ECLI:NL:RBOBR:2018:1843

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
18 april 2018
Zaaknummer
5640395 / 17-360
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Instapweigering bij luchtvaartmaatschappij en compensatie op basis van EU-verordening 261/2004

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, hebben eisers, bestaande uit meerdere personen, een vordering ingesteld tegen Ryanair Limited wegens instapweigering op een geboekte vlucht van Alicante naar Eindhoven op 3 augustus 2015. De eisers arriveerden om 05:30 uur op de luchthaven en hadden zich online ingecheckt. De sluitingstijd van de gate was 06:30 uur, maar door problemen met hun bagage konden zij niet tijdig inchecken. De eisers vorderden compensatie op basis van de EU-verordening 261/2004, die hen recht zou geven op compensatie van € 400 per persoon, en terugbetaling van hun retourtickets. De gedaagde, Ryanair, voerde aan dat de eisers niet tijdig bij de gate waren en dat zij zelf verantwoordelijk waren voor het tijdig inchecken van hun bagage.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd dat zij zich tijdig bij de gate hebben gemeld. De rechter oordeelde dat de instapweigering niet onterecht was, omdat de eisers niet konden aantonen dat zij zich vóór de sluitingstijd van de gate bij de gate hadden gemeld. De vorderingen van de eisers zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten. De rechter heeft ook de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen vanaf veertien dagen na aanmaning tot betaling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zaaknummer:
Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 5640395 \ CV EXPL 17-360
Vonnis van 12 april 2018
in de zaak van:

1.[mevrouw B.] ,

wonende te [plaats] ,

2. [mevrouw Van G.] ,

wonende te [plaats] ,

3. [de heer De K.] ,

wonende te [plaats] ,
4.[mevrouw B.] in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kind
[L.],
wonende te [plaats] ,
5.[de heer De K.] in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor zijn minderjarige kind
[M.] ,
wonende te [plaats] ,
6.[de heer De K.] in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor zijn minderjarige kind
[J.] ,
wonende te [plaats] ,
eisers,
gemachtigde: mr. P.W.M. Versantvoort, D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen:
de rechtspersoon naar Iers recht
Ryanair Limited,
gevestigd te Co. Dublin, Ierland,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers, Dirkzwager advocaten & notarissen.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
de dagvaarding met producties, waaronder het certificaat van betekening als bedoeld in artikel 10 EU-verordening 1393/2007;
de conclusie van antwoord met productie;
de conclusie van repliek;
e conclusie van dupliek met productie;
de akte uitlaten producties van eisers.
1.2.
Tot slot is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staat, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende vast:
2.2.
Eisers hebben bij gedaagde een vlucht geboekt voor 3 augustus 2015 (07:00 uur) met vluchtnummer FR 7522 van Alicante, Spanje naar Eindhoven, Nederland.
2.3.
Eisers zijn om 05.30 uur aangekomen op de luchthaven in Alicante. Voorafgaande aan de aankomst op de luchthaven hebben eisers
onlineingecheckt.
2.4.
De sluitingstijd van de gate was volgens de boardingkaart 06.30 uur.
2.5.
De vertrektijd van de vlucht was 07:00 uur.
2.6.
De balie voor het inchecken van (ruim)bagage sloot 40 minuten voor de vertrektijd van de vlucht, in dit geval (vlucht FR 7522) dus om 06.20 uur.
2.7.
Eisers hadden drie koffers en zes stuks handbagage. Bij het inchecken van de drie koffers bleek dat één koffer vijf kilo te zwaar was. Eisers zijn daarom uit de rij voor het inchecken gestapt, hebben de bagage herverdeeld en zijn weer achteraan in de rij aangesloten. Toen zij weer aan de beurt waren, was de balie voor het inchecken van de (ruim)bagage gesloten.
2.8.
Eisers zijn daarna met drie koffers en zes stuks handbagage de douanecontrole gepasseerd en hebben zich naar de gate begeven. Bij de douanecontrole zijn alle vloeistoffen uit de bagage van eisers verwijderd.
2.9.
Eisers zijn door gedaagde niet toegelaten tot vlucht FR 7522. Zij hebben daarom een vlucht geboekt met een andere luchtvaartmaatschappij.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen gedaagde te veroordelen tot:
betaling van een bedrag van € 3.138,64 in hoofdsom dan wel een bedrag door de kantonrechter in goede justitie te bepalen;
betaling van de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 22 december 2015 dan wel 19 maart 2016, althans vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 438,68 dan wel een bedrag door de kantonrechter in goede justitie te bepalen;
betaling van vertaalkosten ad € 450,98;
betaling van de proceskosten, het salaris van de gemachtigde van eisers daaronder begrepen;
voor het geval voldoening van het te wijzen vonnis niet binnen 10 dagen na wijzen vonnis geschiedt, betaling van de nakosten ter hoogte van € 65,50 indien geen betekening plaatsvindt, dan wel € 99,50 indien wel betekening plaatsvindt;
betaling van de wettelijke rente over de posten sub c, d, e en f vanaf 10 dagen na het te deze te wijzen vonnis tot aan de dag van volledige voldoening;
dit alles bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Eisers leggen daaraan, kort gezegd, het volgende ten grondslag.
Ingevolge artikel 4 lid 3 van EG Verordening 261/2004 (hierna: de Verordening) hebben zij recht op compensatie van € 400,00 per persoon overeenkomstig artikel 7 van de Verordening (in totaal € 2.400,00 voor 6 personen), omdat zij tijdig (om 06.25 uur) aanwezig waren bij de gate en door gedaagde niet – tegen hun wil – geweigerd hadden mogen worden op de vlucht. Op grond van artikel 8 van de Verordening hebben eisers ook recht op terugbetaling van 50% van de retourtickets ter hoogte van een bedrag van € 738,64. Nu gedaagde in verzuim is, is zij aan hen wettelijke rente verschuldigd over de hoofdsom vanaf 22 december 2015. Ook is gedaagde incassokosten verschuldigd op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW. Daarnaast dienen de vertaalkosten die op grond van art. 5 EU-betekeningsverordening zijn gemaakt ook door gedaagde vergoed te worden.
3.2.
Gedaagde voert, kort gezegd, het volgende verweer.
Eisers waren niet tijdig bij de gate aanwezig; zij hebben geen bewijs overgelegd van het tegendeel. Eisers hebben de vertraging aan zichzelf te wijten, doordat zij zich niet hebben gehouden aan de voorwaarden die gelden voor (het inchecken van) de bagage.
Het is de verantwoordelijkheid van eisers dat zij tijdig op de luchthaven aanwezig zijn en, indien zij beschikken over (ruim)bagage, dat deze tijdig wordt ingecheckt en voldoet aan de voorwaarden.
Zij concludeert dan ook primair tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van eisers in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente en de nakosten. Voor zover de hoofdvordering wordt toegewezen concludeert zij subsidiair tot afwijzing van de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, danwel meer subsidiair deze te matigen, alsmede de vordering tot vergoeding van de wettelijke rente af te wijzen en de vordering voor (overige) kosten af te wijzen.

4.De beoordeling

Bevoegdheid
4.1.
De kantonrechter zal aan de hand van de Verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken EG/1215/2012 (hierna EEX-Vo) dienen te bepalen of hij als Nederlandse rechter bevoegd is.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat hij op grond van artikel 7 lid 1 sub b tweede streepje EEX-Vo bevoegd is als Nederlandse rechter van de vordering kennis te nemen. Zie voorts LJN: BJ2979, Hof van Justitie van de EG/EU, 09-07-2009, C-204/08 (Rehder-arrest), waarin is bepaald dat in het geval van luchtvervoer van personen van een lidstaat naar een andere lidstaat op grond van een overeenkomst die is gesloten met één enkele luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, het gerecht dat bevoegd is om kennis te nemen van een vordering tot compensatie gebaseerd op die vervoerovereenkomst en Verordening EG (261/2004), naar keuze van eiser het gerecht is in het rechtsgebied waarvan zich de plaats van vertrek of de plaats van aankomst van het vliegtuig bevindt, zoals deze plaatsen in die overeenkomst zijn overeengekomen.
4.3.
De kantonrechter te Eindhoven is de relatief bevoegde rechter nu de overeengekomen plaats van aankomst Eindhoven was.
Is er sprake van instapweigering?
4.4.
Artikel 4 lid 3 van de Verordening regelt dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert aan passagiers die tegen hun wil de toegang tot een vlucht wordt geweigerd, onmiddellijk overeenkomstig artikel 5 een compensatie betaalt en hen bijstand biedt overeenkomstig artikel 8 en 9.
Centraal staat daarom de vraag of sprake is geweest van een instapweigering door gedaagde.
4.5.
In artikel 2 sub j van de Verordening is een instapweigering als volgt gedefinieerd:
“weigering om passagiers op een vlucht te vervoeren, hoewel zij zich voor instappen hebben gemeld volgens de voorwaarden van artikel 3, lid 2, zonder dat de instapweigering is gebaseerd op redelijke gronden, zoals redenen die te maken hebben met gezondheid, veiligheid of beveiliging, of ontoereikende reisdocumenten.”
4.6.
Niet in geschil is dat eisers zich online hebben aangemeld ("ingecheckt") voor onderhavige vlucht, een en ander overeenkomstig artikel 3 lid 2, sub a, eerste gedachtestreepje van de Verordening: eisers waren immers bij aankomst op de luchthaven van Alicante in het bezit van instapkaarten ("boardingkaarten", productie 3 bij dagvaarding). Eisers stellen dat zij, ondanks dat zij zich tijdig bij de gate hebben gemeld, zonder redelijke grond zijn geweigerd voor onderhavige vlucht.
4.7.
De standpunten van partijen lopen uiteen over de vraag of eisers zich tijdig, dat wil zeggen uiterlijk om 06.30 uur, hebben gemeld bij de gate. Partijen twisten dus over de vraag of gedaagde een redelijke grond had om eisers te weigeren voor vlucht FR 7522.
4.7.1.
Eisers stellen dat zij, vanwege het sluiten van de incheckbalie voor de bagage, de drie koffers en zes stuks handbagage moesten meenemen naar de gate; de drie koffers zouden dan handmatig in het vliegtuig worden gelegd. Zij hebben zich om 06.25 uur, dus vóór het sluiten van de gate om 06.30 uur, bij de gate gemeld, maar moesten in opdracht van de grondstewardess uit de wachtende rij gaan en aan de kant wachten. De stewardess keek raar naar de grote koffers; die zouden niet passen in de schappen boven de stoelen. De 10 passagiers die achter hen stonden werden wel toegelaten. Vervolgens werden eisers uitgecheckt en werd hen om 06.55 uur meegedeeld dat de gate was gesloten.
4.7.2.
Gedaagde voert aan dat eisers zich niet tijdig bij de gate hebben gemeld en dat het door eisers geschetste tijdpad ook niet realistisch is. Zij betwist dat eisers zich tijdig konden melden bij de gate. Eisers zijn terecht om 06.54 uur uitgecheckt (productie 1 bij dupliek). Het tijdpad is niet realistich. Eisers erkennen immers, dat de incheckbalie voor de bagage (na het ompakken van koffers) gesloten was toen zij de koffers opnieuw wilden aanbieden. Dat moet dus om 06.20 uur zijn geweest of daarna. Gelet op de situatie op de luchthaven van Alicante, waarbij eisers nog door de douanecontrole moesten en daarbij de koffers zijn geïnspecteerd en vloeistoffen en parfums moesten worden weggegooid, is het onmogelijk dat eisers reeds vijf minuten later (dus om 06.25 uur) bij de gate waren. Het is niet zo dat eisers zijn geweigerd in verband met een overboeking: in het toestel was nog plaats voor acht passagiers.
4.7.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Uit de stellingen van gedaagde wordt niet duidelijk wat nu precies de reden voor de instapweigering is geweest: het feit dat eisers te laat bij de gate waren of het feit dat eisers zich niet aan de bagagevoorwaarden hebben gehouden of beide. Uit de stellingen van eisers lijkt immers te moeten worden afgeleid dat de omstandigheid, dat zij behalve de zes stuks handbagage ook nog drie koffers bij zich hadden die niet in de schappen boven de stoelen zouden passen, voor de grondstewardess reden is geweest om eisers uit de rij te halen en hen vervolgens niet (meer) toe te laten terwijl 10 andere passagiers nog wel werden toegelaten.
Wat daar echter ook van zij: gelet op het gemotiveerd onderbouwde verweer van gedaagde, had het op de weg van eisers gelegen bewijs te leveren van hun stelling dat zij zich vóór het sluiten van de gate daar hebben gemeld. Zij hebben evenmin bewijs overgelegd waaruit blijkt dat het op de luchthaven van Alicante mogelijk is om zich binnen een tijdsbestek van vijf minuten (al dan niet met een mini-auto gefaciliteerd door het douane-/luchthavenpersoneel), waarbij ook nog sprake was van het door hen beschreven oponthoud bij de douane, van de bagage-incheckbalie naar de gate te begeven.
Eisers sub 1, 2 en 3 hebben aangeboden zichzelf als getuigen te horen. Eisers sub 1, 2 en 3 dienen in dit geval te worden beschouwd als partijgetuigen. De verklaringen van partijgetuigen kunnen echter slechts dienen als aanvulling van ander (onvolledig) bewijs. Nu in dit geval geen sprake is van enig (begin van) bewijs, kunnen eventuele verklaringen van eisers sub 1, 2 en 3 niet strekken tot aanvulling van onvolledig bewijs. Daarmee is niet komen vast te staan dat eisers zich tijdig, dus vóór 06.30 uur, bij de gate hebben gemeld. Dit betekent dat de gevolgen van het niet tijdig melden bij de gate en/of van het niet tijdig ingecheckt zijn van de koffers voor rekening en risico van eisers dienen te blijven.
4.8.
Het voorgaande leidt er toe dat geen sprake is geweest van een instapweigering. Daarom zullen de vorderingen van eisers worden afgewezen.
Proces- en nakosten
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van eisers omdat zij in het ongelijk worden gesteld. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf veertien dagen nadat eisers schriftelijk tot betaling van deze kosten zijn aangemaand.
4.10.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment al kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, aan de kant van gedaagde tot op heden vastgesteld € 400,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde van gedaagde, met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen nadat gedaagde partij schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand;
veroordeelt eisers in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 100,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), en te vermeerderen, onder de voorwaarde dat eisers niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van de betekening van het vonnis;
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2018.