ECLI:NL:RBOBR:2018:1045

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2018
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
01/879737-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging met geweld, in vereniging gepleegd, met bewezenverklaring en strafoplegging

Op 8 maart 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal met geweld en bedreiging met geweld, gepleegd in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 april 2017 te Waalre samen met een ander een portemonnee met een geldbedrag van ongeveer 4000 euro heeft weggenomen van het slachtoffer, waarbij gebruik is gemaakt van geweld en bedreiging. De verdachte heeft het slachtoffer in een steeg bedreigd met een vuurwapen en hem geslagen, wat leidde tot de diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast. De rechtbank heeft de vordering tot het opleggen van een TBS-maatregel afgewezen, omdat de verdachte niet heeft meegewerkt aan het psychologisch onderzoek, waardoor niet kon worden vastgesteld of er sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van 4032 euro aan het slachtoffer toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade, en heeft de verdachte veroordeeld in de proceskosten van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van het delict en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879737-17
Parketnummer vordering tul: 05/112162-16
Datum uitspraak: 8 maart 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1994] ,
wonende te [postcode] , [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 september 2017, 28 november 2017 en 22 februari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 oktober 2017.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 22 februari 2018 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 april 2017 te Waalre tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met geld (ongeveer 4000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader in een (doodlopende) steeg een vuurwapen, althans een op een vuurwapengelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of hem heeft toegeroepen 'Geld, geef me je geld, anders schiet ik je kapot', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of die [slachtoffer 1] met kracht op zijn hoofd heeft geslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 05/112162-16 is aangebracht bij vordering van 9 januari 2018. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland te Arnhem d.d. 6 september 2016. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Verdachte wordt verweten dat hij op 7 april 2017 van [slachtoffer 1] (hierna te noemen: “aangever” of “slachtoffer”) een portemonnee met een geldbedrag heeft gestolen, waarbij gebruik is gemaakt van geweld en waarbij aangever is bedreigd met geweld.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Door de verdediging is een vrijspraakverweer gevoerd dat steunt op een alternatief scenario. Dit scenario houdt in dat de telefoon met [telefoonnummer 1] op 7 april 2017 is weggenomen door een persoon met de naam [betrokkene] . De bewijsmiddelen sluiten niet uit dat het telefoonnummer van verdachte, te weten [telefoonnummer 2] en het [telefoonnummer 1] met verschillende zendmasten aan de [adres 2] verbinding maakten, waardoor niet uitgesloten is dat beide telefoonnummers door verschillende personen werden gebruikt.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen. [1]
Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] , d.d.7 april 2017, blz. 126-128, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van straatroof. Ik handel in vacuüm machines en in de advertentie vraag ik machines te koop. Ik werd vandaag op vrijdag 7 april 2017, omstreeks 18.55 uur gebeld op mijn gsm door een onbekend nummer. Ik hoorde dat de man aangaf dat hij nieuwe type vacuüm machines te koop had. Ik hoorde dat de man aangaf dat hij wel contant geld wilde hebben. Ik ben toen naar de [adres 3] in Waalre gereden. Ik zag ter hoogte van pand [adres 3] een man staan die naar mij zwaaide. Ik vroeg aan de man “Ben jij van die machientjes” de man knikte ja en ik zag dat hij mij een steegje in wenkte. Ik zag dat de man een vuurwapen in zijn rechterhand hield en dat hij deze in mijn richting hield. Ik zag dat achter de man een tweede man liep. Ik hoorde dat de man riep: “Geld, geef me je geld. Je geld anders schiet ik je kapot.” Ik wilde mijn portemonnee aan de man geven. Ik trok mijn hand met de portemonnee weer terug. Op dat moment voelde ik dat er aan mijn rechterarm getrokken werd. Dit was de arm waar ik mijn portemonnee in hield. Ik voelde op dat moment dat ik een harde klap op mijn hoofd kreeg. Ik voelde dat ik links op mijn hoofd werd geraakt. Ik viel op de grond. Ik kan mijn portemonnee niet meer vinden. In mijn portemonnee zat een geldbedrag van ongeveer 4000 euro. Ik heb een hoofdwond van de slag.

Proces-verbaal bevindingen, d.d. 9 mei 2017, blz. 183, zakelijk weergegeven:

Middels bevraging van de historische telecomgegevens van het [telefoonnummer 3] , gsm aangever, blijkt dat aangever op vrijdag 7 april om 18:53:59 uur werd gebeld door de gebruiker van het [telefoonnummer 1] . Om 19:08:50 uur vindt er een tweede contact plaats tussen het [telefoonnummer 3] en het [telefoonnummer 1] .
Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , d.d. 8 juni 2017, blz. 164, zakelijk weergegeven:
[verdachte] had twee telefoonnummers in gebruik, namelijk [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] .
Proces-verbaal Analyse DCS, d.d. 7 juni 2017, nr. 15, blz. 178-180, zakelijk weergegeven:
De historische telecomgegevens van het [telefoonnummer 1] werden opgevraagd bij de provider voor de periode van 7 april 2017 00:01 uur tot en met 23:59 uur.
17:40:36 uur [adres 4] Someren. Dit betreft de dichtstbijzijnde mast van het GBA-adres van verdachte.
18:03:10 uur [adres 5] Heeze. Er wordt uitgebeld naar [telefoonnummer 4] in gebruik bij [moeder verdachte] (de moeder van verdachte).
18:26:39 uur [adres 6] Waalre. Dit betreft de dichtstbijzijnde mast van het verblijfadres van verdachte.
18:51:20 uur [adres 2] Waalre. Dit betreft de dichtstbijzijnde mast van de plaats delict [adres 3] .
18:53:59 uur [adres 2] Waalre. Dit betreft de dichtstbijzijnde mast van de plaats delict [adres 3] . Er werd gebeld naar [telefoonnummer 3] (in gebruik bij het slachtoffer).
Proces-verbaal Analyse DCS, d.d. 7 juli 2017, nr. 72, blz. 206-209, zakelijk weergegeven:
De historische telecomgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] werden opgevraagd. Uit de registratie op 7 april bleek dat de volgende masten aangestraald werden:
07-04-2017 18:51:19 [adres 2] Waalre (mast plaats delict).
07-04-2017 18:52:27 [adres 2] Waalre (mast plaats delict).
07-04-2017 19:00:46 [adres 2] Waalre (mast plaats delict).
07-04-2017 19:01:53 [adres 2] Waalre (mast plaats delict).
07-04-2017 19:09:59 [adres 2] Waalre (mast plaats delict).
Door de mastlocaties van het nummer [telefoonnummer 2] te vergelijken met de mastlocaties van het [telefoonnummer 1] , kon ik opmaken dat de toestellen voorzien van deze nummers die dag van 16:00 uur tot 19:11 uur dezelfde bewegingen maakten.
Proces-verbaal bevindingen historische verkeersgegevens zendmasthoek, d.d. 25 augustus 2017, nr. PL2100-2017072374, blz. 213-214, zakelijk weergegeven:
Er is niet te bepalen of een zendmast op een bepaald tijdstip overloop heeft gehad. In theorie is het mogelijk dat telefoonnummer [telefoonnummer 2] de zendmast aan de [adres 2] aanstraalt vanwege overloop met een andere naastgelegen mast. Indien al sprake zou zijn van overloop met een andere zendmast, kan het toestel met telefoonnummer [telefoonnummer 2] zich niet in perceel [adres 7] te Waalre bevonden hebben, omdat dit perceel ver buiten het bereik van de betreffende zender is gelegen.
Proces-verbaal verhoor [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 24 oktober 2017, zakelijk weergegeven:
Na het eten op 7 april 2017 ben ik televisie gaan kijken. Waar [verdachte] toen was, weet ik niet. Daarna is [verdachte] weg gegaan. Hij is ’s avonds weg gegaan. Hij vertelde dat hij naar zijn moeder ging.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 22 februari 2017, zakelijk weergegeven:
Ik gebruikte het [telefoonnummer 1] . De telefoon met dit nummer is op 7 april 2017 weggenomen door [betrokkene] . Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] was op 7 april 2017 mijn telefoonnummer.

Bewijsmotivering.

Aangever is naar de plaats delict gelokt door iemand die hem belde onder het voorwendsel dat hij vacuümmachines wilde verkopen. Daarbij heeft de beller uitdrukkelijk verzocht contant geld mee te nemen naar de afgesproken plaats. Niet ter discussie staat dat verdachte tot 7 april 2017 de gebruiker was van het [telefoonnummer 1] , het telefoonnummer waarmee contact is gemaakt met aangever en het telefoonnummer dat, zo blijkt uit de historische verkeersgegevens, aanstraalde met de dichtst bij het plaats-delict gelegen zendmast. De vraag is echter of verdachte ook op 7 april 2017 dit nummer gebruikte. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft bekend dat hij op 7 april 2017 het [telefoonnummer 2] in gebruik had. Uit de onder de bewijsmiddelen besproken historische verkeersgegevens van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] blijkt afdoende dat de telefoons met deze telefoonnummers dezelfde route hebben afgelegd op 7 april 2017. Hiermee staat, naar het oordeel van de rechtbank, genoegzaam vast dat verdachte ook op 7 april 2017 de gebruiker was van het [telefoonnummer 1] .
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario is, naar het oordeel van de rechtbank, ongeloofwaardig en vindt bovendien zijn weerlegging in het dossier. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij vanaf 17:00 uur op het adres [adres 7] te Waalre aanwezig was, dat hij vervolgens heeft gekookt en rond 19:00 uur heeft gegeten met zijn tante, [getuige 2] . [2] In de tussentijd heeft hij bezoek gehad van [betrokkene] , waarbij [betrokkene] de bewuste telefoon heeft weggenomen, aldus verdachte. Hoewel verdachte heeft verklaard dat deze tijdstippen een inschatting zijn, blijkt uit de onder de bewijsmiddelen weergegeven historische telecomgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 2]
(het telefoonnummer waarover verdachte heeft verklaard dat het van hem is) dat de aan dit nummer verbonden telefoon van 16:56 uur tot 18:21 uur niet aanwezig was op het adres [adres 7] te Waalre. Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte wel heeft verklaard over deze [betrokkene] , maar dat zijn verklaring over de persoon van [betrokkene] zodanig vaag is, dat deze geen voldoende aanknopingspunten biedt voor nader onderzoek om de aannemelijkheid van die verklaring te kunnen verifiëren. Zodanige aanknopingspunten blijken evenmin uit de verklaring van de [getuige 2] , de tante van verdachte, ten overstaan van de rechter commissaris heeft afgelegd.
Voor wat betreft de stelling van de verdediging dat de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] op 7 april 2017 verschillende zendmasten aanstraalden, overweegt de rechtbank het volgende. Deze stelling steunt op het gegeven dat aan de [adres 2] meerdere flatgebouwen staan, op deze gebouwen meerdere zendmasten zijn geplaatst en uit de in het dossier gerelateerde zendmastgegevens volgt dat het nummer [telefoonnummer 2] zendmast [adres 2] aanstraalde en het [telefoonnummer 1] zendmast [adres 2]
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat de zendmast [adres 2] bestaat uit drie zenders. De zendmast betreft het geheel van verschillende zenders op die locatie. [3] Uit de door de verdediging bij pleidooi overgelegde foto’s kan dan ook niet worden afgeleid dat ter plaatse meerdere zend
mastenaanwezig zijn, maar slechts dat er verschillende zenders op de gebouwen staan. Ook het standpunt van de verdediging dat voornoemde telefoonnummers aanstralen op verschillende zendmasten wordt weerlegd door informatie in het dossier. De rechtbank stelt vast dat beide telefoonnummers tussen 18.51 uur en 19.11 uur afwisselend aanstralen op de zendmast [adres 2] . [4] Dat ten aanzien van het [telefoonnummer 1] eerder is geverbaliseerd dat dit nummer aanstraalde op de zendmast [adres 2] moet dan ook worden opgevat als een kennelijke verschrijving.
De genoemde tijdstippen waarop het [telefoonnummer 1] aanstraalt in het proces-verbaal op pagina 179 van het einddossier zijn exact dezelfde tijdstippen als die genoemd worden op pagina 356 van het einddossier als aanstralend op [adres 2] Bovendien stelt de rechtbank vast dat [adres 2] zich in de directe nabijheid bevindt van [adres 2] . De rechtbank heeft dan ook geen aanwijzingen dat sprake zou zijn van een tweede zendmast direct naast de [adres 2] . Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier dan ook afdoende dat beide telefoonnummers ten tijde van de diefstal dezelfde zendmast [adres 2] hebben aangestraald. [5]
De rechtbank is derhalve van oordeel dat het door de verdediging geschetste alternatieve scenario onvoldoende aanknopingspunten biedt voor een begin van aannemelijkheid van een alternatief scenario.
De volgende omstandigheden, te weten:
a. a) verdachte is gebruiker van het [telefoonnummer 1] ;
b) aangever heeft heel kort voordat het feit gepleegd werd met de gebruiker van dit telefoonnummer afgesproken om naar de plaats delict te komen met een hoeveelheid contant geld;
c) voormeld telefoonnummer heeft rond het tijdstip van de diefstal aangestraald met de dichtst bij de plaats delict gelegen zendmast; en
d) twee personen waren betrokken bij de diefstal;
maken dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft medegepleegd. De rechtbank acht het tenlastegelegde zodoende wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 7 april 2017 te Waalre tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met geld (ongeveer
€ 4.000,00) toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond hij en/of zijn mededader in een steeg een op een vuurwapengelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] hebben gericht en hem hebben toegeroepen: “Geld, geef me je geld, anders schiet ik je kapot” en die [slachtoffer 1] met kracht op zijn hoofd hebben geslagen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging. Daarnaast heeft de officier van justitie tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daaruit volgt dat geen straf aan verdachte dient te worden opgelegd. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling dan wel een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Als gevolg hiervan verzoekt de verdediging om geen tbs-maatregel op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit, betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Bewezenverklaard is het medeplegen van een diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Verdachte is hierbij berekenend te werk gegaan door te doen alsof hij spullen aan het slachtoffer wilde verkopen en daartoe met het slachtoffer een afspraak te maken waar men elkaar zo ontmoeten. Verdachte heeft het slachtoffer een steeg in gelokt en vervolgens samen met een mededader beroofd van een fors geldbedrag. Verdachte of diens mededader heeft hierbij een vuurwapen of een daarop lijkend object op het slachtoffer gericht, het slachtoffer zodanig bedreigd dat hij dacht dat hij zou worden doodgeschoten en vervolgens het slachtoffer een klap op het hoofd gegeven.
Verdachte heeft gehandeld uit winstbejag en heeft zich kennelijk niets aangetrokken van de belangen van het slachtoffer en zich geen rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. De verdachte heeft kennelijk het vooruitzicht op snel financieel gewin bovengeschikt gemaakt aan de belangen van het slachtoffer. Hiermee geeft verdachte er blijk van geen respect te hebben voor andermans lichamelijke integriteit en persoonlijke eigendommen.
Slachtoffers van dergelijke gewelds- en vermogensdelicten ondervinden vaak nog lange tijd de gevolgen daarvan, zoals gevoelens van angst en onveiligheid. Dat dit ook bij het slachtoffer in deze zaak aan de hand is, blijkt treffend uit de namens het slachtoffer voorgedragen slachtofferverklaring. Het slachtoffer handelde in de uitoefening van zijn bedrijf en heeft sinds het misdrijf grote moeite om zijn bedrijvigheid voort te zetten. Het slachtoffer heeft als gevolg van het misdrijf psychische hulp gezocht. Ook wakkeren delicten als diefstal met geweld vaak gevoelens van boosheid en verontwaardiging aan in de maatschappij.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte, thans 23 jaar oud, eerder voor agressiedelicten is veroordeeld. Sinds augustus 2016 is verdachte vrij, nadat hij zes jaar een PIJ-maatregel heeft doorlopen. Binnen 9 maanden pleegt verdachte de onderhavige beroving. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte in het vooronderzoek en ter terechtzitting geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor de beroving.
De strafmodaliteit.
Uit artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht en de heersende jurisprudentie met betrekking tot het opleggen van een mogelijke TBS-maatregel, volgt dat de rechtbank de TBS-maatregel alleen kan opleggen indien is vastgesteld dat er bij verdachte tijdens het begaan van de strafbare feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. In deze zaak hebben een psychiater en een psycholoog een rapportage uitgebracht over verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet aan het onderzoek heeft meegewerkt. Bij gebrek aan (eigen) onderzoek hebben zij niet tot een (eigen) diagnostiek kunnen komen. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de voorhanden zijnde dossierstukken (de rapportages inbegrepen) niet kan worden vastgesteld dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden om de tbs-maatregel op te leggen.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank geen andere mogelijkheid resteert dan het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De benadeelde partij, het slachtoffer, vordert een schadevergoeding van € 5.502,00, bestaande uit € 4.966,82 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade, te verminderen met het door de verzekeraar aan het slachtoffer uitgekeerde bedrag van € 2.464,82, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, alsmede proceskosten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van benadeelde partij toe te wijzen, nu deze vordering voldoende onderbouwd is.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering benadeelde partij.
Beoordeling.Getuige het schadevergoedingsformulier bedraagt de materiële schade € 4.966,82, waarbij de verzekeraar van het slachtoffer een bedrag van € 2.464,82 heeft uitgekeerd ter zake de materiële schade. De rechtbank acht daarom toewijsbaar een bedrag van € 2.532,00 ter zake materiële schade.
Over de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat het slachtoffer onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit de rechtbank kan afleiden dat hij € 3.000,00 immateriële schade heeft geleden. De rechterlijke uitspraken waarnaar het slachtoffer heeft verwezen, zijn onvoldoende vergelijkbaar met onderhavige kwestie.
De rechtbank ziet daarom aanleiding om aansluiting te zoeken bij bedragen die in vergelijkbare gevallen plegen te worden toegekend. De rechtbank begroot de immateriële schade op basis daarvan naar redelijkheid en billijkheid op € 1.500.00.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank toewijsbaar een bedrag van € 4.032,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de proceskosten van het slachtoffer, die tot op heden worden begroot op nihil. Nu het slachtoffer niet is bijgestaan door een advocaat, is het niet aannemelijk dat het slachtoffer proceskosten heeft gemaakt.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit een voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 05/112162-16.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan, zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

Wetboek van Strafrecht, art. 10, 14c, 14g, 14j, 24c, 27, 36b, 36c, 310 en 312.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf:
Gevangenisstrafvoor de duur van
30 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 4.032,00 subsidiair 129 dagen hechtenis
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 4.032,00 (zegge: vierduizend tweeëndertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 129 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 1.500,00 immateriële schadevergoeding en EUR 2.532,00 materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedragen veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van EUR 4.032,00 (zegge: vierduizend tweeëndertig euro), te weten EUR 1500,00 immateriële schadevergoeding en EUR 2.532,00 materiële schadevergoeding.

Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst het overige of anders gevorderde af.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten:- 1x imitatiewapen, kleur: zwart (goednummer: 1197824).

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te rechtbank Gelderland, locatie Arnhem d.d. 6 september 2016, gewezen onder parketnummer 05-112162-16, te weten:
Een werkstraf voor de duur van 60 uren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.G.J.M. van Ekert, voorzitter,
mr A. Bernsen en mr. F. Kooijman, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.J.A. Klaar, griffier,
en is uitgesproken op 8 maart 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in:
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 6 juli 2017, nr. 84, blz. 256.
3.Proces-verbaal bevindingen historische verkeersgegevens uitleg masten + data van 15 december 2017, nr. PL2100-2017072374, aanvulling 2 einddossier, doorgenummerde blz. 352-359.
4.Proces-verbaal bevindingen historische verkeersgegevens uitleg masten + data van 15 december 2017, nr. PL2100-2017072374, aanvulling 2 einddossier, doorgenummerde blz. 352-359.
5.Proces-verbaal bevindingen historische verkeersgegevens uitleg masten + data, d.d. 15 december 2017, nr. PL2100-2017072374, aanvulling 2 einddossier, doorgenummerde blz. 352-359; proces-verbaal bevindingen historische verkeersgegevens zendmasthoek, d.d.7 juli 2017, nr. PL2100-2017072374, blz. 210-212; proces-verbaal bevindingen historische verkeersgegevens zendmasthoek, d.d. 25 augustus 2017, nr. PL2100-2017072374, blz. 213-214.