ECLI:NL:RBOBR:2017:6929

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
5716157 / 17-1598
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een huurovereenkomst met betrekking tot een rijksmonument door tekortkomingen van de huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 9 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Gemeente Eindhoven en een huurder van de Genneper Watermolen, een rijksmonument. De gemeente vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, omdat de huurder tekort was geschoten in zijn verplichtingen. De huurovereenkomst, die op 1 maart 1995 was ingegaan, verplichtte de huurder om de watermolen regelmatig te gebruiken en te malen, wat hij volgens de gemeente niet deed. De gemeente stelde dat de huurder niet voldeed aan de maalverplichting en andere voorwaarden van de huurovereenkomst, zoals het melden van schade en het bieden van toegang voor bezoekers. De huurder voerde verweer en ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de huurder in gebreke was gebleven. De rechtbank oordeelde dat de tekortkomingen van de huurder, waaronder het niet regelmatig malen en het niet melden van schade, voldoende waren om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechtbank heeft de huurder veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 5716157
Rolnummer : 17-1598
Uitspraak : 9 november 2017
in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Eindhoven,
zetelend te Eindhoven,
eiseres,
gemachtigde: mr. drs. H.J.D. de Boer,
tegen:
[huurder]
,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.M.G.M. van Eijndhoven.
Partijen worden hierna genoemd “de gemeente” en “ [huurder] ”.

1.Het verdere verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
- het vonnis van 18 mei 2017;
- de brief van mr. de Boer met aanvullende stukken van 24 augustus 2017;
- de aantekeningen van de comparitie na antwoord van 18 september 2017, maar daaraan gehecht de door de gemeente overgelegde afschriften van fotokopieën en de pleitaantekeningen van mr. Van Eijndhoven.
1.2.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten.

2.1.
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weer-sproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van de overgelegde producties het vol-gende vast.
2.2.
De gemeente is eigenaar van de watermolen met bijbehorende ondergrond, bekend als de “Genneper Watermolen”, gelegen aan de Genneperweg 143 te Eindhoven. Dit is een rijksmonument.
2.3.
Partijen hebben een huurovereenkomst gesloten ter zake de watermolen met bedrijfsruimte, met bijbehorende ondergrond, ingaande op 1 maart 1995. Op grond van de huurovereenkomst is het de huurder toegestaan het gehuurde te gebruiken als bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW voor handel in granen, zaden, veevoeders, kunstmest en dierenbeno-digdheden en aanverwante artikelen.
2.4.
De huurprijs bedraagt thans € 344,00 exclusief BTW per maand.

3.Het geschil.

3.1.
de gemeente vordert (verkort weergegeven):
primair;
1. de ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst;
2. ontruiming van het gehuurde en van de naastgelegen schuur en het naastgelegen parkeerterrein, binnen veertien dagen na betekening van het vonnis;
3. de veroordeling van [huurder] in de kosten van ontruiming bij inschakeling van een deurwaarder conform de specificatie in het proces-verbaal, indien [huurder] niet vrijwillig ontruimt;
subsidiair;
de veroordeling van [huurder] tot
1. regelmatig, dat wil zeggen minimaal twee maal per week, met waterkracht malen, tenzij de waterstand dit onmogelijk maakt;
2. het bijhouden van een logboek, waarin de tijden van het draaien en malen worden vastgelegd en waarin schade, storingen en gebreken worden genoteerd;
3. het op eerste verzoek van de gemeente inzage verlenen in het logboek;
4. het melden van schade, storingen en gebreken aan het gehuurde bij de gemeente;
5. het vakkundig laten verwijderen van de aangebrachte luifel op kosten van [huurder] ;
6. het staken van de verkoop van flessen wijn;
7. het ontruimen van de naast het gehuurde gelegen schuur binnen veertien dagen na
betekening van het vonnis en het ter vrije beschikking stellen aan de gemeente, alsmede de verwijdering van het parkeerbord en de aangebrachte (parkeer)belij- ningen op het naastgelegen terrein;
8. betaling van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [huurder] niet aan de voornoemde veroordelingen voldoet;
Daarnaast vordert de gemeente de veroordeling van [huurder] in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De gemeente onderbouwt haar vorderingen als volgt (verkort weergegeven).
Er is sprake van tekortkomingen door [huurder] . Op grond van artikel 1 lid 3 van de huurovereenkomst dient [huurder] het gehuurde naar aard en bestemming te gebruiken, te weten als watermolen en bedrijfsruimte en is hij bekend met de status van de watermolen als Rijksmonument en zal hij de hierop betrekking hebbende voorschriften onverkort dienen na te leven. Conform artikel 6 lid 1 van de huurovereenkomst is [huurder] verplicht om aanwijzingen van de gemeente met betrekking tot de uitoefening van het stuwrecht en het gebruik van de watermolen op te volgen. In lid 2 is overeengekomen dat de watermolen regelmatig, dat wil zeggen minimaal twee maal per week, met waterkracht moet malen, tenzij de waterstand dit onmogelijk maakt.
[huurder] heeft de afgelopen jaren de watermolen en het daarop aangesloten maalmechanisme niet regelmatig gebruikt. Dit gaat ten koste van de staat van de watermolen. [huurder] is hier regelmatig door de gemeente op gewezen. Op 21 oktober 2013 heeft er een overleg tussen partijen plaatsgevonden waarbij is besproken dat [huurder] gehouden is het waterrad enkele keren per week te laten draaien en te malen met graan en is afgesproken dat hij een logboek hiervan zal bijhouden. Dit is niet gebeurd. [huurder] heeft de gemeente geen inzage in het logboek gegeven. Zij heeft hier vaak om gevraagd. De gemeente heeft diverse stukken overgelegd.
Daarnaast handelt [huurder] in strijd met het huurreglement doordat hij schade, storingen en gebreken aan het gehuurde niet heeft gemeld. Eind 2013 heeft een houtinspecteur geconstateerd dat de vloeren en wanden waren aangetast door bruinrot en dat het gehuurde niet geheel voor inspectie bereikbaar is in verband met de vele opgeslagen goederen. In 2015 heeft [huurder] nagelaten schade aan de sluisdeur door te geven. In 2016 is hij in gebreke gebleven met het melden van schade als gevolg van vandalisme aan de entreedeur, beschadiging aan het raam en het ontbreken van vier spaken aan het ronsel van een van de sluisdeuren. In 2014 was afgesproken dat hij storingen en gebreken in het vervolg per email aan de gemeente zou doorgeven en in het logboek zou noteren. Dat heeft hij niet gedaan.
[huurder] handelt in strijd met artikel 4 van het huurreglement en met de nader met hem gemaakte afspraken. Hij gebruikt het gehuurde niet als een goed huurder, zoals bepaald in artikel 3 lid 1 van het huurreglement.
[huurder] heeft zonder toestemming van de gemeente en zonder vergunning een luifel aangebracht aan het gehuurde. Dit is in strijd met artikel 5 van het huurreglement.
De Monumentencommissie heeft negatief geadviseerd over de aangebracht luifel omdat deze niet past bij de primaire taak van de monumentale molen, zijnde het malen van granen.
[huurder] heeft grote hoeveelheden winkelwaar in het gehuurde opgeslagen. Gevolg hiervan is dat het gehuurde niet vrij toegankelijk is voor bezoekers en de brandveiligheid in het geding is, aangezien het gehuurde nagenoeg volledig uit hout bestaat. Conform artikel 4 van de huurovereenkomst is [huurder] gehouden alle door of namens de gemeente gegeven aanwijzingen ter voorkoming of bestrijding van brand onmiddellijk op te volgen. Daarnaast is [huurder] conform artikel 6 lid 3 van de huurovereenkomst verplicht om bezoekers de gelegenheid te bieden de molen te bezichtigen. [huurder] heeft aan verzoeken tot het verwijderen van de winkel-waar geen gehoor gegeven.
Tot slot handelt [huurder] in strijd met artikel 1 lid 2 van de huurovereenkomst, doordat hij zonder toestemming van de gemeente flessen wijn te koop aanbiedt, terwijl het uitsluitend is toegestaan om granen, zaden, veevoeders, kunstmest alsmede dieren-benodigdheden en aanverwante artikelen te verkopen.
Naast schending van de huurafspraken door Van Stekelburg heeft hij onroerende zaken in gebruik welke niet tot het gehuurde behoren.
Het gehuurde betreft de watermolen met bedrijfsruimte aan de Genneperweg 143 met bijbehorende grond. [huurder] gebruikt een niet tot het gehuurde behorend naastgelegen schuur, alsmede een niet tot het gehuurde behorend naastgelegen terrein (beide tevens in eigendom van de gemeente).
De schuur en het terrein zijn niet aan-gemerkt als huurobject. Bij brief van 18 oktober 2016 is [huurder] gesommeerd het naastgelegen terrein niet meer als zijn parkeerterrein te gebruiken, aan welke som-matie geen gehoor is gegeven.
3.3.
[huurder] voert - verkort weergegeven - als volgt verweer.
Hij ontkent niet dat de gemeente (enige) aanwijzingen mag geven over het gebruik van het gehuurde, doch deze mogen niet zo ver gaan dat die de exploitatie van de onder-neming in ernstige mate beperken of een winstgevende exploitatie onmogelijk maken. Artikel 6 biedt de gemeente geen vrijbrief om onbeperkt aanwijzingen te geven met betrekking tot het gebruik van het gehuurde.
[huurder] tracht zo veel als mogelijk te voldoen aan de wens van de gemeente om twee maal per week het waterrad te laten draaien. De gemeente maakt niet duidelijk hoe zij heeft geconstateerd dat niet aan de gestelde verplichting van minimaal twee maal per week malen is voldaan. Bezoeken van de gemeente werden slechts een uur van te voren aangekondigd en vonden dan ook plaats op het moment dat het waterrad niet draaide. De deurwaarder heeft niet een afspraak met [huurder] gemaakt om een bezichtiging te laten plaatsvinden gedurende de tijd dat het waterrad wel draaide en het maal-mechanisme in werking was gesteld. Noch in de huurovereenkomst noch in het bedrijfsreglement is enig voorschrift gegeven met betrekking tot het met graan malen, voor zover dit al mogelijk zou zijn. De technische staat van de watermolen maakt het draaien en malen met graan onmogelijk. In artikel 1 lid 3 van de huurovereenkomst is niet vastgelegd op welke wijze de watermolen dient te worden gebruikt en ook niet hoe vaak deze zou moeten draaien. Het minimaal twee keer per week met waterkracht malen gaat te ver, zeker indien daaronder zou worden verstaan het malen met graan. De (technische) beperkingen van de watermolen zijn dusdanig dat het malen van graan niet of nauwelijks mogelijk is.
In strijd met de huurovereenkomst stelt de gemeente dat de primair taak van de molen het malen van granen zou zijn, terwijl de primaire taak het ter beschikking stellen van de bedrijfsruimte is ten behoeve van de exploitatie van de onderneming, naast een, beperkt aantal taken die [huurder] op zich genomen heeft.
[huurder] is niet verplicht een logboek bij te houden. Dit volgt nergens uit. Een dergelijke verplichting draagt ook niet of nauwelijks bij aan het gebruik van de watermolen. Hij verzet zich dan ook tegen inzage in enig logboek.
Ook ten aanzien van het melden van schade gaat de gemeente steeds verder in het voorschrijven van verplichtingen voor [huurder] als huurder.
De schade aan de entreedeur, als gevolg van vandalisme, is inmiddels hersteld. [huurder] is niet verantwoordelijk voor het aanbrengen van nieuwe spaken aan het ronsel van de sluisdeuren, maar de gemeente.
De aanwezigheid van eventuele bruinrot kan [huurder] niet worden verweten.
[huurder] biedt bezoekers de mogelijkheid de molen te bezichtigen en er is geen verhoogd risico op brand, door de aanwezigheid van winkelwaar in het gehuurde. Dit blijkt ook niet uit de overgelegde rapportage. De gemeente gaat bovendien voorbij aan het feit dat er wordt ondernomen in het gehuurde. Het geven van rondleidingen is geen verplichting op basis van de huurovereenkomst.
Met betrekking tot de luifel stelt [huurder] het volgende. Omstreeks 1997, toen sprake was van een brand in de Genneper Watermolen, is er ter gelegenheid van het herstel een luifel geplaatst, welke luifel bij de laatste restauratie is vervangen, met instemming en in overleg met de gemeente, door een, los van de molen staande, houten luifel. Dat overleg heeft plaatsgevonden met de heer Van Geenen van de gemeente.
De gemeente heeft de luifel al gedurende 20 jaren gedoogd.
De luifel is ook belangrijk voor de exploitatie van de onderneming.
De flessen Hongaarse wijnen mogen wel verkocht worden. Dit is niet in strijd met wet en regelgeving en hiervoor is ook geen vergunning nodig. De verkoop van wijn heeft geen invloed op het gebruik van de watermolen en de verplichting met betrekking tot het laten draaien van het waterrad en de molenstenen.
[huurder] gebruikt hetgeen hij huurde en nog steeds huurt. Uit de bijlage van de huurovereenkomst blijkt dat [huurder] niet alleen het gebouw van de Genneper Watermolen huurt, maar ook het omliggend terrein (de aanbouw en het parkeerterrein). [huurder] gebruikt de aanbouw reeds 30 jaar en hij verwijst naar productie 5 bij de conclusie van antwoord, waaruit blijkt dat hij deze aanbouw destijds reeds van de heer Beelen huurde. De gemeente is daarna de verhuurder geworden en op grond van artikel 7:226 lid 1 BW breekt koop geen huur. Uit de brief van de gemeente van 29 juni 1995 (productie 14 bij de dagvaarding) blijkt dat [huurder] als huurder van het terrein naast de molen een exclusief gebruiksrecht heeft.
[huurder] heeft de aanbouw ook hard nodig voor een winstgevende exploitatie van zijn onderneming.
De gemeente heeft getracht de omvang van het gehuurde te beperken in 2004/2005, doch daarmee is [huurder] niet akkoord gegaan.
3.4.
De (overige) stellingen van partijen zullen bij de beoordeling - voor zover van belang - worden besproken.
De beoordeling
1.
De gemeente heeft samengevat 7 gronden aangevoerd voor haar stelling dat [huurder] wanprestatie pleegt of heeft gepleegd in een mate die ontbinding rechtvaardigt, namelijk
- het niet gebruiken van de watermolen conform overeenkomst
- het niet melden van schade, storingen en gebreken aan het gehuurde
- het zonder toestemming aanbrengen van een luifel
- het volzetten van het gehuurde met winkelwaar waardoor de brandveiligheid in gevaar komt
- het te koop aanbieden van wijn
- het zich niet als goed huurder gedragen
- het gebruiken van zaken (van de gemeente) die niet tot het gehuurde horen.
Het niet gebruiken van de watermolen conform huurovereenkomst
2.1.
De gemeente beroept zich op de artikelen 1 lid 3 en 6 leden 1, 2 en 3 van de huurovereenkomst, die respectievelijk luiden
(1 lid 3) ‘
De huurder verplicht zich het gehuurde naar aard en bestemming te gebruiken; te weten als watermolen en bedrijfsruimte. (….)(6 lid 1)
‘De huurder verplicht zich om de door de verhuurder of een daartoe bevoegd openbaar lichaam te geven aanwijzingen met betrekking tot (..) het gebruik van de watermolen op te volgen’(lid 2)
‘ De huurder is verplicht regelmatig, dat wil zeggen minimaal twee maal per week, met waterkracht te malen tenzij de waterstand dit onmogelijk maakt’(lid 3) ‘
De huurder is verplicht om bezoekers de gelegenheid te bieden de molen te bezichtigen en indien gewenst een korte uitleg te geven
2.2.
De gemeente heeft overgelegd
- een brief aan [huurder] van 2 maart 2010 (productie 2 bij dagvaarding) waarin met het oog op artikel 6 lid 2 staat: ‘
Wij hebben geconstateerd dat u gedurende langere tijd niet aan deze verplichting voldoet terwijl de waterstand daartoe wel de mogelijkheid geeft. Wij verzoeken u om ondergetekende te informeren over de momenten waarop u aan deze verplichting uit het huurcontract voldoet.’-een brief van de gemeente aan [huurder] van 21 januari 2014, naar aanleiding van een gesprek met [huurder] op 21 oktober 2013, waarvan de gemeente meent dat er afspraken in gemaakt zijn, die zij in die brief verwoordt in 6 punten, waarvan punt 2 luidt:
‘Ú laat het waterrad enkele keren per week langere tijd draaien en maalt dan ook, bij voorkeur op vaste tijden’en punt 3:
U legt een logboek aan op dezelfde manier als u zegt al eerder te hebben gedaan. In het logboek legt u de tijden van draaien en malen vast. Ook kunnen bezoekers van de molen hun reactie daarin schrijven’- een verslag van relatiebezoeken op 20 en op 27 maart 2014 waarin staat (pagina 6, onder ‘draaien en malen’) : Er wordt niet gemalen. Molenaar moet malen. En voorts op dezelfde pagina over het logboek dat daarin staat vermeld op welke dagen wordt gedraaid maar geen andere relevante gegevens als hoedanig worden genoemd de reacties van gasten, onder verwijzing naar de brief van 28 januari 2014
- een TPO-rapport van 4 oktober 2016 (productie 5 bij dagvaarding), waarin staat (tweede bladzijde bovenaan) ’Tijdens de inspectie is met name gekeken naar het gebruik van het waterrad en het daarop aangesloten maalmechanisme. Diverse waarnemingen duiden erop dat vernoemd mechanisme geruime tijd niet meer in gebruik is. Niets wees erop dat er onlangs gemalen was, er waren geen gemalen producten op de eerste verdieping te vinden en geen enkel onderdeel van het maalmechanisme liet resten zien van een onlangs uitgevoerd maalproces’ .
2.3.
De kantonrechter beschouwt het langdurig niet malen waarvan deze producties willen getuigen, als een wanprestatie die gewichtig genoeg is om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen, als die stukken voldoende bewijs zijn van het niet-malen.
2.4. Ten aanzien van de vraag of die stukken voldoende bewijs zijn heeft [huurder] het volgende naar voren gebracht, zakelijk weergegeven en voor zover relevant
- hij kent het verslag van de bezoeken op 20 en 27 maart 2014 niet, het is geen weergave van afspraken maar van een eenzijdige visie die tendentieus wordt weergegeven, terwijl ook nergens uit blijkt dat degene die het heeft opgesteld gezag of kennis van zaken heeft; het is kennelijk pas lang nadien opgemaakt; hij ziet ervan af er gedetailleerd op in te gaan
- de gemeente heeft geen bewijs voor haar stelling dat het voor het behoud van de watermolen nodig is dat die regelmatig draait, waarbij ook niet duidelijk is wat ‘regelmatig’ dan is
- artikel 6 lid 1 van de huurovereenkomst biedt geen vrijbrief om onbeperkt aanwijzingen te geven
- onbewezen is dat in de afgelopen jaren herhaaldelijk is geconstateerd dat de watermolen/het waterrad en het maalmechanisme niet worden gebruikt
- de technische staat van de watermolen maakt malen – dus meer doen dan alleen het waterrad laten draaien – onmogelijk en onverantwoord
- uit zijn stilzwijgen naar aanleiding van brieven mag
geen instemming met de inhoud van die brieven worden afgeleid
- dat relatie- en inspectiebezoeken hebben plaatsgehad is niet bewezen
- de huurovereenkomst verplicht niet tot malen met graan.
2.5.
De kantonrechter beoordeelt de tegenspraak van [huurder] niet als verweren die de bewijskracht van de stukken ondergraven en wel om de volgende redenen
- onaannemelijk is, dat [huurder] het verslag van de bezoeken op 20 en 27 maart 2014 niet kent; hij omkleedt dit verweer ook niet met feiten of omstandigheden, bijvoorbeeld over de postbezorging of het e-mailverkeer in het algemeen; bovendien: bezoeken van inspecterend karakter zijn naar hun aard indringend; men is benieuwd naar de uitkomst van de inspecties en zal ernaar informeren als men niets meer zou horen, zeker als men weet – zoals [huurder] – dat er meningsverschillen zijn;
- de twijfel die [huurder] heeft over de competenties van de rapporteurs wijst de kantonrechter van de hand; [huurder] onderbouwt die twijfel niet met een gerichte eigen visie op de waarnemingen terwijl het verslag niet op het eerste gezicht onbetrouwbaar aandoet
- [huurder] heeft op dat verslag niet gereageerd, evenmin als op de brief van 28 januari 2014; juist omdat de molen [huurder] zo ter harte gaat mocht de gemeente uit het uitblijven van zijn reacties concluderen dat hij met de inhoud van zowel die brief als dat verslag instemde
- om die reden beschouwt de kantonrechter ook de stelling van de gemeente dat herhaaldelijk is geconstateerd dat watermolen/waterrad en maalmechanisme niet worden gebruikt, als onvoldoende tegengesproken
- en als [huurder] daar niet mee instemde had hij toch in elk geval in het geding moeten
preciserenwat zijn bezwaren zijn tegen die stukken; hij ziet er ten aanzien van het verslag zelfs expliciet van af er gedetailleerd op in te gaan
- [huurder] voert tegen de aangehaalde stukken wel aan dat ze niet het vereiste bewijs opleveren, maar bewijs van feiten en omstandigheden is pas nodig als ze op serieus te nemen wijze tegengesproken worden; dat doet [huurder] niet; hij had dat bijvoorbeeld kunnen doen aan de hand van een logboek waarin zijn draai- en maalactiviteiten zouden zijn bijgehouden
- dat een logboek zou worden bijgehouden, kan als afgesproken worden beschouwd, zoals eerder overwogen; voor zover een verplichting tot bijhouden zou voortvloeien uit een aanwijzing van de gemeente op grond van artikel 6 lid 1 van de huurovereenkomst vindt de kantonrechter die de redelijkheid niet te boven gaan: de gemeente heeft uitdrukkelijk bedongen dat de molen minstens twee keer per week zou draaien en had gegronde redenen eraan te twijfelen of [huurder] dat deed; dat [huurder] zich dan verweert met dat ‘vrijbrief’-argument acht de kantonrechter onredelijk
- dat het behoud van de watermolen erom vraagt dat die regelmatig draait en dat de technische staat van de molen daar niet aan in de weg staat is weliswaar niet gericht af te leiden uit de aangehaalde stukken, maar wel uit productie 20 (derde alinea), productie 21 en productie 22, in samenhang gelezen
- de huurovereenkomst verplicht tot
malenen dat heeft [huurder] onvoldoende gedaan; inderdaad niet tot malen met graan, maar waar het anders mee zou moeten is de kantonrechter niet bekend en meldt [huurder] ook niet.
3. De cultuurhistorische waarde van de molen wordt door [huurder] wel gerelativeerd maar niet ontkend en in ieder geval betwist hij de publiekswaarde niet. De kantonrechter vindt daarom dat de gemeente bij de nakoming van de maalverplichting een gewichtig belang heeft. Daarom is naar het oordeel van de kantonrechter alleen al de langdurig onvoldoende nakoming van die verplichting een zo gewichtige tekortkoming dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is.
4.1.
[huurder] heeft een schuur in gebruik die, zoals vergelijking van de plattegrond bij de huurovereenkomst met de tekening van productie 15 leert, niet tot het gehuurde behoort. [huurder] beweert dat hij die al van de eerdere eigenaar huurde, maar heeft steeds nagelaten daar bewijs van te leveren (ondanks verzoeken van de gemeente; producties 8 en 9) en levert ook nu in het geding dat bewijs weer niet.
4.2.Dat is jegens de gemeente zowel een tekortkoming omdat de gemeente eigenaar is van die schuur, als een onrechtmatige daad. Voor de als parkeerterrein erbij getrokken grond geldt hetzelfde. Voor zover de vordering strek tot ontruiming van die delen van de grond van de gemeente kan zij dus worden toegewezen.
5.1.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog het volgende.
5.2.
Het melden van schades is een verplichting die voortvloeit uit goed huurderschap, omdat verhuurders in het algemeen er recht op hebben hun eigendommen in goede conditie te houden en de gemeente in het bijzonder met het oog op haar publieke verantwoordelijkheid.
5.3.
De schade genoemd onder 13 van de dagvaarding was misschien niet kenbaar, maar de schades onder 14 beslist wel. Dat [huurder] die niet gemeld heeft is dus in strijd met goed huurderschap.
5.4.
[huurder] beroept zich in het kader van zijn verweren op zijn bedrijfsbelang, maar geeft aan dat verweer niet met cijfers en/of andere relevante gegevens gestalte.
5.5.
Uit de stukken (producties 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 16, 17, 18, 19) blijkt dat de gemeente [huurder] talloze malen op zijn verplichtingen heeft aangesproken. Voor zover [huurder] meende redenen te hebben tegen de stellingnames van de gemeente op te komen, heeft hij dat zo niet al die keren dan toch meestentijds gewoon nagelaten, althans daarvan niet schriftelijk of anderszins ordelijk blijk gegeven; hij heeft de boel de boel gelaten. De kantonrechter acht ook dat ernstig in strijd met goed huurderschap.
6.1.
De conclusie is, dat de primaire vordering in haar eerste onderdeel kan worden toegewezen.
6.2.
Het feit dat [huurder] tot ontruiming veroordeeld wordt brengt mee dat hij, als hij daaraan niet vrijwillig voldoet, de kosten moet dragen van de toepassing van wettelijke
middelen om die ontruiming toch te bewerkstellingen. Ook in haar tweede onderdeel zal de primaire vordering daarom toegewezen worden.
7. Als in het ongelijk gestelde partij wordt [huurder] in de proceskosten veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter
Ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst van de watermolen met bedrijfsruimte aan de Genneperweg 143 in Eindhoven en veroordeelt [huurder] die onroerend zaken en de naastgelegen schuur en het naastgelegen parkeerterrein met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis volledig en behoorlijk te ontruimen en verlaten en met afgifte van desleutels in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van de gemeente te stellen;
Veroordeelt [huurder] om als hij niet vrijwillig aan de veroordeling voldoet en de gemeente de ontruiming door inschakeling van een deurwaarder zelf bewerkstelligt , de kosten daarvan te voldoen op vertoon van en conform de specificatie van die kosten in het proces--verbaal van ontruiming;
Veroordeelt [huurder] in de proceskosten van de gemeente, begroot op tot heden € 1.000 wegens processalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf twee weken na de datum van betekening van dit vonnis;
Verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr P.M. Knaapen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.