ECLI:NL:RBOBR:2017:864
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in drugszaken wegens gebrek aan bewijs
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid cocaïne en het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag. De tenlastelegging betrof twee hoofdpunten: de verdachte zou op of omstreeks 4 juni 2016 in Eindhoven ongeveer 33,8 kilogram cocaïne hebben gehad en een geldbedrag van 168.120 euro hebben verborgen, terwijl zij wist of had moeten vermoeden dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft op 20 februari 2017 uitspraak gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 6 februari 2017. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd wegens het ontbreken van wettig bewijs, en de verdediging heeft eveneens integrale vrijspraak bepleit. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Ondanks de relatie tussen de verdachte en een medeverdachte, en de aanwezigheid van drugs en geld in de woning van de medeverdachte, was er geen bewijs van enige uitvoeringshandeling of nauwe samenwerking met betrekking tot de tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.