Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat ten tijde van de intrekking van het primaire besluit op 14 juli 2015 geen sprake meer was van een overtreding en hij daarom niet meer bevoegd was om handhavend op te treden. Op dat moment was voldaan aan de in het primaire besluit gegeven opdracht tot verlaging van een duiker, het verwijderen van de kop in een watergang en het onderhoud van die watergang. De overige afwijkingen van de op 19 april 2012 verleende watervergunning zouden kunnen worden gelegaliseerd op basis van de op 1 juli 2015 ingediende aanvraag voor een watervergunning.
Verweerder is bij de beoordeling van de conceptaanvraag gebleken dat de overige afwijkingen inmiddels vielen onder de Algemene Regels Keur Waterschap De Dommel 2015 (Algemene Regels), zodat voor de afwijkingen geen aanpassing van de vergunning nodig was. Duiker 5 in de watervergunning van 29 april 2012 (bij partijen bekend als duiker 10) valt onder artikel 10 van de Algemene Regels. Duiker 8 uit de vergunning is niet aangelegd en valt op het moment van aanleg onder de Algemene Regels. Volgens verweerder bestaat geen hydrologische samenhang tussen alle vergunde activiteiten zodat er ook er geen verplichting bestaat om alle activiteiten uit te voeren.
Door het alsnog aanleggen van duiker 8 zou volgens verweerder een verbinding ontstaan tussen twee watergangen (tussen de nieuw aangelegde watergang, aangeduid met de letter A, en de watergang aangeduid met de letter B). Watergang A verzorgt de afwatering van de golfbaan en een deel van de percelen van eiser. Deze watergang is, evenals watergang B, een c-watergang.
Uit de beoordeling van de hydrologische situatie van 19 oktober 2015 leidt verweerder af, dat de reeds in 2013 verlaagde duiker aan het eind van watergang A (in de vergunning aangeduid met 14B) op bodemhoogte van de watergang ligt. Duiker 10 ligt eveneens op bodemhoogte van de watergang (watergang B), maar heeft geen afwaterende functie, omdat die functie wordt vervult door watergang A. De duikers 11, 12 en 13 (zoals aangeduid in de vergunning) liggen ruim boven de bodemhoogte van de watergang, om langer water vast te kunnen houden in de vijver/watergang. Zij zijn gelegen in c-wateren en hebben geen invloed op de afwatering van eisers percelen, aldus verweerder.
Op basis van de beoordeling van de hydrologische situatie komt verweerder tot de conclusie dat het niet uitvoeren van alle vergunde maatregelen in de watervergunning van 29 april 2012 geen negatieve invloed heeft op de afwatering van eisers percelen.