In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 april 2018 uitspraak gedaan over de vraag of een overkapping met wanden bij een woning kan worden aangemerkt als een geluidgevoelig object. De eiseres, een café-exploitant in Deurne, had bezwaar gemaakt tegen de invordering van verbeurde dwangsommen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne. De rechtbank oordeelde dat de buitenruimte, ondanks dat deze deels uit tentdoek bestaat, onderdeel uitmaakt van de woning en dat het bestemmingsplan een uitbreiding van de woning op die plaats toestaat. Dit leidde tot de conclusie dat de buitenruimte als een deel van een gebouw moet worden beschouwd, waardoor de geluidmetingen aan de buitenzijde van de buitenruimte correct zijn uitgevoerd.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de straffactor voor herkenbaar muziekgeluid terecht is toegepast door verweerder, en dat de eiseres onvoldoende bijzondere omstandigheden heeft aangetoond die zouden rechtvaardigen dat van de invordering van de dwangsommen wordt afgezien. De rechtbank heeft de beroepen van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van horeca-exploitanten ten aanzien van geluidsnormen en de handhaving daarvan.