ECLI:NL:RBOBR:2018:1669

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 april 2018
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
01/997012-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling van beschermde vogelsoorten en illegale handel in inheemse en uitheemse vogels

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 13 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van opzetheling van vijftien amazonepapegaaien, een hyacintara en negen Europese bijeneters. De verdachte werd ook verweten dat hij minimaal twee maanden had gehandeld in niet of niet goed geringde beschermde inheemse en uitheemse vogels. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de vogels van misdrijf afkomstig waren en dat hij de aanmerkelijke kans had aanvaard dat dit het geval was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met een dagvaarding op 13 december 2017. Tijdens de terechtzitting op 30 maart 2018 werd de tenlastelegging gewijzigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte, een professionele vogelhandelaar, had de vogels gekocht zonder de legale herkomst te verifiëren, ondanks dat hij op de hoogte was van de geldende regelgeving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde door de vogels te kopen en te verhandelen zonder de juiste identificatie en registratie.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de schade die de diefstal van de vogels had veroorzaakt voor de betrokken dierentuinen. De verdachte had eerder al een waarschuwing ontvangen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, maar bleef desondanks illegale praktijken voortzetten. De rechtbank legde een zwaardere straf op dan door de officier van justitie was gevorderd, om de ernst van de feiten te onderstrepen en om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/997012-16
Datum uitspraak: 13 april 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1988] ,
wonende te [postcode] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 maart 2018. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 december 2017. Op de terechtzitting van 30 maart 2018 is de dagvaarding tot tweemaal toe gewijzigd. Bij de tweede wijziging van de tenlastelegging heeft de officier van justitie ter terechtzitting van 30 maart 2018 mondeling medegedeeld wijziging van het onder 3 ten laste gelegde feit te vorderen. Bij het op schrift stellen van die vordering is een omissie begaan. De rechtbank leest in de tweede wijziging van de tenlastelegging telkens “Feit 3” in plaats van “Feit 1”. Na de wijzigingen van de tenlastelegging, met inachtneming van de hiervoor genoemde omissie, wordt aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 14 tot en met 17 april 2016 te Nuland (gemeente Den Bosch) en/of Veldhoven en/of Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten 15, althans een aantal, amazonepapegaaien en/of een hyacintara heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2. hij op of omstreeks 29 januari 2016 te Nuland (gemeente Den Bosch), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goederen, te weten 10, althans een aantal, Europese bijeneters, althans vogels heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3. hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 16 juni 2016 te Nuland (gemeente Den Bosch), althans een of meer plaatsen in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk,
  • 4 putter(s) (Carduelis carduelis) heeft gekocht / te koop heeft gevraagd (omstreeks 18 april 2016, zie proces-verbaal pagina 219, tapgesprek 133);
  • een kneu (Carduelis cannabina) heeft verkocht / te koop heeft gevraagd of ten verkoop heeft aangeboden (omstreeks 21 april 2016, zie proces-verbaal pagina 220, tapgesprek 279);
  • een putter (Carduelis carduelis) heeft verkocht (omstreeks 27 april 2016, proces-verbaal pagina 517-536 (controle afnemer));
  • één of meerdere appelvink(en) (Coccothraustes coccothraustes) ten verkoop voorhanden of in voorraad heeft gehad en/of ten verkoop heeft aangeboden (omstreeks 3 mei 2016, proces-verbaal pagina 222, tapgesprek 877);
  • een kneu (Carduelis cannabina) heeft gekocht / te koop heeft gevraagd (omstreeks 27 mei 2016, proces-verbaal pagina 230, tapgesprek 1803 en 1805);
  • een barmsijs (Carduelis flammea) heeft gekocht / te koop heeft gevraagd (omstreeks 31 mei 2016, proces-verbaal pagina 233, tapgesprek 2028);
  • 2 Europese kanaries (Serinus serinus) heeft verkocht (omstreeks 23 en 24 mei 2016, proces-verbaal pagina 443-449 (pseudokoop);
  • 3 Japanse nachtegalen (Leiothrix luteau) ten verkoop voorhanden of in voorraad heeft gehad (omstreeks 3 juni 2016, proces-verbaal pagina 450-470 (doorzoeking));
  • 2 pimpelmezen (Parus caeruleus) heeft verkocht (omstreeks 16 juni 2016,
proces-verbaal pagina 584-593 (pseudokoop)).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Inleiding.
Verdachte staat terecht omdat hij vijftien amazonepapegaaien, een hyacintara en tien Europese bijeneters zou hebben verhandeld terwijl hij wist dat die vogels van misdrijf afkomstig waren en omdat verdachte beschermde inheemse en uitheemse vogels zou hebben verhandeld terwijl die vogels niet of niet goed waren geringd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van feit 1 en feit 2 bepleit dat verdachte ten tijde van het verkrijgen van de vogels geen wetenschap had van de criminele herkomst ervan en stelt dan ook dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Ook voor feit 3 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat er geen sprake was van opzet bij verdachte en/of er onvoldoende bewijs is.
De bewijsmiddelen.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage.
Het oordeel van de rechtbank.
Feit 1: De 15 amazonepapegaaien en de hyacintara
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij deze vogels heeft gekocht van een hem onbekende man zonder enig onderzoek in te stellen naar de al dan niet legale herkomst van de vogels. Over de verkoper kan verdachte niets verklaren. Hij beschikt niet over gegevens aan de hand waarvan de identiteit van de verkoper zou kunnen worden achterhaald. Verdachte was een professionele vogelhandelaar en uit dien hoofde op de hoogte van de geldende regelgeving en de gangbare methoden om als koper de (legale) herkomst van de te kopen vogels vast te stellen. Van verdachte had nog meer alertheid en voorzichtigheid verwacht mogen worden gezien het feit dat hij eind januari 2016 een aantal Europese bijeneters had gekocht die van misdrijf afkomstig bleken te zijn (feit 2). Tot slot is de koopprijs van € 2000,-, die verdachte volgens zijn eigen verklaring heeft betaald voor de hyacintara () vele malen lager dan de marktwaarde van deze vogel. Ook deze verdacht lage prijs heeft verdachte niet doen besluiten van de koop af te zien of op zijn minst een nader onderzoek in te stellen.
Gelet op bovenstaande omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte bij de aankoop van de hyacintara en de amazonepapegaaien willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze vogels van misdrijf afkomstig waren; De rechtbank acht opzetheling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2: De Europese bijeneters
De rechtbank acht de verklaring van verdachte over de aankoop van de Europese bijeneters niet geloofwaardig. Verdachte heeft verklaard dat hij de Europese bijeneters heeft gekocht zonder eerst in het kistje te hebben gekeken. Nu verdachte bedrijfsmatig vogels in- en verkocht, is niet geloofwaardig dat hij de vogels ongezien heeft ingekocht. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat Europese bijeneters geringd moeten zijn. Deze Europese bijeneters waren niet geringd. Een snelle blik op de vogels was daarom al genoeg om dit te zien en daarmee vast te stellen dat de vogels niet voldeden aan de geldende wet- en regelgeving. Ondanks het ontbreken van de wettelijk vereiste pootringen heeft verdachte de vogels toch gekocht. Daarmee heeft hij zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan opzetheling. Overigens geldt ook hier, net als bij feit 1, dat verdachte de vogels naar eigen zeggen gekocht heeft van een hem onbekende man wiens identiteit niet meer te achterhalen is. De door verdachte afgelegde verklaring inhoudende dat hij dacht dat hij geen Europese maar Afrikaanse bijeneters kocht (waarvoor de ringplicht mogelijk niet zou gelden), schuift de rechtbank als volstrekt ongeloofwaardig ter zijde. Desgevraagd kon verdachte op geen enkele manier uitleggen waarin de twee soorten van elkaar verschillen en waarom hij dacht met de Afrikaanse variant van doen te hebben.
Feit 3: Illegale handel inheemse en uitheemse beschermde vogelsoorten
Verdachte wordt verweten in een periode van bijna twee maanden illegale handel te hebben gedreven met inheemse en uitheemse beschermde vogelsoorten. De rechtbank acht niet bewezen dat met de term 'rooikoppen' in één van de tapgesprekken de vogelsoort putters wordt bedoeld en spreekt verdachte daarom vrij van het kopen / te koop vragen van 4 putters op 18 april 2016. Voor het overige acht de rechtbank op basis van de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, hetgeen onder feit 3 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen. Uit de tapgesprekken blijkt herhaaldelijk dat het verdachte niet uitmaakte dat de ringen niet de juiste maat hadden of niet aan de daartoe gestelde eisen voldeden en ondanks dergelijke gebreken bereid was en ertoe overging vogels in te kopen, voorhanden te hebben of te verkopen. Verdachte neemt het duidelijk niet zo nauw met de geldende wet- en regelgeving en is in algemene zin bereid om ook vogels die daaraan niet voldoen in te kopen en te verkopen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. in of omstreeks de periode van 14 tot en met 17 april 2016 in Nederland vijftien amazonepapegaaien en één hyacintara heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2. op 29 januari 2016 te Nuland, gemeente Den Bosch, negen Europese bijeneters voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3. in de periode van 21 april 2016 tot en met 16 juni 2016 te Nuland, gemeente Den Bosch, telkens opzettelijk
  • één kneu (Carduelis cannabina) heeft verkocht op 21 april 2016,
  • één putter (Carduelis carduelis) heeft verkocht op 27 april 2016,
  • appelvinken (Coccothraustes coccothraustes) ten verkoop voorhanden en in voorraad heeft gehad en ten verkoop heeft aangeboden op 3 mei 2016,
  • één kneu (Carduelis cannabina) te koop heeft gevraagd op 27 mei 2016,
  • één barmsijs (Carduelis flammea) te koop heeft gevraagd op 31 mei 2016,
  • twee Europese kanaries (Serinus serinus) heeft verkocht op 24 mei 2016,
  • drie Japanse nachtegalen (Leiothrix luteau) ten verkoop voorhanden en in voorraad heeft gehad op 3 juni 2016,
  • twee pimpelmezen (Parus caeruleus) heeft verkocht op 16 juni 2016.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten bewezen en vordert dat verdachte daarvoor zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uur subsidiair 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarbij heeft de officier van justitie aangevoerd dat hij bij zijn waardering van de strafwaardigheid van feit 3 rekening heeft gehouden met een veelvoud van de tenlastegelegde vogels. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Voor het geval de rechtbank tot een strafoplegging aan verdachte mocht overgaan heeft de raadsman betoogd dat kan worden volstaan met een deels voorwaardelijke taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft 15 amazonepapegaaien, een hyacintara en negen Europese bijeneters gekocht terwijl hij wist / de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze dieren van diefstal of een ander misdrijf afkomstig waren (opzetheling). Heling is een ernstig en hinderlijk feit, dat ervoor zorgt dat vermogenscriminaliteit in stand blijft. De twee dierentuinen waaruit de vogels zijn gestolen hebben veel last en schade gehad van deze feiten.
Daarnaast heeft verdachte in een periode van bijna twee maanden illegale handel gedreven in beschermde vogels, door deze vogels niet geringd of verkeerd geringd te verhandelen. De regels tegen illegale handel van inheemse en uitheemse vogels hebben tot doel bescherming van bedreigde vogels die in het wild leven. Door deze te overtreden heeft verdachte het maatschappelijk belang dat verbonden is aan de instandhouding van deze diersoorten geschonden.
Strafverzwarende omstandigheden
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij steeds weer de fout in is gegaan. Hij heeft de Europese bijeneters gekocht terwijl deze niet geringd waren. Op 1 maart 2016 is hij gewaarschuwd door een inspectiebezoek van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Verdachte heeft toen een strafbeschikking opgelegd gekregen wegens het aantreffen van niet goed geringde vogels. Toch heeft verdachte de maand erop de vijftien amazonepapegaaien en de hyacintara onder zeer dubieuze omstandigheden gekocht. Verdachte is op 3 juni 2016 gearresteerd op verdenking van onderhavige feiten en heeft vervolgens op 16 juni 2016 weer verkeerd geringde vogels verkocht. Ondanks meerdere momenten waarop verdachte op zijn fouten is gewezen, heeft hij zijn illegale praktijken gewoon voortgezet.
Verdachte heeft de onder feit 1 en 2 genoemde vogels doorverkocht terwijl hij inmiddels zeker wist dat ze gestolen waren uit dierentuinen. Hij heeft geen enkele waarde gehecht aan de belangen van de bestolen eigenaars. Hij heeft in plaats van naar de politie of de eigenaars te stappen en 'zijn verlies' te nemen, de vogels meteen doorverkocht met het aanzienlijke risico dat ze zouden verdwijnen in het illegale circuit en de eigenaren hun dieren nooit meer terug zouden krijgen. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen (financiële) belangen. De rechtbank houdt bij de opzetheling ook rekening met de grote economische waarde van de vogels.
Verdachte had een vogelspeciaalzaak. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij bedrijfsmatig heeft gehandeld in niet geringde of onjuist geringde vogels. Hij heeft hierbij over een lange periode structureel en op grote schaal gehandeld in strijd met de wet. Uit zijn verklaring blijkt dat hij ook hier in de eerste plaats oog heeft gehad voor zijn eigen (financiële) belangen. Als het druk is in de winkel, is dat voor verdachte naar eigen zeggen voldoende aanleiding om aan te kopen vogels niet goed of helemaal niet te controleren. Zijn verklaring dat hij toch vooral een dierenliefhebber is, staat in schril contrast met de manier waarop hij met de ter bescherming van deze dieren opgestelde wetgeving is omgesprongen.
De strafmodaliteit
Gelet op bovenstaande, is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Met het voorwaardelijk gedeelte van deze gevangenisstraf wil de rechtbank enerzijds de ernst van de feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds de kans dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen verkleinen.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van zes maanden gevangenisstraf met aftrek waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden is.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 27, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en
1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en
13 van de Flora- en faunawet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten telkens.

opzetheling.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde feit.

overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13 eerste lid aanhef en onder a van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf.
Ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten.
 een
gevangenisstrafvoor de duur
van zes maanden.
beveelt dat de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf groot
drie maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.M. Zandbergen, voorzitter,
mr. A.H.J.J. van de Wetering en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 13 april 2018.