ECLI:NL:RBOBR:2018:1844

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
18 april 2018
Zaaknummer
6416593 / 17-9621
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassingsbereik Europese Procedure voor Geringe Vorderingen en Verordening (EG) nr. 261/2004 inzake compensatie voor luchtreizigers

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 12 april 2018, hebben eisers, die woonachtig zijn in Servië, een vordering ingesteld tegen Wizz Air Hungary Airlines Ltd. wegens vertraging van hun vlucht van Eindhoven naar Nis op 25 november 2016. De eisers vorderen een financiële compensatie van € 4.000,00 op basis van Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Europese procedure voor geringe vorderingen van toepassing is, ondanks het feit dat enkele eisers niet in een EU-lidstaat wonen. De rechtbank oordeelt dat de eisers recht hebben op compensatie, omdat de vlucht vertrok vanuit een EU-lidstaat en de verordening ook van toepassing is op passagiers uit derde landen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 6416593
Rolnummer : 17-9621
Uitspraak : 12 april 2018
Beschikking op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007 in de zaak van:
1. [eiser] ,pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kind
[K.] ;

2. [eiser] ,

allen wonende te [woonplaats] ;

3. [eiser] ,

4. [eiser] ,

5. [eiser] ,

6. [eiser] ,

allen wonende te [woonplaats] (Servië),

7. [eiser] ,

8. [eiser]

beiden wonende te [woonplaats] ,

9. [eiser] ,

wonende te [woonplaats] (Servië),
eisers
gemachtigde: EUclaim B.V.,
t e g e n
Wizz Air Hungary Airlines Ltd.,
gevestigd te Budapest H-1103, Hongarije,
verweerster,
niet verschenen.

1.De procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
het standaard vorderingsformulier A, met producties, van bijlage I van Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna: de Verordening);
de akte van eisers d.d. 8 november 2017 waarbij een productie is overgelegd;
de aangetekende brief aan Verweerster waarbij zij in de gelegenheid is gesteld binnen 30 dagen na dagtekening van die brief verweer te voeren tegen de vordering. Bij het schrijven heeft de griffier gevoegd antwoordformulier C met een kopie van vorderingsformulier A met producties en bijlage II van de Betekeningsverordening 1393/2007, waarbij verweerster de mogelijkheid is geboden de stukken te weigeren omdat ze in een taal zijn gesteld die zij niet begrijpt.

2.De vordering

Eisers leggen het volgende aan hun vordering ten grondslag.
Zij hebben met verweerster een vervoersovereenkomst gesloten inhoudende dat zij hen op 25 november 2016 zou vervoeren van Eindhoven Airport naar Nis Airport, Servië. Eisers zijn uiteindelijk met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming. Op grond van Verordening 261/2004 [1] hebben zij recht op een financiële compensatie van € 4.000,00 (€ 400,00 per persoon). Verweerster weigert eisers financieel te compenseren, zodat zij zich genoodzaakt zagen onderhavige procedure te starten. Op grond van het voorgaande vorderen eisers van verweerster betaling van een bedrag van € 4.000,00 ter zake hoofdsom, te vermeerderen met rente en € 726,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten en (proces)kosten.

3.De beoordeling

3.1.
Eisers sub 3 tot en met 6 en eiser sub 9 zijn niet woonachtig in een EU-lidstaat. Dat werpt de vraag op of en in hoeverre dat van invloed is op de bevoegdheid van de rechter en/of de ontvankelijkheid van hun vordering.
3.2.
De Europese procedure voor geringe vorderingen is – zakelijk weergegeven – in grensoverschrijdende gevallen van toepassing in burgerlijke en handelszaken, indien de waarde van een vordering, alle rente, kosten en uitgaven niet meegerekend, op het tijdstip dat het vorderingsformulier ter griffie van de rechtbank wordt ontvangen, niet meer bedraagt dan € 5.000,00, en ten minste een van de partijen haar woonplaats of haar gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van het aangezochte gerecht (artikel 2 en 3 van de hierboven in § 1 genoemde Verordening (EG) nr. 861/2007). Verweerster heeft haar vestigingsplaats te Boedapest en dus in een andere lidstaat dan Nederland (de lidstaat van het aangezochte gerecht). De verordening bevat voor het overige geen beperkingen voor burgers uit derde landen (= niet EU-lidstaten) om van de in de verordening geregelde procedure gebruik te maken. Alle eisers kunnen dus gebruik maken van de onderhavige procedure voor geringe vorderingen.
3.3.
De kantonrechter stelt vast dat hij conform de regels in de Verordening (EG) nr. 1215/2012 bevoegd is als Nederlandse rechter van de vordering kennis te nemen. Daarbij wordt verwezen naar de uitspraak van het Europese Hof van Justitie d.d. 9 juli 2009 (Rehder-arrest, C-204/08, LJN: BJ2979, NJ 2013/314), waarin is bepaald dat in het geval van luchtvervoer van personen van of naar een lidstaat op grond van een overeenkomst die is gesloten met één enkele luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, het gerecht dat bevoegd is om kennis te nemen van een vordering tot compensatie gebaseerd op die vervoerovereenkomst en Verordening EG (261/2004), naar keuze van eiser het gerecht is in het rechtsgebied waarin zich de plaats van vertrek of de plaats van aankomst van het vliegtuig bevindt, zoals deze plaatsen in die overeenkomst zijn overeengekomen.
De overeengekomen plaats van vertrek van onderhavige vlucht was Eindhoven, zodat de kantonrechter te Eindhoven de relatief bevoegde rechter is.
3.4.
De omstandigheid dat eisers sub 3 tot en met 6 en eiser sub 9 woonachtig zijn in Servië en dus niet in een EU-lidstaat, staat aan de ontvankelijkheid van hun vordering niet in de weg. Krachtens artikel 3 lid 1 aanhef en sub a van de Verordening (EG) nr. 261/2004 is deze verordening van toepassing op passagiers die vertrekken vanaf een luchthaven die gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is. Nu de passagiers zijn vertrokken van Eindhoven Airport, deze luchthaven in Nederland ligt en Nederland lid is van het EU-verdrag, is aan genoemde voorwaarden voldaan. Ingevolge artikel 3 lid 1 aanhef en sub b is de verordening ook van toepassing op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is, tenzij zij bepaalde voordelen of compensatie hebben ontvangen en bijstand hebben gekregen in dat derde land, indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is.
In artikel 3 lid 1 en ook elders in de verordening valt niet te lezen, dat het woord "passagiers" is beperkt tot passagiers die hun woon- of verblijfplaats hebben in een EU-lidstaat, zodat ook niet EU-passagiers rechten kunnen ontlenen aan Verordening (EG) nr. 261/2004.
3.5.
Verweerster heeft (tot tweemaal toe) geen antwoord ingediend binnen de termijn van 30 dagen als bedoeld in artikel 5 lid 3 van Verordening 861/2007, zodat de kantonrechter de vordering, die hem niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal toewijzen, behoudens het volgende.
3.6.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat onvoldoende is gebleken dat de verrichte buitengerechtelijke incassowerkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
3.7.
Verweerster zal als de meest in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

4.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt verweerster om aan eisers te betalen een bedrag van € 4.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 november 2016 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt verweerster in de kosten van dit geding, aan de zijde van eisers gevallen en tot op heden vastgesteld op een bedrag van € 223,00 wegens griffierecht en een bedrag van
€ 200,00 wegens het salaris van de gemachtigde van eisers;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter te Eindhoven, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 april 2018.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91