In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, betreft het een geschil tussen eiseres en Ryanair Ltd. over compensatie voor een vertraagde vlucht. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. O.J. Broeder, vordert een bedrag van € 277,05, bestaande uit € 136,13 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 140,92 aan wettelijke rente, alsook de proceskosten, waaronder vertalingskosten. De gedaagde, Ryanair, vertegenwoordigd door mr. A.C.J. Houwers, voert verweer en stelt dat zij slechts uit coulance heeft betaald en dat er sprake is van buitengewone omstandigheden die haar vrijwaren van verdere verplichtingen.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling de bevoegdheid vastgesteld op basis van de EEX-Vo en de relevante jurisprudentie, waarbij hij concludeert dat hij bevoegd is om kennis te nemen van de vordering. De kantonrechter heeft ook overwogen dat de dagvaarding niet voldoende informatie bevatte over de identiteit van de eiseres en haar kinderen, wat van belang is voor de procesbevoegdheid.
De kantonrechter heeft de vordering van eiseres voor de wettelijke rente toegewezen, maar de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat deze niet onder het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten vallen. De kantonrechter heeft echter wel een vergoeding van € 40,00 voor de verrichte incassowerkzaamheden toegewezen. Daarnaast zijn de kosten voor vertaling en verzending van documenten toegewezen, terwijl andere kosten zijn afgewezen. Het vonnis is uitgesproken op 28 december 2017 door mr. G.J. Roeterdink.