betrekking tot de vos merrie en het paard Dadivosa zijn ontbonden, en dat de gedaagde, [S.], wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopsommen en schadevergoeding. De gedaagde heeft echter de kantonrechter verzocht zich onbevoegd te verklaren, stellende dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van [Van P.] c.s. Dit verzoek is gebaseerd op de stelling dat [S.] als hobby paarden fokt en verkoopt, en dat zij niet als consument kan worden aangemerkt in de zin van de Brussel I bis verordening.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de bepalingen van Brussel I bis niet van toepassing zijn, omdat [Van P.] c.s. niet als consument kan worden aangemerkt. De rechter heeft daarbij verwezen naar de restrictieve uitleg van het begrip consument, zoals vastgelegd in de rechtspraak. De rechter heeft geconcludeerd dat de koopovereenkomsten zijn gesloten met een (toekomstig) beroepsmatig doel, en dat [Van P.] c.s. niet kan worden beschouwd als een natuurlijk persoon die handelt voor niet-bedrijfsdoeleinden.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen, en de vordering van [S.] in het incident toegewezen. [Van P.] c.s. is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 12 april 2018 door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zaaknummer: 6370817 \ CV EXPL 17-8948
Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 6370817 \ CV EXPL 17-8948
Vonnis van 12 april 2018
in de zaak van:

1.[eiser 1] ,

hierna te noemen [Van P.] ,
2. [eiseres 2] ,
hierna te noemen [B.] ,
gezamenlijk te noemen [Van P.] c.s.,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
gemachtigde: mr. J.W. Helsdingen van ARAG SE,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] , België,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna te noemen [S.] ,
gemachtigde: mr. M.A.J. Jansen.

1.Het verloop van het geding

Dit blijkt uit het volgende:
a. de dagvaarding;
b. de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid;
c. de incidentele conclusie van antwoord inzake de exceptie tot onbevoegdheid.
Tot slot is een datum voor vonnis bepaald.

2.Het geschil

in de hoofdzaak
2.1.
[Van P.] c.s. vordert, primair, voor recht te verklaren dat de koopovereenkomsten met betrekking tot de vos merrie en paard Dadivosa zijn ontbonden en voorts [S.] te veroordelen tot (terug)betaling van de koopsommen en betaling van schade, vermeerderd met rente en kosten als vermeld in de dagvaarding.
in het incident
2.2.
[S.] heeft de kantonrechter verzocht zich onbevoegd te verklaren, omdat de Nederlandse rechter niet bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen van [Van P.] c.s.
[S.] heeft als hobby het fokken van paarden en zo nu en dan verkoopt zij paarden, ook voor derden. Zij handelt onder de naam Scuderia Eleganza, zonder geregistreerd te zijn in het handelsregister.
[B.] is ruim zeven jaar actief als paardenhandelaar handelend onder de naam Spanish Horses, zonder geregistreerd te zijn in het handelsregister. Zij plaatst ook advertenties op marktplaats.
In de herfst van 2016 is [S.] benaderd door de heer [X] uit Italië met het verzoek om voor opvang te zorgen voor een aantal van zijn paarden. [S.] heeft de paarden vervolgens te koop aangeboden op marktplaats. Naar aanleiding daarvan heeft [B.] contact gezocht en is zij de paarden komen bezichtigen. [S.] heeft daarbij meegedeeld dat zij de paarden voor [X] opving en dat hij de eigenaar was. [B.] vertelde haar dat zij handelaar was en de paarden wilde kopen met de intentie om deze door te verkopen. Partijen hebben daarna een deal gesloten voor de koop van vijf paarden tegen een zeer lage koopsom, zonder de gezondheid van de paarden te onderzoeken met een keuring door de dierenarts. [B.] heeft aan [S.] een schriftelijke koopovereenkomst voorgelegd, die [S.] niet wenste te ondertekenen omdat daarin onjuistheden stonden vermeld. Op 13 december 2016 is de koopsom contant betaald en heeft [Van P.] c.s. de paarden meegenomen.
Op de dag van de levering en twee dagen later heeft [B.] de paarden te koop gezet.
Op grond van artikel 4 van de Verordening 1215/2012 (hierna Brussel 1 bis) is de Belgische rechter bevoegd kennis te nemen van de vordering van eisers. [Van P.] c.s. beroept zich op de uitzonderingsregel die voor consumenten geldt, maar die regeling is niet van toepassing. [Van P.] c.s., met name [B.] , is geen consument in de zin van de Brussel 1 bis. [B.] is geen economisch en juridisch zwakkere contractspartij. Zij maakt gebruik van contracten en zij is geen particulier ‘eindverbruiker’. [B.] heeft dan ook beroepsmatig gehandeld en is marktdeelnemer met de intentie winst te maken op de paarden.
2.3.
[Van P.] c.s. concludeert tot afwijzing van de vordering in het incident.
[B.] verwerft haar inkomsten niet uit handel in paarden, maar uit werkzaamheden in loondienst.
Zij betwist dat zij regelmatig paarden te koop aanbiedt. Zij koopt paarden voor eigen recreatief gebruik en als zij een goede band heeft met een paard wordt het niet te koop aangeboden. Als het paard minder passend is, biedt zij het paard te koop aan.
[B.] heeft geen eigen accommodatie voor het stallen en berijden van paarden. Haar eigen paard staat in Schijndel gestald. Gelet daarop is het uiterst onaannemelijk dat zij paarden koopt om die met winst te verkopen. In dit geval betreft het paarden uit de laagste prijsklasse waarop vrijwel geen winst kan worden gemaakt. De winstmarges zijn dan ook zo gering dat die niet opwegen tegen de kosten van extern stallen van de paarden.
Zij biedt ook niet veel paarden te koop aan en dat blijkt overigens ook niet uit de advertenties die [S.] in het geding heeft gebracht. Daarop komen immers dezelfde paarden een aantal keren terug.
[Van P.] c.s. betwist voorts de verklaring van [H.] . [B.] heeft nimmer met hem contact gehad. Ook niet over het in- en verkopen van paarden. Datzelfde geldt voor [K.] . Ook met hem heeft zij nimmer contact gehad, zij heeft hem zelfs nooit ontmoet.
De schriftelijke overeenkomst is op eenvoudige wijze van het internet te downloaden.
Het is niet duidelijk wat [S.] wil met de verwijzing naar de website bokt.nl.
De naam Spanish Horses wordt gebruikt om aan te geven om welk type paard het betreft en om de privacy van [B.] te waarborgen.
[S.] is opgetreden als handelaar. [Van P.] c.s. betwist dat [S.] hem heeft meegedeeld de paarden te verkopen voor [X] te Italië. Dat heeft zij pas meegedeeld nadat ze door [Van P.] c.s. is aangesproken op de gebreken van de paarden. [S.] heeft ook niet onderbouwd dat zij als vertegenwoordiger van [X] is opgetreden.
Kortom; hij heeft deugdelijk onderbouwd dat hij als consument heeft gehandeld en niet als handelaar. Er is derhalve sprake van een consumentenkoop zodat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil.

3.De beoordeling

in het incident
3.1.
In het incident staat de vraag centraal of de Nederlandse (kanton)rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil dat tussen partijen is gerezen.
Om die vraag te kunnen beantwoorden is van belang wat wordt bepaald in de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I bis).
De algemene regel is neergelegd in artikel 4 van voormelde verordening en die bepaalt dat ‘zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat worden, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat’. Die bepaling leidt ertoe dat de Belgische rechter bevoegd zou zijn kennis te nemen van het geschil.
3.2.
Echter doet [Van P.] c.s. een beroep op afdeling 4 van Brussel I bis die betrekking heeft op door consumenten gesloten overeenkomsten. [Van P.] c.s. heeft immers aangevoerd dat hij als consument heeft gehandeld, en niet als handelaar, zodat sprake is van een consumentenkoop.
3.3.
Om te kunnen oordelen of [Van P.] c.s. terecht een beroep doet op die bepalingen is van belang vast te stellen of [Van P.] c.s. heeft gehandeld als zijnde een consument als bedoeld in Brussel I bis.
In artikel 17 Brussel I bis wordt het begrip consument omschreven als ‘overeenkomsten gesloten door een persoon, de consument, voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd’.
3.4.
Volgens vaste rechtspraak (Shearson Lehman Hutton HvJ 19 januari 1993, C-89, Benincasa HvJ EG 3 juli 1997, nr. C-296/95) moet het begrip consument restrictief en negatief worden uitgelegd; het moet een natuurlijk persoon betreffen en betrekking hebben op een niet bedrijfs- of beroepsmatig handelende particuliere eindverbruiker. Volgens diezelfde rechtspraak volgt daaruit, dat om te bepalen of een persoon de hoedanigheid heeft van consument aansluiting moet worden gezocht bij de positie van deze persoon in een bepaalde overeenkomst, dat rekening moet worden gehouden met de aard en het doel van deze overeenkomst.
Daarom vallen enkel en alleen overeenkomsten die worden gesloten om te voorzien in de consumptiebehoeften van een persoon als particulier, onder de bepalingen voor de bescherming van de consument die als de economisch zwakkere partij wordt beschouwd, terwijl een overeenkomst die een (toekomstig) beroepsmatig doel heeft niet onder deze bescherming valt. Hetzelfde geldt voor gemengde overeenkomsten die zowel een particulier als een zakelijk karakter hebben (Gruber arrest HvJEG 20 januari 2005, C-464/01).
3.5.
Vertaald naar de situatie van [Van P.] c.s. betekent dit het volgende.
Een overeenkomst kan zowel privé als zakelijke doeleinden hebben.
Nu het begrip consument restrictief moet worden uitgelegd is de vraag of [Van P.] c.s. heeft gehandeld als een natuurlijk persoon en hij bij het sluiten van de overeenkomst buiten het kader van beroepsactiviteiten heeft gehandeld.
Voor het beantwoorden van de centrale vraag is dan ook niet relevant dat [B.] haar (hoofd)inkomsten verwerft of verwierf uit werkzaamheden in loondienst. Voor zover [B.] heeft bedoeld dat zij vanwege haar inkomsten uit loondienst geen tijd of ruimte had om te handelen in paarden of dat zij al voldoende inkomsten had, is dat, gelet op het nulurencontract en een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die op 30 april 2014 is geëindigd, door haar onvoldoende onderbouwd.
Voor zover [Van P.] c.s. heeft betwist dat hij in het verleden regelmatig paarden te koop heeft aangeboden, is ook dat verweer minder relevant.
Immers is in het Benincasa-arrest overwogen dat een partij die een overeenkomst heeft gesloten met het oog op een nog niet uitgeoefende maar toekomstige beroepsactiviteit, niet als consument kan worden beschouwd. Daarom is in dit geval niet van belang of [Van P.] c.s. al dan niet in het verleden paarden heeft verhandeld, maar is van belang wat [Van P.] c.s. heeft beoogd met de vijf paarden die van [S.] zijn aangekocht.
Om als consument aangemerkt te kunnen worden, dienen de paarden door [Van P.] c.s. te zijn gekocht als consumptief eindgebruiker. Daarvan is in dit geval niet gebleken. [Van P.] c.s. heeft, zo blijkt uit de advertenties die door [S.] in het geding zijn gebracht en door [Van P.] c.s. als zodanig niet zijn weersproken, de paarden op de dag van aankoop en twee dagen na de dag van aankoop, te koop aangeboden op Marktplaats.nl. Door [Van P.] c.s. is niet toegelicht waarom hij als consument de paarden direct na aankoop weer te koop heeft aangeboden. Dit duidt [Van P.] c.s. niet als consumptief eindgebruiker, maar die handeling duidt op een – toekomstige – beroepsactiviteit. Dat is niet anders dan wanneer de overeenkomst tevens voor privé doeleinden is gesloten (zie Gruber-arrest).
Daarbij is het verweer van [Van P.] c.s. niet te plaatsen, dat hij een paard niet verkoopt als hij een goede band heeft met het paard en als een paard minder passend is het niet te koop wordt aangeboden. [Van P.] c.s. heeft niet toegelicht dat hij in een zeer korte tijdspanne heeft kunnen ontdekken dat de paarden hem niet passend waren en hij geen goede band met ze had.
Dat [Van P.] c.s. een eigen paard elders heeft gestald en geen accommodatie heeft voor het stallen en het berijden van de vijf paarden, is niet relevant voor de vraag of hij als consument of als handelaar heeft gehandeld. Een stalling en mogelijkheid voor het berijden van paarden is niet noodzakelijk om in paarden te handelen.
3.6.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [Van P.] c.s., noch [S.] , hebben gehandeld als zijnde consumenten. De bepalingen opgenomen in artikel 17 e.v. Brussel I bis ten behoeve van de consumentenbescherming zijn dan ook niet van toepassing op het onderhavige geschil.
3.7.
Vervolgens dient vastgesteld te worden of [Van P.] c.s. op grond van artikel 7 Brussel I bis zich tot de Nederlandse rechter kan wenden.
Naar het oordeel van de kantonrechter is hiervan evenmin sprake. Dat artikel bepaalt immers dat een persoon, [S.] in dit geval, in een andere lidstaat voor de rechter kan worden opgeroepen ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst, daar waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd, tenzij anders is overeengekomen.
Gesteld noch gebleken is dat partijen dienaangaande afspraken hebben gemaakt.
Voorts is komen vast te staan dat de bezichtiging heeft plaatsgevonden en de koop is gesloten bij [S.] . Voorts heeft [S.] onweersproken gesteld dat [Van P.] c.s. de paarden bij haar is komen ophalen (in België, ktr) en dat [Van P.] c.s. ter plekke de koopsom contant aan haar heeft betaald.
Daaruit volgt dat de verbintenissen uit de overeenkomst alle hebben plaatsgevonden bij [S.] in België en dat ook op grond daarvan niet de Nederlandse rechter bevoegd is van het geschil kennis te nemen.
3.8.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van [S.] in het incident dient te worden toegewezen.
3.9.
[Van P.] c.s. wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
in de hoofdzaak
3.10.
Gelet op de beoordeling in het incident verklaart de kantonrechter zich onbevoegd van het geschil kennis te nemen.
3.11.
[Van P.] c.s. wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
wijst de vordering van [S.] toe;
veroordeelt [Van P.] c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van [S.] vastgesteld op € 250,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
in de hoofdzaak
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het geschil;
veroordeelt [Van P.] c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van [S.] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2018.