Ik zag dat in kolom 1 het kopje “veiligheid” was opgenomen., Ik zag onder dit kopje een aantal teksten staan waaronder:
o VGWM-deelprojectplan
o Taluds/damwanden/beveiligingen bepaald
o Gezamenlijke risico’s
Ik zag dat achter de tekst “VGWM-deelprojectplan” niets was ingevuld. Ik zag dat achter de tekst “Taluds/damwanden/beveiligingen bepaald” een kruisje was geplaatst in de kolom “NVT”. Ik zag dat achter de tekst “Gezamenlijke risico’s” niets was ingevuld.
(…)
Op vrijdag 17 juni heb ik de volgende documenten geraadpleegd:
• Abomafoon 2.06, Grondwerk, putten en sleuven (bijlage 31)
• CROW publicatie 335, Werken met stabiele grond (bijlage 32)
(…)
Ik heb Abomafoon 2.06 nader bestudeerd, ik zag de volgende teksten in deze publicatie:
• De grootste risico’s zijn het inkalven van het talud en het bezwijken van grondkerende constructies.
• Indien de diepte van een put of sleuf meer bedraagt dan 1 m, moeten er stempelingen, bekistingen of damwanden worden toegepast, of er moet onder een veilig talud worden ontgraven.
Tabel 1 geeft daarover informatie.
• Van geval tot geval moet vooraf door een deskundige worden bepaald en zo nodig berekend, welke maatregelen noodzakelijk zijn. Daarbij moet rekening gehouden worden met de eventueel te verwachten ongunstige invloeden zoals:
o Waterbezwaar door de hoogte van de grondwaterspiegel of door regen, vorst en dooi, lekkages, enz:
o Zware bovenbelasting bij of langs de sleuf of put, door opslag van grond, materiaal of materieel;
o Trillingen, bijvoorbeeld veroorzaakt door een graafmachine, een heistelling, zwaar verkeer of verdichtingsapparatuur.
• Naast een talud dat dieper is dan 1m, moeten stroken van tenminste 50 cm worden vrijgehouden van de opslag van grond en materialen.
• Vanzelfsprekend moet worden voorkomen dat tijdens werkzaamheden mensen en/of voertuigen in de put of sleuf terechtkomen. Goede afzettingen en zo nodig verlichting zijn
van groot belang.
Ik heb tabel 1 van Abomafoon nader bestudeerd. Ik zag dat de volgende uitgangspunten van toepassing zijn op de ongevalslocatie:
• Grondsoort: Zand of leem;
• Los of geroerd;
• Diepte in m onder het maaiveld: 1,00 – 4,00;
• Talud niet steiler dan 1:1;
Uit deze gegevens blijkt dat bij een diepte van 2,2 meter het talud minimaal 2,2 meter breed dient te zijn.
(…)
Ik heb de CROW publicatie 335 nader bestudeerd, ik zag de volgende teksten in deze publicatie:
Het afkalven, schuiven en omklappen van instabiele taluds bij ontgravingen en ophogingen leidt tot vele incidenten. Hoewel de gevolgen vaak beperkt zijn, zijn er in Nederland jaarlijks nog steeds gewonden en zelfs dodelijke slachtoffers te betreuren.
• Deze richtlijn is opgesteld om grondwerkzaamheden met een beperkte omvang veilig te laten plaatsvinden.
• Deze publicatie is opgesteld voor grondwerken waarbij zonder inzet van een geotechnicus of constructeur (specialist) gewerkt wordt bij ontgravingen en/of ophogingen met een
hoogteverschil van maximaal 1,75 meter. Deze maat is door de werkgroep gekozen op basis van de gemiddelde lengte van een medewerker. Dit type grondwerk kan met zo nodig eenvoudige hulpmiddelen (sleufbekisting, systeemwanden) bij de juiste voorbereiding zonder specialist worden uitgevoerd. Deze richtlijn baseert zich op de Nederlandse praktijk en de in Nederland voorkomende bodemtypen.
Voor grotere en complexe werken wordt een deskundige geraadpleegd die de ontgraving of bouwput geheel doorrekent en risico’s volledig inventariseert.
(…)
Op dinsdag 14 juni 2016 was het slachtoffer, de heer [slachtoffer] , bezig met werkzaamheden ten behoeve van het aansluiten van de riolering van het bouwwerk te Tilburg. De heer [slachtoffer] was daar werkzaam in dienst van [bedrijf 1] ., onder leiding van zijn werkgever, de heer [medeverdachte 1] .
(…)
Op 14 juni 2016 was de heer [medeverdachte 1] samen met de heer [slachtoffer] werkzaam. Met behulp van de graafmachine was een uitgraving gemaakt. (…) Op een gegeven moment kwam de heer [slachtoffer] in de ontgraving om de heer [medeverdachte 1] te helpen. (…) Op het moment dat ze klaar waren, wilde de heer [medeverdachte 1] en de heer [slachtoffer] uit de uitgraving via het schuine talud naar boven lopen. In zijn ooghoek zag [medeverdachte 1] wat zand verschuiven. In een flits zag hij de heer [slachtoffer] voorover met zijn borst op de Pvc-buis vallen en zag hij dat de heer [slachtoffer] aan zijn rugkant bedolven werd onder het zand dat van de linker zijkant van het getrapte talud instortte.
(…)
De uitgraving was ongeveer 220 centimeter diep. De breedte van de bodem van de uitgraving was ongeveer 190 centimeter. Er was aan de zijkanten een getrapt talud aangebracht. De breedte van de bovenzijde van de uitgraving was ongeveer 456 centimeter. De breedte van het talud aan de rechterzijde was 110 centimeter. Het talud dat oorspronkelijk aan de linkerzijde aanwezig was, en wat ingestort is, moet 156 centimeter breed zijn geweest (zijnde 456 centimeter minus 190 centimeter minus 110 centimeter). Volgens Tabel 1 van Abomafoon 2.06 had de breedte van het talud aan de linkerzijde minimaal 220 centimeter breed moeten zijn, of er had met bekisting moeten worden
gewerkt.
De grond ter plaatse van de uitgraving was zogenaamde “geroerde” grond. De locatie was namelijk eerder ontgraven geweest voor het plaatsen van de drie betonnen putten welke ten tijde van het ongeval aanwezig waren. Direct naast de uitgraving, aan de linkerzijde lag een
berg zand en was tevens een plas water aanwezig zoals op foto 7 in bijlage 12 te zien is. Vanuit de plas water sijpelde water in de uitgraving. Aan de achterzijde van de uitgraving bevond zich op ongeveer 20 meter afstand een weg waarover regelmatig zwaar verkeer
reed in verband met grondwerkzaamheden op een terrein dat zich aan de andere zijde van die weg bevond.