ECLI:NL:RBOBR:2018:1053

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 maart 2018
Publicatiedatum
8 maart 2018
Zaaknummer
6486025 / 17-10387
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding en kosten na onrechtmatig handelen bij parkeren

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Q-Park Operations Netherlands II B.V. een vordering ingesteld tegen [L.] wegens onrechtmatig handelen door het zogenaamde 'treintje rijden' bij het verlaten van een parkeergarage. Q-Park stelt dat [L.] op 1 februari 2017 zonder te betalen de parkeergarage Eindhoven-Heuvel heeft verlaten door achter een voorganger aan te rijden. Dit handelen is in strijd met de algemene voorwaarden van Q-Park, waarin staat dat het verlaten van de parkeerfaciliteit zonder geldig parkeerbewijs niet is toegestaan. Q-Park vordert betaling van € 377,20, vermeerderd met rente en kosten, en stelt dat [L.] in verzuim is geraakt na meerdere aanmaningen.

Tijdens de zitting heeft [L.] erkend dat hij zonder te betalen de parkeergarage heeft verlaten en dat hij de hoofdsom van € 328,00 verschuldigd is. Hij betwist echter de incassokosten en stelt dat hij nooit aanmaningen heeft ontvangen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Q-Park recht heeft op de gevorderde hoofdsom en wettelijke rente, en dat de buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar zijn, aangezien Q-Park kan aantonen dat de aanmaningen zijn verzonden. [L.] wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zaaknummer: 6486025 \ CV EXPL 17-10387
Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 6486025 \ CV EXPL 17-10387
Vonnis van 1 maart 2018
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Q-Park Operations Netherlands II B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen:
[L.] ,
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna genoemd “Q-Park” en “ [L.] ”.

1.Het verdere verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
 Het tussenvonnis van 28 december 2017 waarbij een zitting (
“comparitie van partijen”) is gelast;
 De aantekeningen van de griffier van de zitting van 30 januari 2018 waarbij mevrouw Dahoudi is verschenen in plaats van mr. C.F.P.M. Spreksel en waarbij [L.] niet is verschenen.
1.2.
Tot slot is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties in Nederland. Zo ook de parkeergarage Eindhoven-Heuvel.
2.2.
Het parkeermanagementsysteem en de camera’s hebben geregistreerd dat een auto met [kenteken] gebruik heeft gemaakt van voornoemde parkeeraccommodatie en dat deze auto op 1 februari 2017 om 20:46 de parkeergarage verlaten heeft door zonder te betalen achter de voorganger aan te rijden (“treintje rijden”).
2.3.
De auto stond volgens de gegevens van het RDW geregistreerd op naam van [L.] .
2.4.
In de algemene voorwaarden van Q-Park is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…)
Artikel 5.9:‘De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
Artikel 6.3.:‘Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief ‘verloren kaart’ verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-) schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
Artikel 6.5: ‘In geval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief). De parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”. (…)”

3.Het geschil

3.1.
Q-Park vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, betaling, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van € 377,20, te vermeerderen met rente en kosten als vermeld in de dagvaarding.
Q-Park legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag. Primair heeft [L.] in strijd gehandeld met de tussen partijen bestaande overeenkomst en is tekort geschoten in de nakoming van deze overeenkomst. Subsidiair heeft [L.] onrechtmatig jegens Q-Park gehandeld door het ‘treintje rijden’. Het is in strijd met hetgeen het maatschappelijk verkeer betaamt. Q-Park lijdt door dit handelen schade en deze kan aan [L.] worden toegerekend. Op grond van de algemene voorwaarden is [L.] een [bedrag] van € 300,00 aan schadevergoeding verschuldigde en een bedrag van € 28,00 voor de verloren kaart. Ondanks schriftelijke aanmaningen is betaling door [L.] uitgebleven, waardoor hij in verzuim is geraakt. Als gevolg waarvan hij wettelijke rente verschuldigd is. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten gemaakt. Ook deze kosten met een hoogte van € 49,20 dienen door [L.] vergoed te worden.
3.2.
[L.] voert het volgende verweer. Omdat hij zijn parkeerkaartje verloren was, kon hij op geen andere manier de parkeergarage verlaten. Hij begrijpt dat hij het bedrag moet betalen. Hij is het niet eens met de incassokosten en proceskosten. Hij heeft nooit aanmaningen ontvangen.

4.De beoordeling

4.1.
Nu [L.] erkent dat hij zonder te betalen en via het zogenaamde “treintje” rijden de parkeergarage heeft verlaten en ook erkent de gevorderde hoofdsom van € 328,00 verschuldigd te zijn wordt dit gedeelte van de vordering toegewezen.
4.2.
[L.] heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente. Deze wordt dan ook toegewezen vanaf de datum van pleging, zijnde 1 februari 2017.
4.3.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. Het verweer van [L.] dat hij geen aanmaning ontvangen heeft kan geen standhouden nu uit de door Q-Park ter zitting overgelegde stukken blijkt dat zij de aanmaning aangetekend naar het juiste adres [postcode, woonplaats] ) heeft gestuurd maar dat [L.] deze stukken niet afgehaald heeft. Dat [L.] zijn poststukken niet afhaalt dient voor zijn rekening te komen en kan niet in de weg staan aan het toewijzen van de gemaakt buitengerechtelijke incassokosten.
3.4.
[L.] wordt als de (in overwegende mate) in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [L.] om aan Q-Park te betalen de som van € 377,20, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 328,00 vanaf 1 februari 2017 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt [L.] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Q-Park tot heden begroot op € 83,51 aan explootkosten, € 117,00 aan griffierecht en € 120,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2018.