In deze zaak vordert Q-Park Operations Netherlands II B.V. betaling van een bedrag van € 393,30 van de gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op het feit dat de gedaagde op 20 november 2016 de parkeergarage heeft verlaten zonder te betalen, door middel van 'treintje rijden'. Q-Park stelt dat de gedaagde het tarief van de verloren kaart van € 42,00, een aanvullende schadevergoeding van € 300,00 en buitengerechtelijke incassokosten van € 51,30 verschuldigd is. De gedaagde erkent dat hij 'treintje heeft gereden', maar betwist de hoogte van de vordering en biedt aan € 340,00 te betalen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de niet weersproken stellingen van Q-Park onvoldoende heeft weerlegd. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de kosten van de verloren kaart en de aanvullende schadevergoeding moet betalen, maar wijst de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af omdat niet is aangetoond dat de gedaagde een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven. De gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Q-Park zijn begroot op € 83,51 voor dagvaardingskosten, € 117,00 voor griffierecht en € 120,00 voor het salaris van de gemachtigde. De kantonrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.