ECLI:NL:RBOBR:2017:975

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 februari 2017
Publicatiedatum
27 februari 2017
Zaaknummer
01/865040-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarigen door verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 27 februari 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die over een periode van meerdere jaren ontuchtige handelingen heeft gepleegd met twee jonge meisjes, die bij hem en zijn partner inwoonden of logeerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1956, zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], beiden minderjarig en aan zijn zorg toevertrouwd. De rechtbank legt een gevangenisstraf van 36 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en gelast de terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden. Tevens moet de verdachte schadevergoeding betalen aan de slachtoffers, respectievelijk € 8.369,86 en € 8.111,--. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte in overweging genomen, evenals de psychologische rapportages die wijzen op een persoonlijkheidsstoornis en pedofilie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat de ernst van de feiten een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank heeft ook de impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers en hun families meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865040-16
Datum uitspraak: 27 februari 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1956,
wonende te [adresgegevens 1] ,
thans gedetineerd te: Vught PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 juli 2016, 11 oktober 2016, 4 januari 2017 en 13 februari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 juni 2016. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 januari 2003 tot en met 31 december 2005 te [gemeente 1] , in elk geval in Nederland, en/of [gemeente 2] , in elk geval in Frankrijk, (telkens) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft hij, verdachte, (telkens) (onder meer):
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) en/of tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of - met zijn, verdachtes, mond en/of hand(en) de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek en/of de billen van die [slachtoffer 1] betast en/of
- zijn, verdachtes, penis (met de mond) laten betasten door die [slachtoffer 1] ;
2. hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 17 september 2014 te [gemeente 1] , in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, terwijl voornoemde [slachtoffer 2] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers heeft hij, verdachte, (telkens) (onder meer):
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) en/of tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of - met zijn, verdachtes, mond en/of hand(en) de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 2] betast en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 2] en/of
- (in elk geval) zijn, verdachtes, penis (met de mond) laten betasten door die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] ge(tong)zoend;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de gedraging die bij het tweede gedachtestreepje bij feit 1 staat vermeld, te weten ‘zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] ’ te hebben geduwd dan wel gebracht. Van deze tenlastegelegde gedraging moet verdachte worden vrijgesproken. Ten aanzien van het
inde vagina duwen dan wel brengen van de penis, vermeld bij het eerste gedachtestreepje bij feit 1, merkt de officier van justitie op -met verwijzing naar HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3627- dat het tussen de schaamlippen brengen van de penis, hetgeen wettig en overtuigend bewezen is, evenzeer kan worden aangemerkt als seksueel binnendringen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ontkent met zijn penis in de vagina van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te zijn geweest, maar de door de officier van justitie genoemde jurisprudentie wordt niet betwist. Beide ten laste gelegde feiten kunnen derhalve, met uitzondering van het tweede gedachtestreepje bij feit 1, wettig en overtuigend worden bewezen verklaard.
Het oordeel van de rechtbank.
Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 1, tweede gedachtestreepje.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte bij feit 1 onder het tweede gedachtestreepje is ten laste gelegd (‘zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of’), zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken en overweegt daartoe het volgende. Noch [slachtoffer 1] noch verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1] de penis van verdachte in de mond heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs voorhanden dat verdachte de onder het tweede gedachtestreepje van feit 1 omschreven handeling heeft begaan.
Vrijspraak duwen/brengen van penis in vagina ten aanzien van feit 1 en feit 2, beiden eerste gedachtestreepje
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij het beeld nog voor zich ziet dat verdachte zijn penis in haar heeft gestopt. Hierbij heeft zij beschreven dat verdachte haar op de werkbank in de schuur legde met haar benen tegen de rand aan. Als de verbalisanten vragen hoe zij weet dat verdachte toen met zijn penis in haar vagina zat, zegt ze dat ze het niet weet.
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij met zijn penis tegen haar vagina aan heeft geduwd, tussen de schaamlippen is geweest en dat hij tussen haar beentjes klaar is gekomen. Verdachte ontkent met zijn penis in haar vagina te zijn geweest.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte met zijn penis in de vagina van [slachtoffer 1] is gegaan, zoals is tenlastegelegd. Verdachte zal dan ook van dat deel van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Verdachte heeft over de ontucht gepleegd met [slachtoffer 2] verklaard dat met zijn penis tegen haar vagina aan heeft geduwd, tussen de schaamlippen is geweest en dat hij tussen haar beentjes klaar is gekomen. Verdachte ontkent met zijn penis in haar vagina te zijn geweest. [slachtoffer 2] heeft hierover niets verklaard. Zij heeft aangegeven dat het al heel lang geleden is, dat ze er niet veel meer van weet en dat ze er niet meer aan denkt.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte met zijn penis in de vagina van [slachtoffer 2] is gegaan, zoals is tenlastegelegd. Verdachte zal dan ook van dat deel van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen. [1]
Ten aanzien van feit 1.

De aangifte van [benadeelde partij 1] (moeder van [slachtoffer 1] ).
Ik doe aangifte tegen [verdachte] van seksueel misbruik van mijn dochter [slachtoffer 1] . Dit zou gebeurd zijn van 2003-2005 bij mijn moeder thuis in [gemeente 1] en ook in het vakantiehuis in Frankrijk. [verdachte] is ruim 20 jaar de vriend van mijn moeder geweest. Ik vroeg [slachtoffer 1] wat er gebeurd was. Ze zei toen dat [verdachte] aan haar had gezeten. Ze vertelde dat er in de schuur een tafel stond, net zoals bij papa met gereedschap erop. Ze vertelde dat hij haar er toen op had gelegd en dat als hij klaar was, het met een zakdoek afdeed. Dat [verdachte] altijd dingen deed als ik en mijn moeder weg waren. Dit alles zou hebben plaatsgevonden in de [adresgegevens 2] . Ik ben in januari 2003 bij [verdachte] en mijn moeder gaan wonen. [slachtoffer 1] en ik zijn daar in 2005 weggegaan. [slachtoffer 1] was net 4 jaar toen we daar gingen wonen. Het is ook in Frankrijk gebeurd; het plaatsje heet [gemeente 2] . Mijn moeder heeft daar een huisje dat [verdachte] in de loop der jaren heeft opgeknapt. [slachtoffer 1] is daar in 2003 en 2004 geweest. [2]

De verklaring van [slachtoffer 1] .
[verdachte] is de ex van oma. Er zijn dingen gebeurd in het huis in Frankrijk, in het huis van oma en achterin de schuur van het huis waar oma woont. Dit is gebeurd van mijn 4e tot mijn 7e. Ik woonde toen bij mijn oma. Er gebeurden dingen als mama en oma weg waren
.Mama was om 07.00 uur al weg en oma ging soms boodschappen doen en dan liet zij mij alleen met hem en dan had hij de kans. Dan verkrachtte hij me, wel een paar keer per week, met zijn hand en met zijn piemel. In het huis van oma gebeurde het op de bank, boven in bed. Ik was naakt, met hem, oma was beneden volgens mij. En toen deed hij een beetje met zijn hand eerst, toen verkrachtte hij mij met zijn hand. Dan gaat hij met zijn hand naar mijn vagina en vingert mij. Op en neer gaan of zo. Hij probeert het dan een beetje nat te maken zeg maar, mijn vagina. Hij deed toen met zijn mond op mijn vagina dat het nat werd, toen met zijn hand en toen verkrachtte hij mij. Hij maakte mij nat met zijn tong. Hij tilde mij dan zeg maar naar boven op het bed en ging dan naar onderen, naar mijn vagina. Met zijn hand, met zijn vingers, ging hij dan tegen mijn vagina. In het vakantiehuis in Frankrijk waren oma, [verdachte] , mama en [betrokkene 1] . Als je daar binnen kwam lag daar het matras waar wij toen sliepen, oma, [verdachte] en ik, en daar waren toen die dingen gebeurd. Ik sliep bij oma en [verdachte] in bed.
Het is gebeurd in het huis van oma, in de schuur en in Frankrijk. Oma woont in de [straat] in [gemeente 1] . In de schuur had hij een rode overal aan en dan had hij van die knoopjes en die maakt hij dan los en dan verkrachtte hij mij. Als hij dan klaar was dan pakte hij een wit met blauwe zakdoek uit zijn zak en dan deed hij die knoopjes weer dicht. Met die zakdoek deed hij zijn sperma af, ook bij mijn vagina. Hij legde mij dan neer zo, op de werkbank. Hij legde dan mijn benen tegen de rand aan. [3]

De geboorteakte van [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] . [4]

De verklaring van verdachte.
Het gaat over seksueel misbruik, Het gaat om [slachtoffer 1] . Het gaat ook om [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] is bij ons aan de [adresgegevens 2] komen wonen.
Dan gebeurde er dingen met [slachtoffer 1] . Wel langzaam natuurlijk. Het is niet van de ene op de andere dag gebeurd. Het begint met aanhalen en strelen. Het seksueel misbruik is gebeurd in bed, ook achter in de schuur is het wel eens gebeurd en in Frankrijk. Ik ging dan met mijn hand over haar kontje heen. Zo ging het dan steeds verder. Een kus geven op mijn penis deed ze wel. Op den duur werd het meer. Met mijn lul er tegen aan douwen. We waren in de schuur. Daar zat [slachtoffer 1] op een werktafel. Ik had daar een deken liggen. Daar zat ze op. Ik ben toen tussen haar beentjes klaargekomen. Dat is de enige keer dat het buiten is gebeurd. De rest is allemaal binnen gebeurd. Ja, in Frankrijk dan. Als het in de winter was, dan had ik vaak een joggingbroek aan of een overall. Dat was een rode overall. Ik heb het toen schoongeveegd met een zakdoek en ben weer verder gegaan. Ik denk dat ik mijn piemel tegen haar aan heb geduwd. Tegen haar vagina. Ze deed ook een kus op mijn piemel geven. Meestal was ze dan op bed. Ook als wij in bad waren. Dan waren we nakend. Dan gaf ik ook een kus op haar vaginaatje. Dat deed ze vaak, een kus op mijn piemel geven. Dat deed ze vaak als wij uit bad kwamen. Ik heb vaak een kus op de vagina van [slachtoffer 1] gegeven. Meestal was het gewoon een kus, maar ook wel eens met de tong er langs heen. Dan raakte ik de lipjes. [slachtoffer 1] heeft mij boven ook bij de piemel gepakt en bij het bad.
In Frankrijk was [slachtoffer 1] alleen met [betrokkene 2] en mij. [slachtoffer 1] lag toen tussen ons in. [slachtoffer 1] was toen met mijn lul aan de gang. Toen ik keek had ze haar schaamlippen, aan een kant, half over mijn eikel getrokken. [5]
Ten aanzien van feit 2.

De aangifte van [benadeelde partij 1] namens [slachtoffer 2] .
Ik doe aangifte van incest, dat vond plaats aan de [adresgegevens 2] in de periode tussen 1 januari 2006 en 31 juli 2014. [betrokkene 2] (oma van [slachtoffer 1] ) is de eerste ex-vrouw van aangever. [slachtoffer 2] is de dochter van aangever die hij heeft met zijn tweede ex-vrouw. [betrokkene 2] wel belde aangever op met de vraag of [slachtoffer 2] wilde komen logeren. [slachtoffer 2] is daar toen een aantal keer komen logeren. [slachtoffer 2] vertelde dat zij, voordat zij naar huis ging, altijd in bad ging met [verdachte] . [slachtoffer 2] moest tussen [betrokkene 2] en [verdachte] in slapen. [6]

Een proces-verbaal van bevindingen.
Op 6 april 2016 heeft verdachte onder meer verklaard dat hij ontucht had gepleegd met [slachtoffer 2] . Hierop is [slachtoffer 2] op 12 april 2016 door de zorgcoördinator uit de klas gehaald en heeft de politie tegen haar gezegd dat zij onderzoek deden naar dingen die met seks te maken hadden. Zij vertelde dat als ze bij [verdachte] op bezoek kwam: “dat hij dan seks deed”. Zij gaf aan dat hij met zijn handen over haar borst wreef. Ze vertelde dat [verdachte] haar probeerde met de tong te kussen. [7]

De verklaring van [slachtoffer 2] .
Ik wil ’m niet zien want dan word ik alleen maar nog bozer op hem, een klein kind, dat ga je toch niet zo doen? Ik kwam wel één keer per week bij [verdachte] en toen ging oma [betrokkene 2] steeds weg. Hij wou met de tong zoenen, maar ik deed steeds mijn mond dicht. Hij zei: doe je mond open, dan zei ik, nee. [8]

De geboorteakte van [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] . [9]

De verklaring van verdachte.
[slachtoffer 2] was veel verder op seksueel gebied dan [slachtoffer 1] . Ik was nog vergeten te vertellen dat ik altijd nakend slaap. [slachtoffer 2] lag toen bij mij in bed. [slachtoffer 2] dook toen onder de lakens, toen ze daar lag begon [slachtoffer 2] mij te pijpen. Vanaf het begin deed ze wel vaker van die dingen. [slachtoffer 2] is de dochter van de ex van [betrokkene 2] , mijn vrouw. Zij kwam al vanaf kleins af aan bij ons thuis. Met [slachtoffer 2] is het vaak, meerdere keren, gebeurd. Dat ze mij pijpte, dat gebeurde vaker. Ook klaargekomen tussen de beentjes net als bij [slachtoffer 1] . Het misbruik is gebeurd in het huis. De eerste keer was volgens mij voor in het huis. Gewoon in het woonhuis. De andere keren zijn gebeurd achter in het huis. Daar bedoel ik mee de schuur of de garage. De schuur/garage is nu een soort zomerhuis. [slachtoffer 2] slaapt bij ons in bed, omdat we maar 1 bed hebben in het zomerhuis. [slachtoffer 2] kwam om de 2 of 3 weken bij ons. [slachtoffer 2] was denk ik toen 8 of 9 jaar oud. Gewoon zoenen, kussen. Ik begin te kussen en zij kust terug en dan blijven we kussen. De eerste keer misschien op de wang of op de mond en dan kuste ze terug. Dan bleven we aan het kussen. Kussen met de tong, met de mond open. Ze heeft me ook klaar gemaakt. Dat ze tegen mij aan kroop. Dat ze mij stijf had gemaakt. Dat ze met haar vagina tegen mij aan kwam. Ik kwam toen klaar. Ik heb haar gekust bij de vagina terwijl zij mij pijpte. Met mijn tong. Gewoon bij de lippen en zo. Bij de vagina. Tussen de lippen in heb ik haar gekust. Ook heb ik met mijn hand er tegenaan gedrukt. Ik ging dan met mijn handen over langs heen. Ik streelde de binnenkant van de lipjes. Ik drukte tegen de clitoris aan. [slachtoffer 2] heeft mij ook gepijpt tot dat ik klaar kwam. [10]
Ten aanzien van feit 1 en feit 2.

De verklaring van verdachte ter zitting van 13 februari 2017.
Ik ben bij beide meisjes met alles, dat wil zeggen vingers, tong, penis, er langs af gegaan. Tussen schaamlippen zou kunnen, zowel bij [slachtoffer 1] als bij [slachtoffer 2] . Met vingers en tong tussen de schaamlippen, bij beide meisjes. Met mijn penis heb ik tegen de vagina aangeduwd, tegen schaamlippen.
Over [slachtoffer 1] : Het seksueel misbruik gebeurde zowel in de woning in [gemeente 1] als in het huis in Frankrijk. In Frankrijk was het maar 1 keer, ze trok schaamlippen over mijn penis. Van Frankrijk weet ik niet of het in 2003 of in 2004 is gebeurd. In [gemeente 1] is het 1 keer gebeurd op de werkbank in de schuur. De schuur is in 2005 of 2006 verbouwd. Ik heb mijn penis er tegenaan geduwd, ik denk tegen schaamlippen. Ik heb op kusjes op de vagina gegeven. In Frankrijk heeft de schaamlippen over de penis gedaan. we lagen met z’n drieën in een bed, [slachtoffer 1] en ik waren wakker, [betrokkene 2] sliep al.
Over [slachtoffer 2] : Tongzoenen is ook gebeurd. Zij pakte mijn penis en begon te pijpen. Het is vaker gebeurd, meerdere keren. In totaal 2 of 3 keer in de tenlastegelegde periode van januari 2006 tot en met 17 september 2014. In elk geval nadat [slachtoffer 1] en [benadeelde partij 1] de woning hadden verlaten. Ik heb met penis tegen vagina van [slachtoffer 2] aangeduwd. Het klopt dat ik aan haar borsten heb gezeten. Het aftrekken door [slachtoffer 2] is ook gebeurd.
Conclusie
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte over een periode van enige jaren diverse ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de [slachtoffer 1] , de kleindochter van zijn partner. Het seksueel misbruik is begonnen toen [slachtoffer 1] en haar moeder [benadeelde partij 1] in 2003 bij verdachte en zijn partner kwamen inwonen. De ontuchtige handelingen hebben in de woning van verdachte en zijn partner in [gemeente 1] , in de schuur bij de woning en in het vakantiehuis in Frankrijk plaatsgevonden. [slachtoffer 1] was vier jaar oud toen het seksueel misbruik begon en is geëindigd toen [slachtoffer 1] en haar moeder uit de woning in [gemeente 1] vertrokken in 2005. Nadien is het seksueel misbruik van [slachtoffer 2] begonnen. Ook met haar heeft verdachte meerdere ontuchtige handelingen verricht. Dat misbruik heeft in de tot zomerhuis omgebouwde schuur bij de woning in [gemeente 1] plaatsgevonden, in elk geval vanaf 2006 gedurende meerdere jaren. [slachtoffer 2] was vier toen het seksueel misbruik begon.
De gepleegde seksuele handelingen zijn uiteenlopend van aard. Verdachte heeft steeds volgehouden dat hij zijn penis niet in de vagina van de meisjes heeft geduwd of gebracht.
Verdachte heeft verklaard dat hij zowel bij [slachtoffer 1] als bij [slachtoffer 2] met zijn penis tegen de vagina aan heeft geduwd en tussen de schaamlippen is geweest. Op grond van de verklaringen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn penis tussen de schaamlippen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is geweest.
Artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht is gericht op de bescherming van de (seksuele) integriteit van het lichaam. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat het brengen van de vingers tussen de schaamlippen gelijk kan worden gesteld met geslachtsgemeenschap en wat betreft de ernst van de inbreuk op de seksuele integriteit een vergelijkbare gedraging is (HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3627). Het bevinden van de penis tussen de schaamlippen van de vagina valt daarmee dus onder het bestanddeel ‘seksueel binnendringen’.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte met zijn vingers en tong in de vagina is geweest en dat hij met zijn penis tussen de schaamlippen van [slachtoffer 1] en van [slachtoffer 2] heeft geduwd dan wel gebracht. De rechtbank is van oordeel dat daarmee mede sprake is van het seksueel binnendringen als bedoeld in artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht, zoals ten laste is gelegd onder feit 1 en feit 2.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. meermalen in de periode van 01 januari 2003 tot en met 31 december 2005 te [gemeente 1] , en [gemeente 2] , in elk geval in Frankrijk, telkens met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en waakzaamheid was toevertrouwd, telkens buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft hij, verdachte, telkens:
- zijn, verdachtes, vinger(s) en tong in de vagina en penis tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of
- met zijn, verdachtes, mond en hand(en) de vagina en/of de schaamlippen, en de billen van die [slachtoffer 1] betast en/of
- zijn, verdachtes, penis (met de mond) laten betasten door die [slachtoffer 1] ;
2. meermalen in de periode van 01 januari 2006 tot en met 17 september 2014 te [gemeente 1] , telkens met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, terwijl voornoemde [slachtoffer 2] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en waakzaamheid was toevertrouwd, telkens buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers heeft hij, verdachte, telkens:
- zijn, verdachtes, vinger(s) en tong in de vagina en penis tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of - met zijn, verdachtes, mond en hand(en) de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer 2] betast en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 2] en/of
- zijn, verdachtes, penis (met de mond) laten betasten door die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] ge(tong)zoend.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Omtrent de persoon van verdachte is door J.L.M Dinjens, psychiater, M. van Heteren, psycholoog en S. te Lindert, forensisch milieuonderzoeker een rapport opgemaakt d.d. 2 oktober 2016. Volgens deze psychiater en psycholoog is er bij verdachte sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline/narcistische en schizoïde/schizotypische kenmerken. Als ziekelijke stoornis is de diagnose pedofilie niet exclusieve type, binnen de familie gesteld. Van deze persoonlijkheidsstoornis en de pedofilie was ook sprake ten tijde van de tenlastegelegde feiten en deze beïnvloedden verdachtes gedragskeuzes en gedragingen. De psychiater en psycholoog hebben gelet hierop geadviseerd om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt voornoemd advies van de psychiater en psycholoog over en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht derhalve verdachte strafbaar omdat er geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest en het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij twijfels heeft of verdachte behandeld wil worden. Voorts toont verdachte volgens haar geen inzicht in zijn verkeerde gedrag en plaatst de verantwoordelijkheid voor zijn daden buiten zichzelf.
Indien de rechtbank niet tot een oplegging van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging komt, dan verzoekt de officier van justitie om aanhouding van de behandeling van de zaak, teneinde de psychiater, de psycholoog en de reclassering op te roepen en te horen op zitting als deskundigen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft een terbeschikkingstelling met voorwaarden bepleit. Volgens de raadsman heeft verdachte tot op heden nog geen behandeling gehad en daarom bevreemdt het niet dat verdachte nog geen inzicht toont in zijn gedrag. Bovendien wordt in de rapporten omtrent de persoonlijkheid van verdachte geen advies overwogen van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft over een periode van meerdere jaren ontuchtige handelingen gepleegd met twee erg jonge meisjes die bij hem en zijn partner inwoonden of logeerden. Het gaat hierbij om vergaande seksuele handelingen. Handelingen zoals verdachte die heeft gepleegd vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van deze meisjes. Hierdoor heeft verdachte een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. [slachtoffer 1] beschouwde verdachte als haar opa en woonde met haar moeder na de scheiding van haar ouders gedurende drie jaar bij haar oma en verdachte in. [slachtoffer 2] speelde veel bij verdachte en zijn partner thuis en op die momenten was [slachtoffer 2] mede aan zijn zorg toevertrouwd. Een (klein)kind moet zich veilig voelen bij haar grootouders. In plaats daarvan heeft verdachte zich aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vergrepen en zeer verstrekkende seksuele handelingen bij hen verricht en door hen laten verrichten. Verdachte heeft hiermee niet alleen het vertrouwen van de slachtoffers, maar ook het vertrouwen van het gezin en de familie ernstig geschaad.
Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen daarvan nog lange tijd nadelige psychische gevolgen ondervinden. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] blijkt hoeveel impact de handelingen van verdachte op haar hebben gehad en nog hebben. Ook de slachtofferverklaringen van de moeder van [slachtoffer 1] en de vader van [slachtoffer 2] getuigen van deze impact.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde ontuchtige handelingen in beginsel het opleggen van een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigen.
Voor wat betreft de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de triple-rapportage d.d. 2 oktober 2016 van J.L.M Dinjens, psychiater, M. van Heteren, psycholoog en S. te Lindert, forensisch milieuonderzoeker. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsadvies d.d. 17 januari 2017.
De psychiater en de psycholoog hebben in hun rapport van 2 oktober 2016 onder meer geconcludeerd en geadviseerd als volgt:
“Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline/narcistische en schizoïde/schizotypische kenmerken. Als ziekelijke stoornis is de diagnose pedofilie, niet exclusieve type, binnen de familie gesteld. Het is in ieder geval zo dat de persoonlijkheidsstoornis en de pedofilie aanwezig waren in de periode van het thans ten laste gelegde. Betrokkene laat zich niet zoveel gelegen liggen aan maatschappelijke conventies. Hij heeft de opvatting dat alles moet kunnen, ook seks met kinderen. Betrokkene (…) is rigide als het om de eigen (seksuele) wensen en verlangens gaat. Vanuit de borderline kenmerken vervloeit hij snel met de ander en voelt hij zich kind onder de kinderen van uit de pedofilie. Er wordt geadviseerd betrokkene verminderd (…) de zaken die hem thans ten laste worden gelegd toe te rekenen. (…) Via de gestandaardiseerde risicotaxatie is betrokkene laag/matig recidive gevaarlijk. Betrokkene lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis waardoor de impulsen matig worden beheerst. Betrokkene houdt weinig rekening met anderen en gaat wensvervullend met hen om. De rigide autoriteitsgevoeligheid vormt een extra risico. Klinisch wordt derhalve het recidiverisico hoger ingeschat. (…) Betrokkene is dominant en kan zich maar zo weer situaties scheppen waarin misbruik kan plaatsvinden, zonder zich iets gelegen te laten liggen aan afspraken hieromtrent. Onderzoekers adviseren Uw rechtscollege tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, indien dit juridisch haalbaar wordt geacht. Een dwingend behandelkader (met voldoende behandeldruk) wordt noodzakelijk geacht om het recidiverisico te kunnen beteugelen. Een dergelijke behandeling dient bij aanvang klinisch plaats te vinden, om gedragspatronen te analyseren en betrokkene gecontroleerd te laten oefenen met situaties. Hierbij wordt gedacht aan het zorg- en beveiligingsniveau van een FPK (te denken valt aan FPK Assen) omdat betrokkenes persoonlijkheidsproblematiek massaal en pregnant aanwezig is en hij zich anders te dominant kan gaan opstellen in behandeling. Voldoende expertise op het gebied van zeden in combinatie met persoonlijkheidsstoornissen is van evident belang. Betrokkene heeft aangegeven zich te willen inzetten voor een dergelijke behandeling en dit heeft het grote voordeel, mede ook vanwege betrokkenes autoriteitsgevoeligheid, dat hij mede verantwoordelijk wordt gemaakt voor zijn behandeling.”
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen neemt de rechtbank die conclusies over. Bij verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en hij wordt verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
In het rapport van 17 januari 2017 heeft de Reclassering Nederland geadviseerd bij het opleggen van een maatregel tot terbeschikkingstelling de in dat rapport genoemde voorwaarden te stellen. De reclassering concludeert, zakelijk weergegeven:
“Als reclassering schatten we in dat een tbs met voorwaarden niet zonder problemen zal verlopen, gelet op de persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene, meer specifiek de rigiditeit en problemen met autoriteit. (…) Echter, gelet op de positieve indicatoren, zijn de rapporteurs van mening dat er ook een kans bestaat dat betrokkene zich wel zal conformeren aan een klinische behandeling wanneer hem de gevolgen duidelijk zijn, namelijk dat de tbs met voorwaarden alsnog omgezet zou kunnen worden naar tbs met verpleging. (…) Gelet op bovenstaand, in combinatie met het gegeven dat betrokkene voor het eerst in aanraking komt met justitie (zij het wel voor een ernstig delict), willen we de rechtbank in overweging geven tbs met voorwaarden op te leggen (…). Tevens adviseren we hierbij een dadelijke uitvoerbaarheid op te leggen.”
De rechtbank verenigt zich met de inhoud van het reclasseringsrapport.
De rechtbank acht zich op grond van het thans voorliggende triple onderzoek Pro Justitia rapport en het reclasseringsrapport voldoende ingelicht ten aanzien van de bij verdachte vastgestelde persoonlijkheidsstoornis, het recidivegevaar en de behandelbaarheid van verdachte. De rechtbank ziet geen noodzaak tot het horen van de psychiater, psycholoog en de rapporteur van de reclassering als deskundigen op zitting, zoals de officier van justitie heeft verzocht voor het geval de rechtbank geen terbeschikkingstelling met dwangverpleging zou opleggen.
De rechtbank onderschrijft de conclusie van zowel de psychiater en psycholoog als Reclassering Nederland dat verdachte klinisch behandeld moet worden voor zijn problematiek. De rechtbank acht oplegging van terbeschikkingstelling met voorwaarden daartoe noodzakelijk. De veiligheid van anderen eist de terbeschikkingstelling met voorwaarden van verdachte. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar op herhaling. De rechtbank is van oordeel dat het thans te vroeg is om te stellen dat verdachte zich niet aan de voorwaarden van een TBS met voorwaarden zal houden.
Vastgesteld wordt dat de bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden bevolen, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1, Wetboek van Strafrecht.
De terbeschikkingstelling wordt opgelegd terzake van misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Voorts heeft verdachte zich ter terechtzitting bereid verklaard de door de reclassering in het advies genoemde voorwaarden na te leven.
Aan verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met voorwaarden worden opgelegd.
De rechtbank ziet in de ernst van de feiten reden om naast de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden een vrijheidsstraf op te leggen. Gelet op de aard en ernst van de feiten en uitgaande van een verminderde toerekeningsvatbaarheid acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Wat betreft de voorwaarden verbonden aan de maatregel zal de rechtbank alle voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd opleggen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met toepassing van de maatregel tot schadevergoeding.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is het eens met het standpunt van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, als rechtstreeks door het onder 1 bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een materiële schadevergoeding van een bedrag van € 369,86 (post 4A), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Op dezelfde grond acht de rechtbank toewijsbaar de gevorderde immateriële schadevergoeding van een bedrag van € 8.000,00 (post 4B), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 369.86 vanaf 29 september 2016 tot de dag der algehele voldoening en over het bedrag van
€ 8.000,00 vanaf 31 december 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te weten een materiële schadevergoeding van een bedrag van € 46,24 vermeerderd en een immateriële schadevergoeding van een bedrag van € 8.000,00 waarbij zij uit is gegaan van het gelijke bedrag bij het andere slachtoffer, met toepassing van de maatregel tot schadevergoeding.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is het eens met het standpunt van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het onder 2 bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een materiële schadevergoeding van een bedrag van € 111,00 (post 4A en 6), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2017 tot aan de dag van algehele voldoening. Op dezelfde grond acht de rechtbank toewijsbaar de gevorderde immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 8.000,00 (post 4B), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover die een vergoeding van € 8.000,00 betreffende immateriële schade te boven gaat.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 111,00 vanaf 13 februari 2017 tot aan de dag van algehele voldoening en over het bedrag van € 8.000,00 vanaf 17 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 37, 37a, 38 (oud), 38, 38a, 57, 244, 248.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:

T.a.v. feit 1:met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaanuit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijlde schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheidtoevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd T.a.v. feit 2:met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaanuit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijlde schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheidtoevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegdVerklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).

T.a.v. feit 1, feit 2:Gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

T.a.v. feit 1, feit 2:Gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en stelt de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:

- de ter beschikking gestelde houdt zich aan de voorwaarden en aanwijzingen die hem gesteld zijn door de toezichthoudende instantie, de verslavingsreclassering Reclassering Nederland;
- de ter beschikking gestelde zal zich niet schuldig maken aan strafbare feiten of zich in situaties begeven die voor hem risicovol zijn en/of zijn resocialisatie in gevaar brengen;
- de ter beschikking gestelde zal, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- het is de ter beschikking gestelde gedurende de gehele looptijd van de TBS niet toegestaan zich buiten de landsgrenzen van Nederland te begeven;
- de ter beschikking gestelde werkt mee aan een klinische opname binnen de FPK Assen of een soortelijke instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en werkt mee aan het programma en mogelijk medicatiegebruik, dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- de ter beschikking gestelde werkt mee aan het vervolgtraject, ook indien dit inhoudt plaatsing binnen een FPA of forensische RIBW, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en werkt mee aan het programma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- de ter beschikking gestelde werkt in het kader van het vervolgtraject mee aan ambulante behandeling bij een forensische polikliniek, bijvoorbeeld door een (F)ACT-team;
- contactverbod en gebiedsverbod; het wordt de ter beschikking gestelde verboden direct of indirect contact te leggen/te laten leggen met de slachtoffers. Tevens wordt het de ter beschikking gestelde verboden om zich te begeven in de woonplaatsen van de slachtoffers ( [gemeente 3] en [gemeente 4] ). De naleving en controle van deze bijzondere voorwaarde kan ondersteund worden middels GPS, indien de reclassering dit noodzakelijk acht en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- de ter beschikking gestelde geeft openheid over de (nieuwe) contacten binnen zijn netwerk, (behoefte aan) relatie(s) en (behoefte aan) seksuele contacten. Indien noodzakelijk, werkt hij mee aan (relatie)therapie bij forensische polikliniek;
- het wordt de ter beschikking gestelde verboden om zorg te dragen voor minderjarigen en/of deze in huis te nemen. Tevens wordt het de ter beschikking gestelde verboden zich aan te sluiten bij/(vrijwilliger) werkzaam te zijn bij verenigingen/instanties/bedrijven bedoeld voor minderjarigen, waarbij ook minderjarigen zijn aangesloten of waarbij contact met minderjarigen onvermijdelijk is;
- de ter beschikking gestelde onthoudt zich van:
* het op digitale wijze met een seksuele intentie communiceren met minderjarigen;
* gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden bekeken, uitgewisseld en/of verkregen;
* gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met kinderen wordt gecommuniceerd, terwijl het daarop uitgeoefende toezicht mede kan bestaan uit controle van zijn telefoon(s), computer(s) en/of andere apparatuur waarop afbeeldingen (kunnen) worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd;
- de ter beschikking gestelde dient te beschikken over een regulier, legaal inkomen, eventueel in de vorm van een uitkering. Hij geeft de reclassering inzicht in zijn inkomsten- en uitgavenpatroon;
- de ter beschikking gestelde levert voldoende inspanning om een passende dagbesteding (bij voorkeur betaald werk) te verkrijgen. De plek en het aantal uren worden in overleg met de reclassering vastgesteld. Het veranderen/aannemen van werk is alleen mogelijk wanneer dit vooraf goedgekeurd is door de reclassering;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven de ter beschikking gestelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden.

T.a.v. feit 1:Maatregel van schadevergoeding van EUR 8.369,86 subsidiair 76 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 8.369,86 (zegge: achtduizenddriehonderdnegenenzestig euro en zesentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 76 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 8.000,-- immateriële schadevergoeding (post 4B) en EUR 369,86 materiële schadevergoeding (post 4A).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het bedrag van € 369,86 (post 4A) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag van € 8.000,00 (post 4B) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van EUR 8.369,86 (zegge: achtduizenddriehonderdnegenenzestig euro en zesentachtig eurocent), te weten EUR 8.000,00 immateriële schadevergoeding (post 4B) en EUR 369,86 materiële schadevergoeding (post 4A).
Het bedrag van € 369,86 (post 4A) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag van € 8.000,00 (post 4B) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

T.a.v. feit 2:Maatregel van schadevergoeding van EUR 8.111,00 subsidiair 75 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 8.111,00 (zegge: achtduizendenhonderdelf euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 75 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 8.000,00 immateriële schadevergoeding (post 4B) en EUR 111,00 materiële schadevergoeding (post 4A en 6). De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het bedrag van € 111,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag van € 8.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van EUR 8.111,00 (zegge: achtduizendendenhonderdelf euro), te weten EUR 8.000,00 immateriële schadevergoeding (post 4B) en EUR 111,00 materiële schadevergoeding (post 4A en 6).
Het bedrag van € 111,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag van € 8.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.G.J.M. van Ekert, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. F.A. te Water Mulder, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. De Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 27 februari 2017.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld, wordt bij de aanduiding van de bewijsmiddelen verwezen naar de paginanummers uit het dossier van de politie eenheid Oost-Brabant, dienst Regionale Recherche, team zeden, met proces-verbaalnummer PL2100-2016036869, afgesloten op 7 juni 2016. Dit dossier bestaat uit 165 doorgenummerde pagina’s.
2.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 29 februari 2016, pag. 16 tot en met 29.
3.Proces-verbaal bevindingen, horen van getuige [slachtoffer 1] d.d. 17 maart 2016, proces-verbaal pag. 39-45
4.Akte van geboorte van [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , pag. 34.
5.Proces-verbaal, verklaring van verdachte d.d. 6 april 2016, pag. 127-135.
6.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 1] namens [slachtoffer 2] d.d. 12 april 2016, pag. 70-75.
7.Proces-verbaal bevindingen d.d. 14 april 2016, pag. 67-69.
8.Verbatim studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 12 mei 2016, pag. 78-113.
9.Akte van geboorte van [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] , pag. 76.
10.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 april 2016, pag. 137-145.