ECLI:NL:RBOBR:2017:6856

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2017
Publicatiedatum
15 januari 2018
Zaaknummer
5851019 / 17-3151
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij vertraagde vlucht en kosten van vertaling dagvaarding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, betreft het een geschil tussen eiseres en Ryanair Ltd. over compensatie voor een vertraagde vlucht. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. O.J. Broeder, vordert een bedrag van € 277,05, bestaande uit € 136,13 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 140,92 aan wettelijke rente, alsook de proceskosten, waaronder vertalingskosten. De gedaagde, Ryanair, vertegenwoordigd door mr. A.C.J. Houwers, voert verweer en stelt dat zij slechts uit coulance heeft betaald en dat er sprake is van buitengewone omstandigheden die haar vrijwaren van verdere verplichtingen.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling de bevoegdheid vastgesteld op basis van de EEX-Vo en de relevante jurisprudentie, waarbij hij concludeert dat hij bevoegd is om kennis te nemen van de vordering. De kantonrechter heeft ook overwogen dat de dagvaarding niet voldoende informatie bevatte over de identiteit van de eiseres en haar kinderen, wat van belang is voor de procesbevoegdheid.

De kantonrechter heeft de vordering van eiseres voor de wettelijke rente toegewezen, maar de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat deze niet onder het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten vallen. De kantonrechter heeft echter wel een vergoeding van € 40,00 voor de verrichte incassowerkzaamheden toegewezen. Daarnaast zijn de kosten voor vertaling en verzending van documenten toegewezen, terwijl andere kosten zijn afgewezen. Het vonnis is uitgesproken op 28 december 2017 door mr. G.J. Roeterdink.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zaaknummer:
Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 5851019
Rolnummer : 17-3151
Uitspraak : 28 december 2017
in de zaak van:
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. O.J. Broeder,
t e g e n :
de buitenlandse vennootschap naar Iers recht
Ryanair Ltd.,
gevestigd te Co. Dublin, Ierland,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers.

1.Het verdere verloop van het procedure

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
het verwijzingsvonnis d.d. 22 maart 2017 van de Rechtbank Noord-Holland, sectie kanton, locatie Haarlem, met [nummer] ;
het oproepingsexploot d.d. 12 april 2017.
1.2.
Tot slot is een datum voor vonnis bepaald.

2.Het geschil en de verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen in het verwijzingsvonnis d.d. 22 maart 2017.
2.2.
Eiseres vordert, na vermindering van eis bij akte ter rolzitting van 21 december 2016, nog een bedrag van € 136,13 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, een bedrag van € 140,92 aan wettelijke rente (dus in totaal € 277,05), alsmede de proceskosten, waaronder vertalingskosten.
2.3.
Gedaagde voert, kort gezegd, het volgende verweer. Nu zij slechts coulancehalve de financiële compensatie aan eiseres heeft voldaan en sprake is van een buitengewone omstandigheid, is zij niet gehouden een vergoeding voor incassokosten en wettelijke rente te voldoen. Gedaagde concludeert dan ook primair tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van eiseres in de proceskosten en de nakosten. Subsidiair dienen bij een toewijzing van de vordering de buitengerechtelijke kosten te worden afgewezen danwel gematigd te worden tot maximaal € 112,50.
Bevoegdheid
2.3.
De kantonrechter zal aan de hand van de Verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken EG/1215/2012 (hierna EEX-Vo) dienen te bepalen of hij als Nederlandse rechter bevoegd is.
2.4.
De kantonrechter stelt vast dat hij op grond van artikel 7 lid 1 sub b tweede streepje EEX-Vo bevoegd is als Nederlandse rechter van de vordering kennis te nemen. Zie voorts LJN: BJ2979, Hof van Justitie van de EG/EU, 09-07-2009, C-204/08 (Rehder-arrest), waarin is bepaald dat in het geval van luchtvervoer van personen van een lidstaat naar een andere lidstaat op grond van een overeenkomst die is gesloten met één enkele luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, het gerecht dat bevoegd is om kennis te nemen van een vordering tot compensatie gebaseerd op die vervoerovereenkomst en Verordening EG (261/2004), naar keuze van eiser het gerecht is in het rechtsgebied waarvan zich de plaats van vertrek of de plaats van aankomst van het vliegtuig bevindt, zoals deze plaatsen in die overeenkomst zijn overeengekomen.
2.5.
De kantonrechter te Eindhoven is de relatief bevoegde rechter nu de overeengekomen plaats van aankomst Eindhoven was.
Procespartijen
2.6.1.
Volgens gedaagde volgt uit de dagvaarding niet duidelijk namens welke andere passagiers eiseres de vorderingen heeft ingesteld. Eiseres heeft toegelicht dat zij haar vordering mede heeft ingesteld namens haar twee minderjarige kinderen: [Y.] en [E.] . Eiseres meent dat het voor gedaagde (kennelijk) voldoende duidelijk is geweest namens wie zij de vorderingen heeft ingesteld, nu gedaagde reeds is overgegaan tot betaling van een bedrag van € 750,00.
2.6.2.
De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
Teneinde over degene op wiens verzoek de betekening van een dagvaarding geschiedt geen twijfel te laten bestaan, is het noodzakelijk dat de dagvaarding de nodige informatie bevat omtrent de identiteit van de eiser(s). Op basis daarvan kan de procesbevoegdheid en de procesbekwaamheid worden vastgesteld. Vereist is daarom onder meer dat de voornamen en de naam van de eiser(s) dienen te worden vermeld in de dagvaarding. Van gedaagde hoeft niet te worden verwacht dat zij zelf uit de stukken moet afleiden wie haar tegenpartij is. Het in het geheel niet vermelden van de namen van haar twee minderjarige kinderen als eisers voor wie eiseres (als ouder en wettelijke vertegenwoordiger) de vorderingen kennelijk mede instelt, leent zich ingevolge artikel 45 Rv niet voor herstel.
Hierna wordt er daarom van uitgegaan dat uitsluitend eiseres (en niet tevens haar twee minderjarige kinderen) als eisende procespartij optreedt.
Wettelijke rente
2.7.
Tegen de gevorderde rente over de hoofdsom is geen afzonderlijk gemotiveerd verweer gevoerd. Eiseres verwijst in de dagvaarding naar artikel 6:119a BW., doch niet gesteld of gebleken is dat sprake is van een handelsovereenkomst als bedoeld in dat artikel, zodat de gevorderde handelsrente niet toewijsbaar is. In plaats daarvan wordt de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toegewezen over een bedrag van € 250,00 over de periode van 31 oktober 2014 (datum van de vlucht) tot de dag van voldoening (5 oktober 2016).
Buitengerechtelijke incassokosten
2.8.
Eiseres maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Door gedaagde is terecht naar voren gebracht, dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten niet van toepassing is. De vordering van eiser ziet immers niet op een verbintenis uit overeenkomst tot betaling van een geldsom of een verbintenis tot vergoeding van schade, vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, of een verbintenis tot betaling van een geldsom omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding in de zin van artikel 6:87 BW.
Daarom dient voor de vraag of en in hoeverre eiseres in aanmerking komt voor een vergoeding voor de door haar incassogemachtigde verrichte werkzaamheden, te worden aangeknoopt bij het zogeheten Rapport VoorWerk II. Op grond van de gegeven toelichting op de verrichte werkzaamheden en de daartoe overgelegde producties stelt de kantonrechter vast dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Ten behoeve van eiseres zijn -minimaal- vier aanmaningsbrieven gestuurd. Hoewel het merendeels gaat om standaardbrieven gaat het in onderhavig geval om werkzaamheden van substantiële aard en omvang. Overeenkomstig het besluit is een bedrag van € 40,00 toewijsbaar.
Proceskosten
2.9.
Gedaagde wordt als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, zoals vermeld in de beslissing.
De kosten voor betekening van het dagvaardingsexploot in Ierland worden afgewezen omdat deze niet zijn gespecificeerd noch onderbouwd.
De gevorderde vertaalkosten van € 581,93 zijn toewijsbaar. Bij grensoverschrijdende geschillen mogen taalbarrières er niet aan in de weg staan om ten volle rechten te kunnen laten gelden. Wanneer stukken en bewijzen, gezien het grensoverschrijdende karakter van het geschil, moeten worden opgesteld in een andere taal dan de procestaal, dan dienen die in het kader van de effectieve toegang tot de rechter te worden vertaald. [1] Ingevolge artikel 5 lid 2 van de "Betekeningsverordening" [2] draagt de aanvrager de eventuele kosten van vertaling vóór de verzending van het stuk,
onverminderd een eventuele latere verwijzing in die kosten door de rechter of bevoegde autoriteit(cursivering kantonrechter). Ingevolge deze bepaling zijn de vertaalkosten, tegen de hoogte waarvan geen verweer is gevoerd, toewijsbaar.
Ook de kosten van aangetekende verzending (€ 7,50) zijn toewijsbaar.
Het bedrag van € 5,80 ter zake verschotten wordt afgewezen, nu niet duidelijk is waarop deze verschotten betrekking hebben.
De kosten van het exploot van oproeping d.d. 12 april 2017 dienen voor rekening van eiseres te blijven omdat zij de zaak aanvankelijk bij de verkeerde rechter heeft aangebracht.
2.10.
De gevorderde EET-waarmerking kan uitsluitend worden verstrekt voor onbetwiste schuldvorderingen. Gedaagde heeft de vorderingen van eiseres betwist, zodat geen grond bestaat voor verstrekking van de gevorderde EET-waarmerking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over een bedrag van € 250,00 vanaf 31 oktober 2014 tot 5 oktober 2016;
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van € 40,00 wegens vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, aan de kant van eiseres tot op heden vastgesteld op € 223,00 wegens griffierecht, € 683,51 wegens exploot-, vertaal- en verzendkosten en € 200,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde van eiseres;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op donderdag 28 december 2017.

Voetnoten

1.vgl. HvJ EU 26 juli 2017, ECLI:EU:C:2017:594 inz.
2.Verordening (EG) Nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken („de betekening en de kennisgeving van stukken”), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad