ECLI:NL:RBOBR:2017:835

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 februari 2017
Publicatiedatum
17 februari 2017
Zaaknummer
01/879070-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en diefstal van hoogbejaarde slachtoffers door middel van babbeltrucs

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 17 februari 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks van oplichtingen en diefstallen, voornamelijk gericht op hoogbejaarde slachtoffers. De verdachte benaderde zijn slachtoffers met een zogenaamde babbeltruc, waarbij hij zich voordeed als medewerker van een gasbedrijf of stadswacht, en kreeg zo toegang tot hun woningen. Tijdens deze bezoeken heeft hij geld en goederen afhandig gemaakt, vaak onder bedreiging of met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere feiten heeft gepleegd, waaronder diefstal met geweld en oplichting, en dat hij dit deed in vereniging met een mededader. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de recidive van de verdachte en de kwetsbaarheid van de slachtoffers. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest, en moet schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de ernst van de feiten benadrukt, gezien de impact op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/879070-16
Parketnummer vordering: 21-006390-13
Datum uitspraak: 17 februari 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1982] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 februari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 mei 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 3 februari 2017 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 04 december 2015 te Deurne, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sleutelbos, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [slachtoffer 1] hardhandig werd vastgepakt en/of op een stoel werd geduwd en/of de armen op haar rug werden bewogen en/of vastgehouden en/of tegen die [slachtoffer 1] dreigend werd gezegd: "Blijf rustig zitten want ik heb er al twee vermoord. Ik heb al twee jaar in de gevangenis gezeten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
(artikel 312 (juncto 43a) Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 04 december 2015 te Deurne, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, met zijn mededader, althans alleen, de woning van die (hoogbejaarde) [slachtoffer 1] aan [adres 2] ongevraagd is binnengegaan en/of in die woning die [slachtoffer 1] stevig en/of hardhandig heeft vastgepakt en/of in/op een stoel geduwd en/of gedrukt en/of de armen van die [slachtoffer 1] op haar rug heeft gedaan en/of die [slachtoffer 1] stevig bij de armen heeft vastgehouden en/of (daarbij) gezegd: "Blijf rustig zitten want ik heb er al twee vermoord. Ik heb al twee jaar in de gevangenis gezeten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Je hebt nog meer geld, want dat heb ik woensdag gezien" en/of die woning heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [slachtoffer 1] hardhandig werd vastgepakt en/of op een stoel werd geduwd en/of de armen op haar rug werden bewogen en/of vastgehouden en/of tegen die [slachtoffer 1] dreigend werd gezegd: "Blijf rustig zitten want ik heb er al twee vermoord. Ik heb al twee jaar in de gevangenis gezeten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[incident 1, aangifte pag. 40]
(artikel 312 juncto 45 (juncto 43a) Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 02 december 2015 te Deurne, in elk geval in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 1500 euro, althans een geldbedrag van 500 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid bij de woning van die [slachtoffer 1] ( [adres 2] ) aangebeld en/of zich aan die [slachtoffer 1] voorgesteld als medewerker van een gasbedrijf en/of tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij de gasleiding kwam controleren en/of -nadat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, had gevraagd of hij ook een vaatwasser kon installeren- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij de vaatwasser wilde installeren voor 500 euro en/of, nadat die [slachtoffer 1] aan hem, verdachte, een geldbedrag van 500 euro had overhandigd, tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij die installatie niet alleen kon doen en er nog een ander bij nodig had en daarom nog eens 1000 euro moest hebben en/of vervolgens zelf die 1000 euro gepakt uit een kledingkast in die woning en/of tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij de volgende dag zou terugkomen om de vaatwasser met een collega aan te sluiten, waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, en/of hij op of omstreeks 02 december 2015 te Deurne met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit de woning [adres 2] een geldbedrag van 1000 euro, in elk geval enig geldbedrag/goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[incident 2, aangifte pag. 40]
(artikel 326 (juncto 43a) Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 19 november 2015 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 240 tot 340 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid bij de woning van die [slachtoffer 2] ( [adres 3] ) aangebeld en/of zich aan die [slachtoffer 2] voorgesteld als [alias 1] , zoon van de buurman, en/of tegen die [slachtoffer 2] verteld dat zijn vader (buurman) de verkeerde brandstof had getankt en/of daardoor 740 euro moest betalen aan de ANWB om de auto te reinigen en/of ze te weinig geld bij zich hadden om de ANWB-rekening te kunnen betalen, waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[incident 3, aangifte pag. 180]
(artikel 326 (juncto 43a) Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 19 november 2015 te Asten, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit de woning [adres 4] een gouden horloge en/of een geldbedrag van 75 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[incident 5, aangifte pag. 185]
(artikel 311/310 (juncto 43a) Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 20 november 2015 te Helmond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 240 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid bij de woning van die [slachtoffer 4] ( [adres 5] ) aangebeld en/of zich aan die [slachtoffer 4] voorgesteld als medewerker(s) van de stadswacht en/of zich daarbij gelegitimeerd met een pasje en/of tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat er in de buurt veel werd ingebroken en/of hij/zij daarom kwam(en) controleren en/of het in de woning aanwezige geld kwam(en) scannen voor de verzekering, waardoor die [slachtoffer 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[incident 6, aangifte pag. 189]
(artikel 326 (juncto 43a) Wetboek van Strafrecht)
6.
hij op of omstreeks 25 november 2015 te Best, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 150 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid bij de woning van die [slachtoffer 5] ( [adres 6] ) aangebeld en/of zich aan die [slachtoffer 5] voorgesteld als de neef van de buurvrouw en/of tegen die [slachtoffer 5] verteld dat de buurvrouw de verkeerde brandstof had getankt en/of daardoor 400 euro moest betalen om die brandstof uit de auto te laten verwijderen en/of de buurvrouw daarvoor geld nodig had, waardoor die [slachtoffer 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
(artikel 326 (juncto 43a) Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 25 november 2015 te Best, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 250 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [slachtoffer 5] werd geduwd om de vluchtweg via/naar de voordeur vrij te maken,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[incident 7, aangifte pag. 193]
(artikel 312 (juncto 43) Wetboek van Strafrecht)
7.
hij op of omstreeks 25 november 2015 te Schijndel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 70 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid bij de woning van die [slachtoffer 6] ( [adres 7] ) aangebeld en/of zich, nadat die [slachtoffer 6] daarnaar had gevraagd, aan die [slachtoffer 6] voorgesteld als de zoon van de buren en/of tegen die [slachtoffer 6] verteld dat hij zonder benzine stond en/of gevraagd of hij daarom geld kon lenen, waardoor die [slachtoffer 6] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[incident 8, aangifte pag. 206]
(artikel 326 (juncto 43a) Wetboek van Strafrecht)
8.
hij op of omstreeks 26 november 2015 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 335 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid bij de woning van die [slachtoffer 7] ( [adres 8] ) aangebeld en/of zich aan die [slachtoffer 7] voorgesteld als medewerker van een verzekeringsmaatschappij en/of tegen die [slachtoffer 7] gezegd dat hij de gehele flat in kaart moest brengen omdat er was ingebroken in het complex en/of aan die [slachtoffer 7] gevraagd om al haar geld aan hem te tonen en/of -nadat die [slachtoffer 7] ongeveer 335 euro, in elk geval enig geldbedrag, aan hem, verdachte, had overhandigd- gezegd dat dit geld nep was en dat hij, verdachte, dit geld voor die [slachtoffer 7] zou gaan wisselen bij de bank, waardoor die [slachtoffer 7] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[incident 9, aangifte pag. 208]
(artikel 326 (juncto 43a) Wetboek van Strafrecht)
9.
hij op of omstreeks 27 november 2015 te Sleeuwijk, gemeente Werkendam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 8] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten enig geldbedrag, bij de woning ( [adres 9] ) van die [slachtoffer 8] heeft aangebeld en/of tegen die [slachtoffer 8] heeft gezegd dat ze van de politie waren en/of die [slachtoffer 8] (daarbij) een pasje als legitimatie heeft getoond en/of die [slachtoffer 8] heeft gevraagd om het geld dat zij bij de bank had opgenomen af te geven en gezegd dat ze dat later weer terug zou krijgen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[incident 10, aangifte pag. 211]
(artikel 326 juncto 45 (juncto 43a) Wetboek van Strafrecht)
10.
hij op of omstreeks 27 november 2015 te Zaltbommel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 325 euro, in elk geval enig geldbedrag, en/of een gouden armband en/of een gouden horloge en/of een gouden oorbel, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid bij de woning van die [slachtoffer 9] ( [adres 10] ) zich aan die [slachtoffer 9] voorgesteld als politieambtena(a)r(en) in burger en/of zich daarbij gelegitimeerd met een rijbewijs op naam van [slachtoffer 10] en/of zich daarbij bediend van de naam [alias 2] , in ieder geval zich bediend van een valse identiteit, en/of tegen die [slachtoffer 9] gezegd dat haar woning op een lijst van inbrekers stond en/of daarbij een lijst met namen/adressen laten zien en/of gezegd dat zij, [slachtoffer 9] , dat geldbedrag en/of die armband en/of horloge en/of oorbel moest afgeven om te laten registreren en/of om te wisselen en/of te verzekeren, waardoor die [slachtoffer 9] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[incident 11, aangifte pag. 220]
(artikel 326 (juncto 43a) Wetboek van Strafrecht)
11.
hij op of omstreeks 27 november 2015 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 500 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid bij de woning van die [slachtoffer 11] ( [adres 11] ) aangebeld en/of tegen die [slachtoffer 11] gezegd dat er iets mankeerde aan zijn scootmobiel en/of dat die [slachtoffer 11] een aanbetaling moest doen voor een nieuwe scootmobiel, waardoor die [slachtoffer 11] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[incident 12, aangifte pag. 224]
(artikel 326 (juncto 43a) Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 21-006390-13 is aangebracht bij vordering van 7 april 2016. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de Gerechtshof Anrhem-Leeuwarden te Anrhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem d.d. 19 juni 2014. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is in de kern genomen aangevoerd dat de belastende verklaringen van de medeverdachte onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te worden gebruikt en dat de alsdan resterende voertuiggegevens en telefoongegevens in combinatie met de wisselende signalementen onvoldoende bewijs opleveren voor verdachtes betrokkenheid.
Het oordeel van de rechtbank.
i. De rechtbank stelt de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Feit 1 en 2 (incident 1 en 2: 2 en 4 december 2015)
Op 4 december 2015 doet [slachtoffer 1] , wonende te [adres 2] te Deurne, aangifte van een tweetal incidenten, te weten – kort gezegd – een babbeltruc op 2 december 2015 en een diefstal met geweld op 4 december 2015, die plaatsvond tussen 10.30 uur en 10.52 uur. [getuige 1] ziet op 4 december 2015 rond 11.00 uur in de straat vlakbij de plaats delict twee rennende mannen die in een grijze Mercedes met [kenteken] stappen. Deze auto blijkt een huurauto te zijn, die op de datum van het gepleegde delict werd gehuurd door medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft verklaard dat hij bij deze diefstal was betrokken samen met verdachte en dat verdachte een koevoet, die hij die ochtend samen met medeverdachte bij de Praxis te Eindhoven had gekocht, mee naar binnen had genomen maar aldaar had achtergelaten, en dat verdachte binnen in de woning de kabel van de telefoon had doorgesneden. De politie heeft bij onderzoek in de woning van [slachtoffer 1] in de slaapkamer een koevoet aangetroffen. Bij bemonstering van die koevoet werd DNA veiliggesteld. Het NFI heeft geconcludeerd dat er aanzienlijk statistisch bewijs is voor de veronderstelling dat het op de koevoet aangetroffen DNA afkomstig is van de verdachte.
Aangeefster [slachtoffer 1] verklaarde dat zij een van de daders - namelijk degene die de kabel van de telefoon had kapotgetrokken en die op haar slaapkamer was geweest - twee dagen eerder in haar woning had binnengelaten nadat deze aanbelde en zei dat hij van het gasbedrijf was en de gasleiding wilde controleren. Zij heeft toen € 500 aan hem gegeven vanwege diens toezegging een dag later terug te zullen komen voor het installeren van een vaatwasser en deze dader heeft vervolgens zelf nog € 1.000 uit een kast genomen. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij zag dat aangeefster verdachte herkende als de man die twee dagen eerder bij haar was toen hij met hem op 4 december 2015 de woning van aangeefster binnentrad.
Uit de GPS-gegevens van de door [medeverdachte] gehuurde auto met [kenteken] blijkt dat deze auto zich op 4 december 2015 vanaf de verhuurlocatie nabij de [straat 1] te Eindhoven via de Tenierslaan alwaar de Praxis is gevestigd heeft verplaatst richting Deurne en dat het voertuig in de tijdspanne tussen 10:22 uur en in ieder geval 10:32 uur stilstaand op de [straat 2] in Deurne, dus in de directe omgeving van de plaats delict, is geweest.
Verder onderzoek naar door [medeverdachte] gehuurde auto’s leert dat hij vaker auto’s huurde en dat zulks ook het geval was op 2 december 2015. Op die datum had [medeverdachte] een huurauto met [kenteken] tot zijn beschikking. Uit de opgevraagde GPS-gegevens van dat voertuig blijkt dat deze auto op 2 december 2015 rond 15:14 uur op de [straat 2] te Deurne is geweest, dus, zoals gezegd, in de directe omgeving van de plaats delict aan [adres 2] te Deurne.
Naast de GPS-gegevens van de gehuurde voertuigen, zijn ook telefoongegevens onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat twee telefoonnummers aan de verdachte kunnen worden toegeschreven, te weten het [telefoonnummer 1] en het [telefoonnummer 2] . Het eerstgenoemde telefoonnummer wordt aan de verdachte toegeschreven via een analyse van de verkregen telefoongegevens in combinatie met gegevens uit politiesystemen. Het laatstgenoemde telefoonnummer wordt aan de verdachte toegeschreven op grond van de omstandigheid dat de simkaart met dat telefoonnummer zich bevond in een mobiele telefoon die tijdens doorzoeking van de verblijfplaats van verdachte aldaar werd aangetroffen en de omstandigheid dat bij doorzoeking van de woning van [medeverdachte] een briefje is gevonden waarop dit telefoonnummer stond geschreven met daarbij de vermelding van de naam “ [naam] ”, zijnde de voornaam van verdachte.
Uit een analyse van de historische printgegevens van het [telefoonnummer 1] blijkt dat deze zowel op 2 als op 4 december 2015 rondom het tijdstip van de door aangeefster [slachtoffer 1] beschreven incidenten een mast aanstraalde op de [straat 3] te Deurne, zijnde een mast die vanaf de plaats delict aan [adres 2] te Deurne kan worden aangestraald.
Intermezzo
Het onderzoek naar de incidenten op 2 en 4 december 2015 brengt de politie ertoe om de telefoongegevens en de ter beschikking gekregen gegevens van door [medeverdachte] gehuurde voertuigen verder te onderzoeken en te vergelijken met aangiften van soortgelijke strafbare feiten. Dat leidt tot de verdenking dat de verdachte zich samen met [medeverdachte] aan meerdere zogenaamde babbeltrucs had schuldig gemaakt. Een aantal van die incidenten is op de tenlastelegging van de verdachten terecht gekomen. Niet alle incidenten op de tenlastelegging zullen door de rechtbank worden bewezenverklaard. Daar zal de rechtbank later de redenen voor opgeven. De hierna te bespreken incidenten acht de rechtbank ten aanzien van [verdachte] echter wel bewijsbaar.
Feit 3 en 4 (incidenten 3 en 5: 19 november 2015)
Aangever [slachtoffer 2] , wonende aan de [adres 3] te Nuenen, doet aangifte van oplichting door een babbeltruc op 19 november 2015 omstreeks 15:30 uur. Het ging om 1 persoon die hem geld afhandig had gemaakt met het verhaal dat – kort gezegd – hij de zoon van de buurman van aangever was, dat hij kwam om geld te lenen in verband met kosten die de buurman moest maken omdat hij verkeerde brandstof had getankt.
Aangeefster [slachtoffer 3] , wonende aan de [adres 4] te Asten, doet aangifte van het feit dat zij na een babbeltruc op 19 november 2015 omstreeks 17:00 uur was bestolen van geld en een horloge. Het ging om 1 persoon die zich – kort gezegd – uitgaf als een verzekeringsagent, die vertelde over inbraken in de buurt, die vroeg of zij veel geld in de woning had liggen en die, nadat aangeefster hem het geld liet zien, met medeneming van geld en een horloge de woning had verlaten.
Uit een analyse van de historische telefoniegegevens blijkt dat het aan verdachte toegeschreven [telefoonnummer 2] rond 15:30 uur een mast in Nuenen aanstraalt en rond 17:00 uur een mast in Asten.
Uit de bakengegevens van het op die datum door [medeverdachte] gehuurde voertuig met [kenteken] blijkt dat dit voertuig op 19 november 2015 tussen 15:18 uur en 15:40 uur op de [straat 4] te Nuenen en tussen 16:50 uur en 17:15 uur op de [straat 5] te Asten stilstond, te weten op beide momenten dus in de nabije c.q. directe omgeving van de plaats delict.
Feit 5 (incident 6: 20 november 2015)
Aangeefster [slachtoffer 4] , wonende op de [adres 5] te Helmond, doet op 20 november 2015 aangifte van het feit dat zij omstreeks 17:00 uur is bestolen van een geldbedrag. Het ging om 2 mannen die zich uitgaven als stadswacht, die vertelden dat er in de buurt veel werd ingebroken en dat ze het geld dat aangeefster even tevoren had gepind wilden scannen. Aangeefster geeft hen daarop een geldbedrag hetgeen zij in ontvangst nemen, zij scanden het geld met een telefoon en hebben uiteindelijk met het geld de woning verlaten.
Met aangeefster [slachtoffer 4] is een meervoudige fotoconfrontatie gehouden, waarbij zij medeverdachte [medeverdachte] als één van beide personen heeft herkend.
Verder blijkt uit een analyse van de bakengegevens van het op die datum door [medeverdachte] gehuurde voertuig met [kenteken] dat deze auto op de datum van het delict tussen 16:55 uur en 17:09 uur stil heeft gestaan op de [straat 6] te Helmond en dus in de directe omgeving van de plaats delict op een tijdstip die past bij de verklaring van aangeefster.
Uit een analyse van de historische telefonie gegevens blijkt dat het aan de verdachte toegeschreven [telefoonnummer 2] synchroon loopt met de bewegingen van het door medeverdachte gehuurde voertuig.
Feit 9, 10 en 11 (incidenten 10, 11 en 12: 27 november 2015)
Aangeefster [slachtoffer 8] , wonende aan de [adres 9] te Sleeuwijk, doet op 27 november 2015 aangifte van een poging tot oplichting met gebruik making van een babbeltruc door 2 personen. Deze personen kwamen rond 12:15 uur aan de deur, gaven zich uit als politieagenten en vroegen om het geldbedrag dat aangeefster had gepind. Getuigen die nabij aangeefster wonen verklaren dat zij twee mannen hadden gezien. Een van deze getuigen verklaart dat deze mannen in een kleine witte auto stappen.
Uit de bakengegevens van het op deze datum door medeverdachte [medeverdachte] gehuurde voertuig met [kenteken] , zijnde een kleine witte Toyota Yaris, blijkt dat dit voertuig tussen 12:24 en 12:38 uur stil stond op de [straat 7] te Sleeuwijk, welke straat zich in de directe omgeving van de plaats delict bevindt.
Aangeefster [slachtoffer 9] , wonende aan de [adres 10] te Zaltbommel, verklaart dat zij na een babbeltruc op 27 november 2015 omstreeks 13:30 uur is bestolen van geld. Het betrof 2 personen die zich uitgaven als politieagenten, die zeiden dat aangeefster op een lijst van inbrekers zou staan, die het vervolgens door haar overhandigde geld scanden met een telefoon en uiteindelijk met medeneming van het geld en enkele sieraden de woning hebben verlaten.
Ook ten aanzien van dit incident kan worden vastgesteld dat het door [medeverdachte] gehuurde [kenteken] in de directe nabijheid van de plaats delict is geweest ten tijde van het door aangeefster beschreven incident, te weten op 27 november 2015 tussen 13:37 uur en 14:01 uur op de [adres 10] te Zaltbommel.
Aangever [slachtoffer 11] , wonende aan het [adres 11] te Geldrop, doet op 27 november 2015 aangifte van diefstal van een geldbedrag van € 500,- na een babbeltruc door 2 personen omstreeks 16:30 uur die dag. Hij moest een aanbetaling doen voor de aanschaf van een nieuwe scootmobiel die wat zou mankeren. De mannen verlieten zijn woning met het geld en zijn niet meer teruggekomen.
Het [kenteken] blijkt blijkens de gevorderde bakengegevens op die datum tussen 16:23 uur en 16:41 uur stil te staan op de [straat 8] te Geldrop, dus in de directe omgeving van de plaats delict.
ii. In het dossier bevinden zich – naast de aangifte van [slachtoffer 1] ten aanzien van de incidenten op 2 en 4 december 2015 – aldus aangiften van zes andere oplichtingen door middel van zogenoemde babbeltrucs op 19, 20 en 27 november 2015. Aan de hand van de verkregen verhuurgegevens heeft de rechtbank vastgesteld dat op de datum van deze incidenten telkens een door [medeverdachte] gehuurde auto zich op relevante tijdstippen bevindt in de directe omgeving als waar een oplichting werd begaan.
iii. Uit mastgegevens is gebleken dat de telefoon met [telefoonnummer 2] , waarvan de rechtbank hiervoor heeft overwogen dat en waarom dit nummer aan de verdachte kan worden toegeschreven, zich op 19 november 2015 op relevante tijdstippen bevond in de directe omgeving van adressen waar volgens de aangevers de oplichtingen door middel van babbeltrucs zijn gepleegd. Voor wat betreft de data 20 november 2015 en 27 november 2015 kan aan de hand van de masten die deze telefoon bij gebruik aanstraalde, worden vastgesteld dat een route werd afgelegd waarin een omstreeks 17.00 uur gepleegde oplichting in Helmond (20 november 2015), een omstreeks 12.15 uur gepleegde oplichting in Sleeuwijk (27 november) en een omstreeks 16.30 uur gepleegde oplichting in Geldrop (27 november 2015) naadloos past.
iv. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij weliswaar degene was die de auto’s huurde maar dat hij dit deed op verzoek van verdachte en dat het in werkelijkheid verdachte was die de auto’s in gebruik had. Deze verklaring vindt op dit punt bevestiging in de GPS-gegevens van de gehuurde auto’s, nu daaruit blijkt dat die auto’s zich in de vroege ochtend en tegen de nacht bevinden in de straat alwaar verdachte in die periode verbleef. [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat hij in die periode een aantal keer met verdachte op pad is geweest om – zo kan diens verklaring uiteindelijk worden uitgelegd – met gebruikmaking van babbeltrucs aan geld te komen.
v. De rechtbank zal de verklaringen van [medeverdachte] mede tot het bewijs bezigen, zulks echter in weerwil van het betoog van de verdediging dat de verklaringen van deze medeverdachte onvoldoende betrouwbaar zijn om te kunnen bijdragen aan het bewijs. De verdediging heeft in dat verband betoogd dat medeverdachte [medeverdachte] de in het verleden door verdachte bij oplichtingspraktijken gehanteerde modus operandi kon kennen uit een oud strafdossier waarvan [medeverdachte] kennis had kunnen nemen, dat [medeverdachte] deze modus operandi kennelijk bij de thans ten laste gelegde feiten heeft gehanteerd en dat [medeverdachte] nadien belastend over verdachte heeft verklaard om de werkelijke mededader(s) uit de wind te houden.
vi. Het verweer van de verdediging faalt. De rechtbank realiseert zich dat de verklaringen van [medeverdachte] verre van volledig zijn en dat zij ook niet op alle punten betrouwbaar zijn. Zo acht de rechtbank de onderdelen van de verklaring van [medeverdachte] vooral niet geloofwaardig waar het betreft de ontkenning van zijn betrokkenheid bij andere misdrijven dan de op 4 december 2015 te Deurne gepleegde diefstal en diens aandeel in het op 4 december 2015 te Deurne gepleegde geweld. De rechtbank verwijst daarvoor bijvoorbeeld naar het feit dat aangeefster [slachtoffer 4] [medeverdachte] heeft herkend als één van de oplichters op 20 november 2015, terwijl hij verklaart alleen bij het feit van 4 december 2015 en niet tenlastegelegde oplichtingen in Odiliapeel betrokken te zijn geweest.
Echter, de rechtbank acht [medeverdachte] verklaring waar het de betrokkenheid van verdachte bij het misdrijf van 2 en 4 december 2015 betreft, alsmede zijn verklaring omtrent het gebruik van de huurauto’s door verdachte geloofwaardig en betrouwbaar, met name omdat [medeverdachte] verklaring op dat essentiële punt steun vindt in andere bewijsmiddelen, zoals de GPS-gegevens van de huurauto’s en de mastgegevens van het eerder genoemde telefoonnummer.
Het door en namens de verdachte gestelde scenario dat [medeverdachte] ten behoeve van anderen de beschuldigende vinger naar verdachte wijst om de schuld op af te schuiven, acht de rechtbank niet aannemelijk. Niet alleen ligt het bij dit scenario niet voor de hand dat de medeverdachte alsdan ook zichzelf zou belasten, hetgeen [medeverdachte] ten aanzien van het incident op 4 december 2015 uitdrukkelijk wel heeft gedaan, maar ook zou het bij dit scenario veel meer voor de hand hebben gelegen dat [medeverdachte] voor meer feiten met de vinger op verdachte zou hebben gewezen, hetgeen hij nu juist weer niet heeft gedaan. Bij een en ander neemt de rechtbank bovendien nog in aanmerking dat [medeverdachte] betrokkenheid erkent bij een babbeltruc die hij wegens een waterdicht alibi niet kan hebben gepleegd en dat hij erkent betrokken te zijn geweest bij (pogingen tot) babbeltrucs die niet op de tenlastelegging zijn vermeld. Kortom: hij verklaart belastend over de verdachte maar spaart zichzelf daarbij op onderdelen niet, hoewel tegelijkertijd moet worden onderkend dat hij zijn eigen rol ten opzichte van de tenlastelegging zo minimaal mogelijk probeert te houden. Daarnaast is voor het bestaan van een andere persoon met wie [medeverdachte] dergelijke oplichtingspraktijken uitoefende uit het strafdossier geen aanknopingspunt te vinden en onvoldoende aannemelijk geworden. Dat verdachte vaak niet aan het door de slachtoffers gegeven signalement voldoet, is, gelet op het feit dat het zonder uitzondering om hoogbejaarde slachtoffers gaat die de signalementen opgaven nadat zij waren overrompeld door verdachte en zijn medeverdachte in wie zij bij aanvang nog vertrouwen hadden gesteld, een onvoldoende aanwijzing voor het bestaan van een andere mededader.
vii. Ten opzichte van de belastende verklaringen van [medeverdachte] en de objectieve telefoon- en verhuurgegevens heeft de verdachte weinig concreets in het geweer gebracht. Met betrekking tot het incident op 4 december 2015 heeft verdachte eerst ter terechtzitting van de rechtbank de lezing gegeven dat hij zijn eigen weg is gegaan nadat hij met de medeverdachte in de Praxis was geweest. Met betrekking tot de telefoon met het [telefoonnummer 2] heeft verdachte aangevoerd dat dit nummer niet in het bezit van hem was maar van [medeverdachte] en met betrekking tot het [telefoonnummer 1] heeft de verdachte uiteindelijk niet meer gedaan dan volstaan met de mededeling dat dit nummer hem niets zegt. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat de verdachte ter terechtzitting een weinig geloofverdienende verklaring heeft afgelegd. Daarbij heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen toen de politie hem met belastende onderzoeksresultaten confronteerde, waaronder de belastende verklaring van [medeverdachte] , en hem vragen stelde omtrent het gebruik van dat telefoonnummer en hem voorhield dat daarmee masten waren aangestraald op voor verdachte belastende plaatsen en tijdstippen. Pas nadat verdachte in de gelegenheid was geweest om kennis te nemen van het strafdossier en al hetgeen dit in voor hem belastende zin inhield, heeft verdachte ter terechtzitting een verklaring ten aanzien van [medeverdachte] en omtrent het gebruik van de telefoonnummers afgelegd, die zoals gezegd, weinig concreet zijn.
viii. Al hetgeen hiervoor is overwogen en vastgesteld is redengevend voor het daderschap van de verdachte bij de misdrijven die zijn tenlastegelegd onder feit 1, 2, 3, 4, 5, 9, 10 en 11. Met uitzondering van de feiten tenlastegelegd onder 3 en 4, waarvan de aangiften melding maken van oplichting door één persoon en uit het strafdossier niet blijkt van medeplegen, acht de rechtbank bewezen dat die feiten tezamen en in vereniging zijn gepleegd.
Vrijspraak
De rechtbank acht hetgeen onder feit 6, 7 en 8 is ten laste gelegd niet bewezen. De aangevers van deze misdrijven maken steeds melding van één persoon die aan de deur komt en zich ‘binnenpraat’ met een babbeltruc.
Ten aanzien van de feiten 6 en 7 kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte die persoon was – het zou immers ook [medeverdachte] geweest kunnen zijn – en houdt het strafdossier onvoldoende bewijs in op grond waarvan de rechtbank verdachte als medepleger kan aanmerken. Het enkele door de officier van justitie gestelde feit dat, wat daar overigens verder van zij, verdachte en zijn mededader samen op pad zouden zijn gegaan met de bedoeling om babbeltrucs toe te passen, is onvoldoende voor het bewijs van medeplegen. Weliswaar heeft dit feit betekenis voor de vraag in hoeverre het opzet bestond op de samenwerking bij het toepassen van een babbeltruc, maar zegt nog te weinig over het gewicht van de concrete bijdrage van de daders aan het delict. Met boos opzet op de babbeltruc, kan bijvoorbeeld ook nog steeds sprake zijn van medeplichtigheid. Het dossier houdt verder niets in omtrent vooraf door de daders gemaakte afspraken, verdeling van buit etc.
Voor wat betreft feit 8 blijkt niet uit mastgegevens dat de bij verdachte in gebruik zijnde telefoon zich op het tijdstip van het misdrijf in de omgeving van de plaats delict bevindt en houdt het strafdossier ook overigens niets in op grond waarvan de rechtbank kan vaststellen dat verdachte op de plaats delict is geweest.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen in onderling (tijds)verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. op 04 december 2015 te Deurne, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sleutelbos, toebehorende aan [slachtoffer 1] , zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
en
op 04 december 2015 te Deurne, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] , met zijn mededader, de woning van die (hoogbejaarde) [slachtoffer 1] aan [adres 2] ongevraagd is binnengegaan en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Je hebt nog meer geld, want dat heb ik woensdag gezien" en die woning heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [slachtoffer 1] hardhandig werd vastgepakt en op een stoel werd geduwd en de armen op haar rug werden bewogen en vastgehouden en tegen die [slachtoffer 1] dreigend werd gezegd: "Blijf rustig zitten want ik heb er al twee vermoord. Ik heb al twee jaar in de gevangenis gezeten",
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2. op 02 december 2015 te Deurne, met het oogmerk om zich en een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 1500 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid bij de woning van die [slachtoffer 1] ( [adres 2] ) aangebeld en zich aan die [slachtoffer 1] voorgesteld als medewerker van een gasbedrijf en tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij de gasleiding kwam controleren en -nadat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, had gevraagd of hij ook een vaatwasser kon installeren- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij de vaatwasser wilde installeren voor 500 euro en, nadat die [slachtoffer 1] aan hem, verdachte, een geldbedrag van 500 euro had overhandigd, tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij die installatie niet alleen kon doen en er nog een ander bij nodig had en daarom nog eens 1000 euro moest hebben en vervolgens zelf die 1000 euro gepakt uit een kledingkast in die woning en tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij de volgende dag zou terugkomen om de vaatwasser met een collega aan te sluiten, waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3. op 19 november 2015 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 240 tot 340 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid bij de woning van die [slachtoffer 2] ( [adres 3] ) aangebeld en zich aan die [slachtoffer 2] voorgesteld als [alias 1] , zoon van de buurman, en tegen die [slachtoffer 2] verteld dat zijn vader (buurman) de verkeerde brandstof had getankt en daardoor 740 euro moest betalen aan de ANWB om de auto te reinigen en ze te weinig geld bij zich hadden om de ANWB-rekening te kunnen betalen, waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
4. op 19 november 2015 te Asten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit de woning [adres 4] een gouden horloge en een geldbedrag van 75 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3] ,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
5. op 20 november 2015 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 240 euro, hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid bij de woning van die [slachtoffer 4] ( [adres 5] ) aangebeld en zich aan die [slachtoffer 4] voorgesteld als medewerkers van de stadswacht en zich daarbij gelegitimeerd met een pasje en tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat er in de buurt veel werd ingebroken en zij daarom kwamen controleren en het in de woning aanwezige geld kwamen scannen voor de verzekering, waardoor die [slachtoffer 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
9. op 27 november 2015 te Sleeuwijk, gemeente Werkendam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 8] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten enig geldbedrag, bij de woning ( [adres 9] ) van die [slachtoffer 8] heeft aangebeld en tegen die [slachtoffer 8] heeft gezegd dat ze van de politie waren en die [slachtoffer 8] daarbij een pasje als legitimatie heeft getoond en die [slachtoffer 8] heeft gevraagd om het geld dat zij bij de bank had opgenomen af te geven en gezegd dat ze dat later weer terug zou krijgen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
10. op 27 november 2015 te Zaltbommel, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 325 euro en een gouden armband en een gouden horloge en een gouden oorbel, hebbende verdachte en/of zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid bij de woning van die [slachtoffer 9] ( [adres 10] ) aangebeld en zich aan die [slachtoffer 9] voorgesteld als politieambtenaren in burger en zich daarbij gelegitimeerd met een rijbewijs op naam van [slachtoffer 10] en/of zich daarbij bediend van de naam [alias 2] , en tegen die [slachtoffer 9] gezegd dat haar woning op een lijst van inbrekers stond en daarbij een lijst met namen/adressen laten zien en gezegd dat zij, [slachtoffer 9] , dat geldbedrag en die armband en horloge en oorbel moest afgeven om te laten registreren en/of om te wisselen en/of te verzekeren, waardoor die [slachtoffer 9] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
11. op 27 november 2015 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 500 euro, hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - bedrieglijk en in strijd met de waarheid bij de woning van die [slachtoffer 11] ( [adres 11] ) aangebeld en tegen die [slachtoffer 11] gezegd dat er iets mankeerde aan zijn scootmobiel en dat die [slachtoffer 11] een aanbetaling moest doen voor een nieuwe scootmobiel, waardoor die [slachtoffer 11] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkort vonnis beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de
bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie. (bijlage)
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 11:
Een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe bepleit de eis te matigen indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van de feiten. Zij verzoekt de eventueel op te leggen gevangenisstraf voor een groot deel voorwaardelijk op te leggen, dit als stok achter de deur, zodat verdachte verder kan gaan met zijn leven en een psychoherapeutische behandeling kan ondergaan nu de noodzaak tot behandelen nog altijd bestaat. Verdachte staat hier ook open voor.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder zijn draagkracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van oplichtingen c.q. diefstallen al dan niet in vereniging met een mededader. De verdachte heeft zijn slachtoffers – zonder uitzondering hoogbejaarde mensen – steeds benaderd met een zogenaamde babbeltruc, waarna hij toegang kreeg tot de woning van deze slachtoffers en zo geld en/of goederen kon aftroggelen of zelf kon wegnemen. De verdachte heeft deze door hun hoge leeftijd kwetsbare personen kennelijk doelbewust als gemakkelijke prooi uitgekozen en hen op een geoefende en doortrapte wijze benaderd.
Een van de babbeltrucs is geëscaleerd in het binnendringen van de woning van een hoogbejaarde mevrouw. Twee dagen nadat hij deze mevrouw met gebruik van een babbeltruc €1.500,- afhandig had gemaakt, is hij met zijn mededader terug naar die woning gegaan teneinde meer geld weg te kunnen nemen. In die woning zijn verdachte en zijn mededader er niet voor teruggedeinsd om deze zeer kwetsbare mevrouw op een stoel te duwen, haar handen achter haar lichaam vast te houden en haar via bedreigingen te bewegen de vindplaats van het geld te vertellen. Het is aan het kordate handelen van het slachtoffer te danken geweest dat het bij het wegnemen van slechts een sleutelbos is gebleven.
Dit zijn buitengewoon ernstige feiten. Dergelijke feiten veroorzaken wegens het brutale karakter niet alleen gevoelens van intense verontwaardiging in de maatschappij maar kweken ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de doelgroep van oudere op zichzelf wonende personen in het algemeen. De verdachte heeft zich kennelijk louter laten leiden door financieel gewin, zonder er bij stil te staan dat door zijn optreden het vertrouwen in de medemens, van wie oudere mensen in toenemende mate afhankelijk zijn, ernstig heeft geschaad. De rechtbank neemt hierbij tevens in aanmerking dat de feiten steeds in de woning van de slachtoffers hebben plaatsgevonden, waardoor het gevoel van veiligheid dat een ieder – en oudere mensen te meer – in en rond zijn huis probeert te waarborgen, ernstig is geschaad. De woning is immers bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Daarnaast brengen dergelijke misselijk makende feiten voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van dit alles in het geheel niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven.
Verdachte heeft door zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Hoogbejaarde slachtoffers van dit soort ernstige feiten kunnen daar vaak psychisch nog lang last van houden en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit een schriftelijke slachtofferverklaring en de ter terechtzitting gegeven toelichting op enkele van de vorderingen van benadeelde partijen blijkt dat dit ook hier het geval is.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte in het nog relatief recente verleden meerdere malen eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat hem toen ook onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van aanzienlijke duur zijn opgelegd. Deze veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weten te weerhouden opnieuw dergelijke feiten te begaan.
De rechtbank zal in het voordeel van verdachte ermee rekening houden dat hij als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten, zoals dat wordt geadviseerd in het rapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 29 september 2016 opgemaakt door G.H. van den Bosch, psychiater en A.T. Spangenberg, klinisch psycholoog. Dat rapport houdt onder meer het volgende in:
“bij betrokkene is sprake van een markante disharmonie in het intellectuele functioneren, waarbij met name een atypische uitval optreedt op het gebied van overzicht, planning en organisatie, welke disfunctie binnen de DSM IV wordt geclassificeerd als cognitieve stoornis NAO. Tot zijn 5e levensjaar wordt hij vanwege zijn klompvoetjes door zijn omgeving erg ontzien enerzijds, maar bemerkt hij anderzijds dat leeftijdgenoten of jongeren hem in ontwikkelingstaken voorbijstreven. Zodoende ontwikkelt betrokkene in de adolescentie faalangstige vermijdende coping en een broos gevoel van eigenwaarde. In zijn puberteit komt het ontwikkelen van een eigen identiteit niet volledig tot stand. Deze problematiek vormt vanaf zijn 17e een vruchtbare bodem waarop na kennismaking met de glamourwereld in het casino uiteindelijk een forse gokverslaving ontstaat. Tegen de achtergrond van een zwak ontwikkelde identiteit gebaseerd op een laag gevoel van eigenwaarde en een gokverslaving om dat te compenseren groeit vervolgens een langdurig antisociaal gedragspatroon om de gokverslaving- en onderliggend zijn gevoel van eigenwaarde – in stand te houden. Hieraan blijkt betrokkene zich lastig te kunnen onttrekken, hoewel de laatste therapie bij psycholoog [psycholoog] wel duidelijke winst lijkt de zijn geboekt. De persoonlijkheid heeft zich dusdanig deviant ontwikkeld, dat een persoonlijkheidsstoornis NAO kan worden geclassificeerd met zowel cluster B als C trekken. Bovengenoemde stoornissen waren alle in hun volle omvang aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. De tenlastegelegde feiten vormen – met uitzondering van de geweldscomponent - een langdurig en betrekkelijk homogeen antisociaal gekleurd delict patroon, indien bewezen. De verschillende te laste gelegde feiten worden – met uitzondering van de geweldscomponent – forensisch gedragskundig, als één geheel beschouwd, daar de doorwerking van het complex aan psychopathologie hierin steeds van eenzelfde aard en omvang is. Deze psychopathologische factoren hebben betrokkene als het ware in hun greep, waaraan hij zich, ondanks de aanwezigheid van een aantal gezonde capaciteiten, moeizaam heeft kunnen onttrekken. Hieruit volgend wordt geadviseerd betrokkene voor alle ten laste gelegde feiten – met uitzondering van de geweldscomponent – verminderd toerekeningsvatbaar te achten, indien bewezen. Indien de geweldscomponent bewezen zou worden verklaard, dan wordt geadviseerd betrokkene hiervoor toerekeningsvatbaar te achten. Geadviseerd wordt om betrokkene een soortgelijke psychotherapeutische behandeling als die bij psycholoog [psycholoog] te laten ondergaan, gericht op het verder ontwikkelen van zijn identiteit. Dit zou het best kunnen plaatsvinden binnen een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek, waarbij ook op sociaal-maatschappelijk vlak enige ondersteuning kan worden geboden. Geadviseerd wordt bovengenoemde behandeling als bijzondere voorwaarde op laten nemen bij een eventueel op te leggen voorwaardelijk strafdeel. Aan te bevelen is om hierbij als stok achter de deur een zo lang mogelijke proeftijd op te leggen en eveneens elektronisch toezicht middels enkelband, mede omdat betrokkene hier zelf nut van onderstreept”.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar. De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van langere duur op zijn plaats.
De rechtbank ziet geen reden om een deel van de op te leggen vrijheidsstraf voorwaardelijk op te leggen teneinde de door de deskundigen noodzakelijk geachte behandeling als een bijzondere voorwaarde aan de op te leggen straf te kunnen verbinden. De rechtbank is van oordeel dat indien deze behandeling nog altijd aangewezen lijkt op het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor een voorwaardelijke invrijheidstelling, deze behandeling als bijzondere voorwaarde aan die invrijheidsstelling kan worden verbonden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank bij het opleggen van de straf uitgaat van minder bewezenverklaarde feiten en zij daarbij van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Ten aanzien van de vorderingen benadeelde partijen:

Beoordeling

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] . (feit 1 en 2)
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict (2 december 2015 wat betreft de materiële schade van €1.500,- en 4 december 2015 wat betreft de immateriële schade van €800,-) tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit van 4 december 2015 samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale geleden immateriële schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] . (feit 5)
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] . (feit 10)
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] . (feit 11)
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] . (feit 6)
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken voor het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] . (feit 7)
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 21-006390-13.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze vordering reeds ten uitvoer is gelegd.
De rechtbank zal het openbaar ministerie derhalve niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 43a, 45, 47, 57, 310, 311, 312, 326.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
T.a.v. feit 6, feit 7, feit 8:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 6, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Ten aanzien van feit 1, 2, 3, 4, 5, 9, 10 en 11:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens diefstal opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaanen
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens diefstal opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaanT.a.v. feit 2:
oplichting, zulks terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaanT.a.v. feit 3:
oplichting, zulks terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan
T.a.v. feit 4:
diefstal, zulks terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaanT.a.v. feit 5:
medeplegen van oplichting, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaanT.a.v. feit 9:
medeplegen van poging tot oplichting, terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaanT.a.v. feit 10:
medeplegen van oplichting, terwijl tijdens het plegen van het voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaanT.a.v. feit 11:
medeplegen van oplichting, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaanverklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 9, feit 10, feit 11:Gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1, feit 2:Maatregel van schadevergoeding van EUR 1050,00
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] ,van een bedrag van EUR 1050,= (zegge: eenduizend vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 800,= immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding ten bedrage van EUR 250,=.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] . (feit 1 en 2)
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1050,= (zegge: eenduizend vijftig euro), te weten EUR 800,= immateriële schadevergoeding en EUR 250,= materiële schadevergoeding .
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
T.a.v. feit 5:Maatregel van schadevergoeding van EUR 200,00 subsidiair 4 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] ,van een bedrag van EUR 200,= (zegge: tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 150,= immateriële schadevergoeding en EUR 50,= materiële schadevergoeding . Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 5):
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 200,= (zegge: tweehonderd euro), te weten EUR 150,= immateriële schadevergoeding en EUR 50,= materiële schadevergoeding .
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
T.a.v. feit 10:Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.425,00 subsidiair 24 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 9] , van een bedrag van EUR 1.425,= (zegge: eenduizendvierhonderd vijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 24 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 1.250,= immateriële schadevergoeding en EUR 175,= materiële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] . (feit 10):
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 9] van een bedrag van EUR 1.425,= (zegge: eenduizend vierhonderd vijfentwintig euro), te weten EUR 1.250,= immateriële schadevergoeding en EUR 175,= materiële schadevergoeding .
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
T.a.v. feit 11:Maatregel van schadevergoeding van EUR 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 11] , terzake van een bedrag van EUR 500,= (zegge: vijfhonderd euro) materiele schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] . (feit 11)
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 11] van een bedrag van EUR 500,= (zegge: vijfhonderd euro) materiele schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] . (feit 6)
Verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van deze procedure tot heden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] . (feit 7)
Verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van deze procedure tot heden begroot op nihil.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling 21-006390-13.
De rechtbank verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van Y.A.M. van Erp, griffier,
en is uitgesproken op 17 februari 2017.
Mr. Denie is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.