ECLI:NL:RBOBR:2018:1854

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
18 april 2018
Zaaknummer
17_2615
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De juridische status van een buitenruimte als geluidgevoelig object in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 april 2018 uitspraak gedaan over de vraag of een overkapping met wanden bij een woning kan worden aangemerkt als een geluidgevoelig object. De eiseres, een café-exploitant in Deurne, had bezwaar gemaakt tegen de invordering van verbeurde dwangsommen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne. De rechtbank oordeelde dat de buitenruimte, ondanks dat deze deels uit tentdoek bestaat, onderdeel uitmaakt van de woning en dat het bestemmingsplan een uitbreiding van de woning op die plaats toestaat. Dit leidde tot de conclusie dat de buitenruimte als een deel van een gebouw moet worden beschouwd, waardoor de geluidmetingen aan de buitenzijde van de buitenruimte correct zijn uitgevoerd.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de straffactor voor herkenbaar muziekgeluid terecht is toegepast door verweerder, en dat de eiseres onvoldoende bijzondere omstandigheden heeft aangetoond die zouden rechtvaardigen dat van de invordering van de dwangsommen wordt afgezien. De rechtbank heeft de beroepen van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van horeca-exploitanten ten aanzien van geluidsnormen en de handhaving daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 17/2615, SHE 17/3087 en SHE 1/3427

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 april 2018 in de zaken tussen

[eiseres] , te Deurne, eiseres

(gemachtigde: mr. S.J.C. van Keulen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne, verweerder

(gemachtigden: B. van Buuren, mr. C.M.C. Crosse de Ridder en ir. H. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 10 februari 2017 (de invorderingsbeschikking 1) heeft verweerder twee verbeurde dwangsommen van in totaal € 2.000,00 bij eiseres ingevorderd. Bij besluit van 16 augustus 2017 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Bij besluit van 3 april 2017 (de invorderingsbeschikking 2) heeft verweerder besloten tot invordering bij eiser van een verbeurde dwangsom van € 1.000,00. Bij besluit van 5 oktober 2017 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Bij besluit van 24 juli 2017 (de invorderingsbeschikking 3) heeft verweerder besloten tot invordering bij eiseres van verbeurde dwangsommen van in totaal € 2.000,00. Bij besluit van 15 november 2017 (het bestreden besluit 3) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten afzonderlijk beroep ingesteld. De beroepen tegen de drie bestreden besluiten zijn geregistreerd onder zaaknummers SHE 17/2615SHE 17/3087 en SHE 17/3427.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [persoon] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.2
Het café van eiseres is gevestigd op de begane grond van het pand aan de [adres] . Naar aanleiding van klachten van de directe buren op [adres] zijn in november 2015 meerdere geluidmetingen verricht door een toezichthouder in opdracht van verweerder. Op 23 februari 2016 heeft verweerder eiseres gelast om vóór 1 mei 2016 het geluidsniveau zodanig aan te passen dat voldaan wordt aan artikel 2.17 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit), op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding met een maximum van één overtreding per dag, met een maximumbedrag van € 10.000,00. Hiertegen heeft eiseres geen bezwaar gemaakt en daarmee is het dwangsombesluit onherroepelijk geworden.
1.3
Op 5 juli 2016, 9 oktober 2016, 5 november 2016, 19 november 2016 en 17 december 2016 zijn hercontroles uitgevoerd. Verweerder heeft bij de geluidsmetingen op 19 november 2016 en 17 december 2016 overschrijdingen geconstateerd. Dit heeft geleid tot invorderingsbesluit 1. Op 21 januari 2017 heeft de toezichthouder een hercontrole geluidsmetingen uitgevoerd en een overschrijding geconstateerd. Dit heeft geleid tot invorderingsbesluit 2. In de nacht van 16 op 17 april 2017 en op 23 april 2017 heeft de toezichthouder tijdens een geluidsmeting opnieuw overschrijdingen geconstateerd. Dit heeft geleid tot invorderingsbesluit 3. Het geluid dat de overlast - ten tijde van de hierboven genoemde meetmomenten – veroorzaakte, was steeds afkomstig van in het café optredende livebands.
1.4
In 2017 hebben meerdere gesprekken tussen eiseres en verweerder plaatsgevonden en heeft eiseres ook gesproken met degene die het verzoek om handhaving heeft ingediend. Eiseres heeft het café laten verbouwen, mede naar aanleiding van het door haar ingeschakelde akoestische Adviesbureau Grouls. Dit bureau heeft ook een meting verricht.
1.5
Naar aanleiding van de metingen die in november en december 2016 zijn uitgevoerd, is aan eiseres een strafbeschikking opgelegd van € 3.000,00 wegens overtreding van het Activiteitenbesluit.
2.1
Volgens eiseres is de meting niet verricht conform de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (Handleiding). Verweerder heeft gemeten voor de achterkant van een buitenruimte. Uit de rapportages valt de exacte meetlocatie niet op te maken. Dit is volgens eiseres geen gevoelige gevel, want de buitenberging is niet op één lijn te stellen met een geluidsgevoelige ruimte. Eiseres trekt verder in twijfel of de gevel waarvoor de metingen hebben plaatsgevonden, is aan te merken als een ‘dove’ gevel als bedoeld in artikel 1b, vierde lid van de Wet geluidhinder.
2.2
Volgens verweerder is gemeten conform de Handleiding. Verweerder beschouwt de buitenruimte als een geluidgevoelig object omdat het deel uitmaakt van de woning en er op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan gewoond mag worden. Het is een gevel in de zin van de Wet geluidhinder. De definitie van geluidgevoelige ruimte die eiseres aanhaalt, is in deze zaak niet relevant omdat de handhavingsprocedure wordt gevoerd op grond van het Activiteitenbesluit en niet op grond van de Wet geluidhinder. De gevel heeft te openen delen en valt niet onder de uitzondering van artikel 1b, vierde lid van de Wet geluidhinder.
2.3
Tijdens de zitting heeft de rechtbank op basis van de verklaringen van partijen vastgesteld dat de woning van de buurman een groot terras heeft op de eerste verdieping. De woonkamer van de buurman grenst aan dit terras. Aan de woonkamer is een overkapping gebouwd op het terras. Deze overkapping heeft een meter hoge gemetselde borstwering. De opening tussen de borstwering en het dak van de overkapping is dichtgemaakt met een tentdoek. Deze constructie noemt de rechtbank de buitenruimte. Verweerder heeft gemeten voor de buitenruimte en de deskundige van eiseres heeft gemeten voor de gevel van de woning zelf.
De vraag is nu: is deze buitenruimte wel of geen geluidgevoelig object?
2.4
In artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit wordt onder het begrip ‘gevoelige gebouwen’ verstaan woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als andere geluidsgevoelige gebouwen. Een ‘woning’ is in de Wet geluidhinder gedefinieerd als een gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan “Centrum Deurne” is wonen op de eerste verdieping toegestaan. Het is ook toegestaan om de buitenruimte te bouwen. .
2.5
De rechtbank is van oordeel dat de buitenruimte onderdeel uitmaakt van de woning. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het bestemmingsplan een (uitbreiding) van de woning op de plaats van de buitenruimte toestaat en dat de buitenruimte een deel van een gebouw is omdat het meerdere wanden en een dak heeft. Dat de wanden van de buitenruimte deels uit tentdoek bestaan zonder noemenswaardige bescherming tegen geluidsoverlast, leidt niet tot een ander oordeel. De enkele omstandigheid dat het bestemmingsplan bewoning van de buitenruimte toelaat, is voldoende om het als deel van de woning aan te merken. Dat betekent dat aan de buitenzijde van de buitenruimte moet worden gemeten. Dat heeft verweerder dus correct gedaan. Verder heeft de buitenruimte delen die kunnen worden geopend en is het geen dove gevel in de zin van artikel 1b, vierde lid, van de Wet geluidhinder. Deze beroepsgrond faalt.
3.1
Volgens eiseres is de straffactor voor herkenbaar muziekgeluid ten onrechte toegepast. Dat is bij de metingen van die in de nacht van 8 op 9 oktober 2016 en van 5 november 2016 niet gebeurd, en bij de meting gehouden op 21 januari 2017 wel, terwijl het feitelijk om dezelfde situatie ging.
3.2
Verweerder stelt de straffactor te hebben toegepast conform de Handleiding. In paragraaf 6.2.4 van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening is aangegeven dat voor het toekennen van een straffactor “het muzikale karakter” (=de herkenbaarheid van het muziekgeluid) duidelijk hoorbaar moet zijn. Dat was bij de metingen in de nacht van 8 op 9 oktober 2016 en 5 november 21016 volgens verweerder niet het geval, zodat toen geen straffactor is toegepast.
3.3
De rechtbank is van oordeel dat in de meetrapporten duidelijk is aangegeven onder welke omstandigheden is gemeten. Om aan te duiden of herkenbare muziek is gehoord, zijn zelfs soms concrete muzieknummers genoemd. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het muziekgeluid herkenbaar was en dat de straffactor moest worden toegepast.
4.1
Eiseres voert aan dat zij direct actie heeft ondernomen toen bleek dat niet aan de geluidsnormen werd voldaan. Na een eerste verbouwing bleek dat nog steeds niet aan de normen kon worden voldaan. Eiseres heeft toen andere delen van het café aangepast. Zij wil uitsluiten dat zij de geluidsnormen overtreedt en is zich bewust van haar verantwoordelijkheid als horecaexploitant. De kosten die zij heeft gemaakt en de verdere pogingen die zij heeft gedaan om de situatie met haar buren te verbeteren, zijn volgens haar bijzondere omstandigheden die het afzien van invordering van de verbeurde dwangsommen rechtvaardigen. Eiseres voert verder aan dat verweerder de meetrapporten van de metingen gehouden in de nacht van 8 op 9 september 2016, 5 november 2016 en 19 november 2016 pas na lange tijd op 2 december 2016 heeft verzonden, wat niet getuigt van zorgvuldig handelen. Volgens verzoekers kan als er op 17 december 2017, dus 15 dagen daarna en daarna weer een maand later weer wordt gemeten, niet van haar worden verwacht dat zij al tot deugdelijke oplossingen komt, zeker gezien de tussenliggende feestdagen en het kostenplaatje. Bovendien kan eiseres niet ineens de bedrijfsvoering stilzetten.
4.2
Verweerder is het hier niet mee eens. Hij vindt dat eiseres ook het inhuren en optreden van livebands had kunnen opschorten tot zij ‘met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’ kan stellen dat de geluidsnormen niet meer zullen worden overschreden. Het moment waarop wordt gemeten is ook afhankelijk van bijvoorbeeld weersomstandigheden. De kosten die zijn gemaakt om te voldoen aan wet- en regelgeving horen bij de verantwoordelijkheid die een horecaexploitant ten opzichte van zijn omgeving heeft. Verweerder heeft de meetverslagen waarbij geen overtredingen werden geconstateerd, later verstuurd om zo zorgvuldig mogelijk alles te kunnen controleren. Eiseres wist met de last onder dwangsom aan welke eisen zij (ten allen tijde) zou moeten voldoen.
4.3
Bij een besluit over invordering van een verbeurde dwangsom, weegt het belang van de invordering zeer zwaar. Het is de bedoeling van een last onder dwangsom dat deze wordt nagekomen. Als te veel of te makkelijk van het uitgangspunt van verplichte invordering wordt afgeweken, trekt niemand zich meer iets van een last onder dwangsom aan. Alleen in bijzondere omstandigheden kan van dat uitgangspunt worden afgeweken.
4.4
De korte periode tussen de controles beschouwt de rechtbank niet als een bijzondere omstandigheid waar verweerder rekening mee hoefde te houden bij zijn besluit om in te vorderen. De dwangsom wordt per overtreding verbeurd. Dat is bepaald in de last onder dwangsom, die is onherroepelijk en dus rechtmatig. Bovendien bevat de last onder dwangsom een begunstigingstermijn die eiseres had kunnen gebruiken om zodanige voorzieningen aan te brengen dat aan de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit had kunnen worden voldaan. De rechtbank is evenmin van oordeel dat verweerder meetrapporten buitensporig laat heeft verzonden. Eiseres had verweerder kunnen verzoeken om de meetrapporten te sturen. De wet voorziet in een verjaringstermijn van dwangsommen om te voorkomen dat er een te lange periode tussen verbeurte en invordering van een dwangsom zit.
5. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. J. Lie en
mr. J. Huijben, leden, in aanwezigheid van mr. A.F. Hooghuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.