Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[W.],
Ryanair Ltd,
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, hebben eisers, aangeduid als [W.] c.s., een vordering ingesteld tegen Ryanair Ltd. De zaak betreft een vlucht die op 27 december 2014 van Eindhoven naar Lissabon zou vertrekken, maar niet heeft plaatsgevonden vanwege zware sneeuwval. De eisers hadden hun tickets geannuleerd en vorderden compensatie op grond van EU-Verordening 261/2004, die compensatie regelt voor luchtpassagiers bij annulering of vertraging van vluchten.
De eisers stelden dat zij uren in het vliegtuig hebben gewacht en dat de vlucht uiteindelijk is geannuleerd omdat het personeel de maximale werktijd had bereikt. Ze claimden recht te hebben op een financiële compensatie van € 400,00 per persoon, plus wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Ryanair verweerde zich door te stellen dat de vlucht niet geannuleerd was, maar dat er sprake was van een langdurige vertraging door de sluiting van de luchthaven vanwege extreme weersomstandigheden, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de sluiting van de luchthaven tussen 08.48 uur en 12.25 uur als een buitengewone omstandigheid moet worden beschouwd, die buiten de invloedssfeer van Ryanair lag. De rechter oordeelde dat de annulering of vertraging van de vlucht het gevolg was van deze omstandigheden en dat Ryanair daarom niet verplicht was om compensatie te betalen. De vordering van [W.] c.s. werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.
Het vonnis is uitgesproken op 22 maart 2018 door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter te Eindhoven, en is uitvoerbaar bij voorraad.