ECLI:NL:RBOBR:2018:1654

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2018
Publicatiedatum
10 april 2018
Zaaknummer
6470417 / CV EXPL17-10168
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en boete door Q-Park na onrechtmatig uitrijden door gedaagde

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands II B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens onrechtmatig uitrijden uit een parkeergarage zonder betaling van het verschuldigde parkeergeld. De vordering betreft een bedrag van € 377,20, vermeerderd met rente en kosten. De procedure begon met een dagvaarding door Q-Park, waarop [gedaagde] een conclusie van antwoord heeft ingediend. Tijdens een comparitie op 6 maart 2018 zijn de feiten en standpunten van beide partijen besproken. Q-Park stelt dat [gedaagde] op 7 januari 2017 om 01:34 uur de parkeergarage heeft verlaten door bumper-klevend achter een voorganger langs de slagboom te rijden, wat in strijd is met de algemene voorwaarden van Q-Park. De algemene voorwaarden bevatten bepalingen over het tarief voor een verloren kaart en de verplichting om voorafgaand aan het verlaten van de parkeergarage te betalen.

[gedaagde] betwist de vordering en stelt dat hij wel degelijk heeft betaald voordat hij de parkeergarage verliet. Hij ontkent dat hij onrechtmatig heeft gehandeld en stelt dat hij niet op de hoogte was van de algemene voorwaarden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de algemene voorwaarden op voldoende wijze zijn bekendgemaakt en dat [gedaagde] zich aan deze voorwaarden moet houden. De rechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de parkeergarage op een onrechtmatige manier heeft verlaten en dat hij het tarief voor een verloren kaart van € 28,00 verschuldigd is, evenals een boete van € 300,00. De kantonrechter heeft de vordering van Q-Park in zijn geheel toegewezen, inclusief de rente en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht Eindhoven
Zaaknummer : 6470417
Rolnummer : 17-10168
Uitspraak : 5 april 2018
in de zaak van:
Q-Park Operations Netherlands II B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel,
t e g e n :
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. drs. A. van der Toorn.
Partijen zullen verder worden aangeduid als ‘Q-Park’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.De procedure

Q-Park heeft bij dagvaarding gesteld en gevorderd als na te melden. [gedaagde] heeft een conclusie van antwoord genomen. Bij tussenvonnis van 11 januari 2018 is vervolgens een comparitie van partijen gelast. Q-Park heeft op 29 januari en 26 februari 2018 stukken gedeponeerd. De comparitie heeft plaatsgevonden op 6 maart 2018. Daarop is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is eigenaar van de Volkswagen Polo met het kenteken [nummer] (hierna: ‘de auto’).
2.2.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccomodaties in Nederland.
2.3.
[gedaagde] heeft met Q-Park op 7 januari 2017 een (parkeer)overeenkomst gesloten, door zijn auto in de parkeergarage te parkeren.
2.4.
Bezoekers die hun auto in deze parkeergarage willen parkeren, rijden voordat zij door de slagboom naar binnen gaan langs een bord waarop de parkeertarieven en de toepasselijkheid van algemene voorwaarden staan vermeld.
2.5.
Artikel 5.9 van de algemene voorwaarden luidt:
“De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig door Q-park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,-- en zulks onverminderd de rechten van Q-park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
2.6.
Artikel 6.3. van de algemene voorwaarden luidt:

Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-park voor de desbetreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
2.7.
Artikel 6.5. van de algemene voorwaarden luidt:
“In geval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het door
Q-Park betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief). De parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.

3.Het geschil

3.1.
Q-Park vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 377,20 vermeerderd met rente en kosten als vermeld in de dagvaarding.
3.2.
Q-Park legt aan haar vordering ten grondslag dat door het in de parkeergarage
aanwezige parkeermanagement systeem (PMS) alsmede door de camera’s is geconstateerd dat [gedaagde] de betreffende parkeeraccomodatie op 7 januari 2017 te 01.34 uur op onrechtmatige wijze en in strijd met de overeenkomst tussen partijen en haar algemene voorwaarden is uitgereden door bumper-klevend achter een voorganger langs c.s. onder de slagboom bij de uitritterminal van Q-Park uit te rijden (het zogenoemde ‘treintje rijden)’.
Q-Park vordert op grond van haar algemene voorwaarden het tarief verloren kaart ad € 28,00 en een bedrag van € 300,00 ter zake van aanvullende schadevergoeding. Tevens vordert zij rente en een bedrag van € 49,20 aan buitengerechtelijke kosten.
3.3.
[gedaagde] heeft- zakelijk weergegeven - het volgende verweer gevoerd.
Hij betwist de vordering. Hij ontkent dat er sprake is geweest van treintje rijden en dat hij in strijd met enig artikel heeft gehandeld. Hij is weliswaar direct na zijn voorganger de accommodatie uitgereden, maar nadat hij voor het uitrijden had betaald. Het feit dat hij bij het uitrijden vlak nadat een andere bestuurder de slagboom was gepasseerd zelf die slagboom heeft gepasseerd betekent nog niet dat hij op onrechtmatige wijze de accommodatie heeft verlaten. Het komt wel vaker voor dat de slagboom open blijft staan of omhoog gaat als die door een bestuurder met een geldig uitrijdkaart wordt benaderd. Hij betwist dat hem een redelijke mogelijkheid is geboden om, voordat hij een kaartje uit de automaat haalde, inhoudelijk kennis te nemen van de algemene voorwaarden. Hij betwist dat er een sticker op de inritterminal aanwezig was. Eveneens betwist hij dat hij een schadevergoeding van
€ 300,-- verschuldigd is. Subsidiair geldt dat hem nimmer een ingebrekestelling heeft bereikt, noch hem een termijn is geboden om alsnog voor betaling zorg te dragen. Van het komen te verkeren in verzuim is dan ook geen sprake. Het aangetekend schrijven van 17 februari 2017 (productie 4 bij dagvaarding) en de brieven van 17 februari 2017 en 7 juli 2017 hebben hem nimmer bereikt. Meer subsidiair geldt dat hij betwist dat het gesteld treintje rijden tot een aanzienlijke schade zou lijden. Dit wordt ook niet onderbouwd en matiging dient te worden toegepast. Hij betwist voorts dat hij de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd. Hij heeft nimmer in verzuim verkeerd. De sommaties hebben hem niet bereikt of zijn naar een verkeerd adres gestuurd.

4.De beoordeling

4.1.
De algemene voorwaarden zijn naar het oordeel van de kantonrechter op voldoende wijze duidelijk gemaakt. Als een verwijzing naar de algemene voorwaarden naar de website al niet op het parkeerkaartje stond, zoals Q-Park ter comparitie heeft opgemerkt staan deze voldoende duidelijk op de kennismakingsborden. De algemene voorwaarden zijn daarom op de onderhavige parkeerovereenkomst van toepassing.
4.2.
De wijze van rijden van [gedaagde] is precies wat wordt bekritiseerd in het geval van treintje rijden. Uit de ter comparitie getoonde beelden van het door [gedaagde] uitrijden van de garage blijkt dat op zeer dichte afstand van de voorligger [gedaagde] stil staat en voordat de slagboom helemaal open is hij oprijdt tot vrijwel tegen de bumper van de voorligger die op dat moment nog moet wachten totdat de slagboom geheel open is. Nagenoeg synchroon rijdt [gedaagde] vervolgens achter de auto aan die dan optrekt, om vervolgens met verhoogde snelheid de tweede uitrit te volgen vanaf het moment van splitsing. Deze ondoordachte en risicovolle rijtstijl is niet door [gedaagde] uitgelegd. Er is geen enkele rechtvaardiging voor deze agressieve rijstijl gegeven. Niet anders kan dan geconcludeerd worden dan dat [gedaagde] het er om te doen was zonder te betalen de parkeergarage te verlaten. Hij zou betaald hebben maar mocht hij gerekend hebben op kentekenherkenning zodat de slagboom ook voor hem open zou zijn blijven staan dan is er nog geen excuus of begrip voor deze wijze van uitrijden op te brengen. Overigens kent deze garage onweersproken geen kentekenherkenning.
Er rekening mee houdend dat [gedaagde] niet betaald heeft, zou dit zijn enige wijze zijn om de garage te kunnen verlaten. Dit betekent dat het treintje rijden is komen vast te staan.
4.3.
[gedaagde] heeft niet aangetoond dat hij de parkeerkosten heeft betaald. Artikel 6.3. van de algemene voorwaarden bepaalt, dat indien geen sprake is van een geldig parkeerbewijs, het voor de parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd is. Deze bepaling komt de kantonrechter niet onredelijk voor. [gedaagde] heeft niet betwist dat het voor de parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” € 28,-- bedraagt. De door Q-Park gevorderde dagvergoeding van € 28,00 is daarom toewijsbaar.
4.4.
[gedaagde] is consument. Op grond van onder meer artikel 6.3 van deze algemene voorwaarden is [gedaagde] aan Q-Park een boete verschuldigd. De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08, punt 32) en de Hoge Raad (13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.5.3) ambtshalve te beoordelen of het beding onredelijk bezwarend is. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat, in het geval wordt vastgesteld dat een beding ‘oneerlijk’ is in de zin van artikel 3 lid 1 en punt e uit de bijlage van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn), deze de boete niet mag matigen, maar zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (HvJ 30 mei 2013, C 488/11, punt 57), tenzij de consument zich hiertegen verzet (HvJ 4 juni 2009,
C 243/08, punt 35). Daartoe dient artikel 6:233 BW conform de richtlijn te worden uitgelegd en – indien de kantonrechter vaststelt dat het beding ‘oneerlijk’ is – het beding ambtshalve te worden vernietigd (HR 13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.7.1 – 3.7.3).
De kantonrechter is van oordeel dat de door Q-Park bedongen boete, gelet op hetgeen door Q-Park is gesteld over de beoogde preventieve werking daarvan, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de parkeergarage, het feit dat [gedaagde] , er bewust voor heeft gekozen de parkeergarage op deze ongebruikelijke en ongewenste wijze te verlaten, en op de gemotiveerde onderbouwing van Q-Park van de hoogte van de hierdoor door haar geleden schade, niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn 93/13. Het door Q-park gevorderde bedrag is aan boete van € 300,-- is nu deze door Q-Park in de dagvaarding voldoende is onderbouwd. De kantonrechter ziet geen aanleiding tot matiging van dit bedrag. Nu nakoming blijvend onmogelijk is een ingebrekestelling niet nodig. De boete is dan ook toewijsbaar.
4.5.
De kantonrechter gaat er vanuit dat de aangetekende brief d.d. 17 februari 2018 is verstuurd en dat de reden van niet ontvangst hoogstwaarschijnlijk gelegen is in het feit dat het niet het woonadres op dat moment was van [gedaagde] , terwijl hij de inschrijving in het Gemeentelijke Basisadministratie op dat adres in stand gelaten had en pas op 22 maart 2017 heeft gewijzigd. Deze omstandigheid kan Q-Park niet worden tegengeworpen. Mocht de brief van 17 februari 2017 niet verstuurd zijn zoals wordt verondersteld door [gedaagde] dan nog zijn de andere brieven wel verstuurd. Het adres is dan een adres waar [gedaagde] niet meer woonde, maar volgens zijn opgave woonden daar zijn grootouders en werd zijn post apart gehouden. Dat [gedaagde] niet heeft gezorgd voor een adequate verwerking van zijn post komt voor zijn rekening en risico. De kantonrechter is van oordeel dat het eventuele niet dan wel niet tijdig bereiken van de ingebrekestelling en de aanmaningen het gevolg is van het eigen handelen dan wel nalaten van [gedaagde] . Dit betekent dat deze omstandigheden rechtvaardigen dat hij in verzuim is komen te verkeren.
4.6.
De rente, waartegen [gedaagde] bezwaar heeft gemaakt, is als op de wet gegrond toewijsbaar als na te melden nu deze het gevolg is van het uitblijven van tijdige betaling.
4.7.
Q-Park maakt tevens aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, waartegen [gedaagde] bezwaar heeft gemaakt. Nu vaststaat dat aan de vereisten van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan en het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten overeenkomt met het in het Besluit bepaalde tarief, zal dit deel van de vordering ook worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten is slechts toewijsbaar vanaf de dag waarop deze kosten zijn voldaan. Nu niet is gesteld of gebleken dat deze kosten al daadwerkelijk door eisende partij zijn betaald, wordt de rente over de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
4.8.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park tegen bewijs van kwijting een bedrag te betalen van
€ 377,20, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Q-Park tot vandaag begroot op
€ 83,51 ter zake dagvaardingskosten, € 117,00 ter zake griffierecht en € 120,00 ter zake salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op de in de aanhef vermelde datum.