Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
Stcrt.2015/12685) (hierna: Ontslagregeling) zijn nadere regels gesteld met betrekking tot de herplaatsingsverplichting en de redelijke herplaatsingstermijn. De herplaatsingstermijn van [K.] bedraagt conform art. 10 Ontslagregeling jo. art. 7:672 lid 2 BW 2 maanden. Deze herplaatsingstermijn vangt gelet op art. 10 lid 5 Ontslagregeling aan op de dag dat de inleenopdracht eindigt. USG Engineering heeft uitgebreid gemotiveerd waarom zij er in dit geval voor gekozen heeft om de termijn te laten aanvangen op 27 januari 2017 in plaats van 30 september 2016. [K.] heeft namelijk in de periode van 1 oktober 2016 tot 27 januari 2017 nog diverse, niet kostendekkende, klussen gedaan voor de Dienst Rijksvastgoed. Hetgeen ook door [K.] wordt erkend. In dit licht bezien is het begrijpelijk dat USG Engineering de herplaatsingstermijn pas heeft laten ingaan op het moment dat zij besloten hebben om [K.] niet langer op de lopende klussen in te zetten omdat deze niet kostendekkend waren en er geen uitzicht was op een duurzame en rendabele plaatsing bij de Dienst Rijksvastgoed. [K.] stelt dat dit uitzicht er wel was maar hij onderbouwt dit niet. Aan deze stelling wordt daarom voorbij gegaan.