In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 5 april 2018, in de zaak tussen eiser en de Belastingdienst/Toeslagen, staat de vraag centraal of onbetaald ouderschapsverlof meetelt bij de berekening van de kinderopvangtoeslag. Eiser, die samen met zijn toeslagpartner vier kinderen heeft, heeft in 2015 een bedrag van € 16.527,68 aan opvangkosten gemaakt. De Belastingdienst heeft het recht op kinderopvangtoeslag definitief vastgesteld op € 12.584,00, waarbij een bedrag van € 1.830,00 van eiser is teruggevorderd. Eiser is van mening dat de door zijn toeslagpartner gemaakte overwerkuren en ziekte-uren niet zijn meegenomen in de berekening van het aantal gewerkte uren, wat volgens hem onterecht is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de toeslagpartner geen overwerkuren heeft gemaakt en dat ziekte-uren niet als extra gewerkte uren kunnen worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de wetgeving duidelijk maakt dat alleen ouders die betaalde arbeid verrichten recht hebben op kinderopvangtoeslag. De rechtbank wijst erop dat onbetaald ouderschapsverlof niet leidt tot een wijziging van het aantal gewerkte uren en dat de wetgever niet heeft beoogd om een onderscheid te maken tussen betaald en onbetaald ouderschapsverlof. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.