ECLI:NL:RBOBR:2018:1025

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
6384131 / 17-9104
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding door Q-Park na 'treintje rijden'

In deze zaak vordert Q-Park Operations Netherlands II B.V. betaling van een bedrag van € 393,30 van de gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op het feit dat de gedaagde op 20 november 2016 de parkeergarage heeft verlaten zonder te betalen, door middel van 'treintje rijden'. Q-Park stelt dat de gedaagde het tarief van de verloren kaart van € 42,00, een aanvullende schadevergoeding van € 300,00 en buitengerechtelijke incassokosten van € 51,30 verschuldigd is. De gedaagde erkent dat hij 'treintje heeft gereden', maar betwist de hoogte van de vordering en biedt aan € 340,00 te betalen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de niet weersproken stellingen van Q-Park onvoldoende heeft weerlegd. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de kosten van de verloren kaart en de aanvullende schadevergoeding moet betalen, maar wijst de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af omdat niet is aangetoond dat de gedaagde een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven. De gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Q-Park zijn begroot op € 83,51 voor dagvaardingskosten, € 117,00 voor griffierecht en € 120,00 voor het salaris van de gemachtigde. De kantonrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht Eindhoven
Zaaknummer : 6384131
Rolnummer : 17-9104
Uitspraak : 15 februari 2018
in de zaak van:
Q-Park Operations Netherlands II B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel,
t e g e n :
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen verder worden aangeduid als ‘Q-Park’ en ‘ [gedaagde] ’.
Het verdere verloop van het geding
Dit blijkt uit de stukken die aan het dossier zijn toegevoegd, te weten
  • het tussenvonnis;
  • de door Q-Park voorafgaand aan de comparitie ingediende stukken;
  • de verslagaantekeningen van de comparitie van partijen.
Vonnis is bepaald op heden.

1.Het geschil

1.1.
Q-Park vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 393,30, vermeerderd met rente en kosten als vermeld in de dagvaarding.
Zij legt daaraan ten grondslag dat:
  • door de in de parkeergarage aanwezige camera’s is geconstateerd dat [gedaagde] bij het uitrijden uit de parkeergarage op 20 november 2016 om 05.04 uur noch met een ticket noch met een betaalpas of abonnement is uitgereden; het zogenoemde ‘treintje rijden;
  • [gedaagde] is haar verschuldigd het tarief van de verloren kaart ad € 42,--, een bedrag van € 300,00 ter zake van aanvullende schadevergoeding verschuldigd en een bedrag van
€ 51,30 aan buitengerechtelijke incassokosten.
1.2.
[gedaagde] stelt daar tegenover, zakelijk weergegeven en voor zover van belang:
  • hij erkent dat hij treintje heeft gereden;
  • hij was zijn kaartje kwijt, maar het was midden in de nacht en er was niemand om informatie aan te vragen;
  • hij is bereid om € 340,-- te betalen, hoewel hij dat bedrag niet redelijk vindt.

2.De beoordeling

2.1.
[gedaagde] heeft bij antwoord erkend dat haar medewerker de parkeergarage heeft verlaten door middel van ‘treintje rijden’, zodat dit tussen partijen vaststaat.
2.2.
Q-Park heeft bij repliek aangevoerd dat [gedaagde] gebruik had kunnen maken van de verschillende belknoppen in de parkeeraccomodatie voor verdere assistentie.
2.3.
Van de vervolgens geboden gelegenheid hierop te reageren heeft [gedaagde] geen gebruik gemaakt.
2.4.
Dit betekent dat het verweer van [gedaagde] dat er niemand was om informatie aan te vragen niet kan slagen.
2.5.
Aangezien [gedaagde] de niet weersproken (nadere) stellingen van [Q-park] het verweer van [gedaagde] voldoende weerleggen is het tarief van de verloren kaart ad € 42,-- alsmede het bedrag van € 300,00 ter zake van de aanvullende schadevergoeding toewijsbaar. De rente is toewijsbaar zoals in het dictum is weergeven.
2.6.
Q-Park maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat in de aanmaning aan [gedaagde] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
2.7.
De kantonrechter stelt verder vast dat [gedaagde] ten tijde van de dagvaarding een betalingsachterstand had. Het is in die zin dan ook aan hem toe te rekenen dat het tot de onderhavige procedure heeft moeten komen. [gedaagde] zal daarom als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment al kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van
€ 342,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Q-Park tot vandaag begroot op
€ 83,51 ter zake dagvaardingskosten, € 117,00 ter zake griffierecht en € 120,00 ter zake salaris gemachtigde;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 30,-- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), en te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van de betekening van het vonnis en met de wettelijke rente over de nakosten vanaf 14 dagen nadat [gedaagde] schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand tot de dag der voldoening.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Knaapen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op de in de aanhef vermelde datum.