In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 14 november 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoekster, die negatief geregistreerd stond in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van de Stichting Bureau Kredietregistratie (BKR). De verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.F.A. Notenboom, verzocht de rechtbank om de registratie van een doorlopend krediet, afgesloten op 1 februari 2007, te verwijderen. De registratie bevatte bijzonderheidscodes A (achterstand) en 2 (restantvordering geheel opeisbaar). De verzoekster stelde dat zij niet tijdig was gewaarschuwd door de verweerster, Hollandse Disconto Voorschotbank (HDV), over de betalingsachterstand, en dat de aanmaningen naar een verkeerd adres waren gestuurd. HDV, vertegenwoordigd door mr. M. Zieltjens, betwistte dit en stelde dat de registratie in overeenstemming was met de regels van het Algemeen Reglement (AR) en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De rechtbank oordeelde dat HDV niet had voldaan aan de vereisten voor het versturen van waarschuwingen en dat de registratie van de bijzonderheidscodes A en 2 onterecht was. De rechtbank wees het primaire verzoek van de verzoekster af, maar kende het subsidiaire verzoek toe, waardoor HDV werd verplicht om de negatieve registratie binnen twee weken te verwijderen. HDV werd ook veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster.