ECLI:NL:RBOBR:2017:6802

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2017
Publicatiedatum
8 januari 2018
Zaaknummer
6309906 / 17-599
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • W.M. Callemeijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en toepasselijk recht bij ontslag op staande voet van een cabinemedewerkster van Ryanair

In deze zaak gaat het om een verzoek van een cabinemedewerkster van Ryanair, die op staande voet is ontslagen na een weigering om haar standplaats te verplaatsen van Eindhoven naar Dublin. De verzoekster, met de Poolse nationaliteit, was sinds 2012 in dienst bij Ryanair en had haar standplaats in 2014 gewijzigd naar Eindhoven. Na de geboorte van haar kind weigerde zij de aanwijzing van Ryanair om naar Dublin te verhuizen, wat leidde tot haar ontslag. De verzoekster stelt dat het ontslag onterecht is en vordert diverse vergoedingen, waaronder een transitievergoeding en achterstallig salaris. De kantonrechter oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de artikelen 20 tot en met 23 van Brussel I herschikt, maar dat Iers recht van toepassing is op de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter concludeert dat Ryanair terecht een beroep heeft gedaan op het eenzijdig wijzigingsbeding in de arbeidsovereenkomst en dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was. De verzoeken van de cabinemedewerkster worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zaaknummer: 4784861 \ EJ VERZ 16-66
Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 6309906 / EJ VERZ 17-599

Beschikking van 4 december 2017

in de zaak van:

[G.] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. A.M. Dielemans-Buiteman en mr. S.P. van der Beek-Verdoorn,
tegen:

Ryanair Ltd,

gevestigd te Swords, Co. Dublin, Ierland,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.J. Croon en mr. M. Bestebreurtje.
Partijen worden hierna genoemd “ [G.] ” en “Ryanair”.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het volgende.
Het verzoekschrift en het aanvullend verzoekschrift met producties;
Het verweerschrift met producties;
De mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 9 november 2017. Op voorhand heeft Ryanair de producties 6 tot en met 10 toegezonden. Ter zitting heeft [G.] een pleitnota overgelegd aan de hand waarvan zij de zaak heeft toegelicht.
Tot slot is een datum voor beschikking bepaald.

Het verzoek

[G.] verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
Ryanair te veroordelen tot betaling aan [G.] van:
een billijke vergoeding ad € 25.000,- bruto ex artikel 7:681 BW, dan wel een door u Edelachtbare te bepalen billijke vergoeding;
de wettelijke transitievergoeding ad € 4.050,53 bruto ex artikel 7:673 BW;
een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ad € 4.944,80 bruto ex artikel 7:672 lid 10 BW;
het salaris over de periode van 1 juli 2017 tot 25 juli 2017 van € 567,67 bruto ex artikel 7:628 BW;

Subsidiair:

E. voor het geval de arbeidsovereenkomst wel is geëindigd door het ontslag op staande voet Ryanair te veroordelen tot betaling aan [G.] van de wettelijke transitievergoeding ad € 4.050,53 bruto toe te kennen ex artikel 7:673 jo 673 lid 8 BW;
F. Ryanair te veroordelen tot betaling aan [G.] van het salaris over de periode van 1 juli 2017 tot 25 juli 2017 van € 567,67 bruto ex artikel 7:628 BW;

Primair en subsidiair

G. Ryanair te veroordelen tot betaling aan [G.] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
H. Ryanair te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.
I. Ryanair te veroordelen tot betaling aan de gemachtigde van [G.] van de (voorgeschoten) vertaalkosten (mede) ter voorbereiding van de procedure(s) van € 3.527,16.
Aan dit verzoek legt [G.] – kort weergegeven – het volgende ten grondslag.
Zij verricht haar werkzaamheden gewoonlijk te Eindhoven Airport, Nederland, zodat de kantonrechter te Eindhoven bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Daartoe verwijst zij naar artikel 21 lid 1 sub b onder i van de Vo EU 1215/2012, betreffende de rechtelijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke zaken en handelszaken (hierna Brussel I herschikt).
Ten aanzien van de rechtskeuze is op de arbeidsovereenkomst Vo EU 593/2008 van toepassing (hierna Rome I). In artikel 32 van de arbeidsovereenkomst hebben partijen een keuze gemaakt voor het Iers recht. Echter kan, op grond van artikel 8 van Rome I, de rechtskeuze van partijen er niet toe leiden dat de werknemer de bescherming verliest die hij geniet op grond van dwingende bepalingen van het recht dat op grond van artikel 3 lid 2 Rome I bij gebreke van een rechtskeuze op hem van toepassing zou zijn, zijnde het Nederlands recht.
Zij is geplaatst en werkzaam vanuit Eindhoven. Haar diensten beginnen en eindigen daar; zij ontvangt haar werkinstructies daar en daar is haar werk georganiseerd. Daarbij bevinden zich ook de arbeidsinstrumenten (het vliegtuig) in Eindhoven. Er kan dan ook geen andere conclusie zijn dan dat het Nederlands recht van toepassing is.
Zij is op 1 januari 2012 in dienst getreden bij Ryanair en zij is vanaf 1 april 2014 werkzaam te Eindhoven Airport, Nederland in de functie van customer service supervisor.
Bij brief van 30 mei 2017 heeft Ryanair haar bericht dat zij met ingang van 1 juli 2017 zou worden overgeplaatst naar Dublin, Ierland. De grondslag voor de overplaatsing heeft Ryanair menen te kunnen vinden in de arbeidsovereenkomst en is ingegeven vanuit bedrijfseconomische overwegingen en verkoopresultaten van [G.] .
Naar haar mening is deze eenzijdige overplaatsing niet geoorloofd en dat heeft zij Ryanair herhaaldelijk meegedeeld. Deze eenzijdige overplaatsing is in strijd met het Nederlands dwingend arbeidsrecht. Hoewel in artikel 4 van de arbeidsovereenkomst wordt verwezen naar een standplaatswijziging zijn aan een dergelijke wijziging voorwaarden gekoppeld.
Hoewel Ryanair boven-formatie en de verkoopresultaten van [G.] heeft aangevoerd, heeft Ryanair onvoldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [G.] . Deze omstandigheden (alleenstaande ouder van een 2-jarig kind en zij heeft sinds kort een sociale huurwoning) zouden zwaarder moeten wegen dan het belang van Ryanair bij overplaatsing.
Hoewel zij dit Ryanair heeft meegedeeld blijft Ryanair haar bestoken met brieven en uitnodigingen voor gesprekken en hoorzittingen in Dublin. Omdat die gesprekken en hoorzittingen enkel beogen tot een einde van het dienstverband te komen is [G.] niet naar de gesprekken gegaan.
Bij brief van 25 juli 2017 is zij vervolgens op staande voet ontslagen, enerzijds omdat zij voortdurend zou hebben geweigerd haar werkzaamheden met ingang van 1 dan wel 4 juli 2017 vanuit Dublin, Ierland, aan te vangen en anderzijds omdat zij niet is ingegaan op uitnodigingen van Ryanair om in gesprek te gaan waardoor zij volgens Ryanair zou hebben geweigerd redelijke instructies op te volgen.
Het ontslag op staande voet is echter ten onrechte gegeven. De maatregel, die niet onverwijld is gegeven, is te verstrekkend en [G.] is van mening dat het feitencomplex niet voldoende is om tot ontslag op staande voet te leiden.
Hoewel zij in het gegeven ontslag heeft berust, dient naar haar mening door Ryanair, die in strijd met artikel 7:681 BW de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, de vergoedingen te worden betaald zoals hiervoor weergegeven.

Het verweer

Ryanair voert – kort samengevat – het volgende aan.
[G.] is op 1 januari 2012 in dienst getreden bij Ryanair op basis van een arbeidsovereenkomst naar Iers recht. Bij aanvang van de arbeidsovereenkomst is [G.] duidelijk meegedeeld dat zij te allen tijde kan worden overgeplaatst naar een andere locatie. [G.] heeft de Poolse nationaliteit. Bij haar indiensttreding is zij geplaatst in Stockholm, Zweden. Per 1 april 2014 is zij overgeplaatst naar Eindhoven.
Naar de mening van Ryanair is de kantonrechter te Eindhoven niet bevoegd van het geschil kennis te nemen, maar moet het geschil worden voorgelegd aan de Ierse rechter. De bevoegdheid vindt haar basis in artikel 20 tot en met 23 van Brussel I herschikt.
Ryanair heeft haar statutaire zetel in Swords, County Dublin, Ierland. Op grond van artikel 21 Brussel I herschikt kan zij alleen worden opgeroepen voor de Ierse rechter en niet de Nederlandse rechter.
De bevoegdheid wordt enkel uitgebreid met de plaats waar de werkzaamheden gewoonlijk worden verricht. Dat is in casu niet Eindhoven. [G.] is gehouden haar – meest essentiële – werkzaamheden uit te voeren aan boord van Ierse geregistreerde vliegtuigen. Zij heeft slechts een klein deel, ongeveer 8%, van haar werkzaamheden in of vanuit Eindhoven uitgevoerd.
Voorts dient het verzoek van [G.] te worden beoordeeld naar Iers recht. Partijen hebben het Iers recht van toepassing verklaard op de arbeidsovereenkomst, zodat dit in beginsel ook dient te worden toegepast. Dit volgt ook uit artikel 5 van Rome I, dat van toepassing is nu het een internationale arbeidsovereenkomst betreft. Slechts in het geval geen rechtskeuze zou zijn gemaakt behoudt een werknemer de bescherming die hij geniet op grond van bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken op grond van het recht dat overeenkomstig de leden 2, 3 en 4 van voormeld artikel toepasselijk zou zijn geweest.
Ook in dat geval zou dat Iers recht zijn, nu het land waar [G.] haar arbeid gewoonlijk verricht Ierland is, zoals hiervoor ten aanzien van de bevoegdheid is gesteld.
Het [G.] gegeven ontslag op staande voet is op juiste gronden gegeven.
Zij is, met drie andere werknemers, geselecteerd voor de overplaatsing naar Dublin. De andere drie werknemers hebben de overplaatsing zonder meer geaccepteerd.
Op 30 juni 2017 is met [G.] gesproken over haar overplaatsing. [G.] gaf aan dat de overplaatsing in overeenstemming was met de bepaling in de arbeidsovereenkomst, maar desondanks ging zij niet akkoord omdat zij in Eindhoven wilde blijven. Daarna heeft Ryanair [G.] herhaaldelijk opgeroepen aan de overplaatsing gevolg te geven. Zij wilde met haar in gesprek gaan en zij is uitgenodigd voor hoorzittingen. Aan dit alles heeft [G.] geen gehoor gegeven en zij is niet in Dublin verschenen. Het feit dat [G.] op geen enkele wijze bereid was mee te werken en te verschijnen is haar ernstig aan te rekenen. Voor Ryanair leverde dit een reden op om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen. Zowel haar weigering om haar werkzaamheden in Dublin aan te vangen als haar herhaaldelijke weigering om gehoor te geven aan de oproepen om op besprekingen te verschijnen, leveren gezamenlijk en ieder voor zich een grond op voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang.
Subsidiair zou de onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst, op grond van voormelde redenen, ook naar Nederlands recht stand houden.
[G.] komt dan ook niet in aanmerking voor enige vergoeding.
De conclusie dient dan ook te zijn dat de verzoeken van [G.] moeten worden afgewezen met veroordeling van [G.] in de kosten van de procedure.

De beoordeling

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting is het volgende komen vast te staan.
Ryanair is een vliegtuigmaatschappij die vliegt van en naar 87 luchthavens in Europa. Ze heeft om en nabij 1500 personen die in de vliegtuigen als cabinepersoneel werkzaam zijn en door Ryanair een standplaats krijgen aangewezen. Dat is de plaats van waaruit ze vliegen en waarnaar ze aan het einde van hun dienst terugkeren. Ryanair neemt standaard in de met het cabinepersoneel te sluiten arbeidsovereenkomsten als beding op dat het personeelslid kan worden overgeplaatst naar een andere standplaats, hierna kortheidshalve te noemen het (eenzijdig) wijzigingsbeding. Dat doet Ryanair om flexibel te kunnen inspelen op de behoefte aan cabinepersoneel op de verschillende standplaatsen. Overplaatsing van cabinepersoneel is regelmatig aan de orde en gaat dan meestal in overleg, maar het kan ook gebeuren dat sprake is van een gedwongen overplaatsing. Dat laatste doet zich voor indien zich niemand aanmeldt voor overplaatsing naar de desbetreffende standplaats.
[G.] heeft in overleg met Ryanair per 1 april 2014 haar standplaats Stockholm gewijzigd in standplaats Eindhoven. Zij heeft zich inmiddels, na de geboorte van haar kind en nadat zij een sociale huurwoning heeft toegewezen gekregen, definitief in Eindhoven gevestigd. Om die reden heeft zij geweigerd gevolg te geven aan de aanwijzing van Ryanair om haar standplaats te wijzigen naar Dublin. Omdat Ryanair vasthield aan de standplaatswijziging en [G.] dat hoe dan ook niet wilde, is zij na 30 juni jl. niet verschenen op de door Ryanair in Dublin georganiseerde hoorzittingen en heeft [G.] uiteindelijk berust in haar ontslag.
2. Centraal staat in dit geding de beantwoording van de vraag of Ryanair een beroep toekomt op het wijzigingsbeding waarop de overplaatsing van [G.] naar Dublin gebaseerd is. Daartoe zal, gelet op het internationale karakter van de arbeidsovereenkomst tussen Ryanair en [G.] , eerst beoordeeld dienen te worden welke rechter bevoegd is over die vraag te oordelen en vervolgens welk recht daarbij van toepassing is.
Bevoegdheid
3. Nu het een arbeidsovereenkomst betreft met internationale aspecten dient de bevoegdheid van de (kanton)rechter te worden getoetst aan de bepalingen uit Brussel I herschikt en met name de artikelen 20 t/m 23.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij in artikel 32.1 van de arbeidsovereenkomst een rechtsgeldige keuze hebben gemaakt voor de Ierse rechter. Dat sluit echter niet uit dat, gelet op artikel 23 Brussel I herschikt, de werknemer ook andere gerechten kan aanzoeken.
[G.] doet een beroep op artikel 21 lid 1 sub b onder i Brussel I herschikt.
Dat beroep slaagt.
4. Ryanair heeft in dat kader verwezen naar een uitspraak Hof van Justitie van 14 september 2017 met als nummer C-168/16 en C-169/16 (JAR 2017/258) dat – kort gezegd – handelt over de vraag of de thuisbasis aangemerkt kan worden als plaats waar of van waaruit de werknemer gewoonlijk werkt.
De kantonrechter overweegt dat in dat arrest weliswaar is uitgemaakt dat standplaats, dan wel de plaats waar de werknemer gewoonlijk werkt, niet kan worden vereenzelvigd met het begrip thuisbasis in de zin van verordening (EEG) nr. 3922/91, maar dat de thuisbasis wel een belangrijke aanwijzing kan vormen voor het vaststellen van de plaats waar de werknemer gewoonlijk werkt. Zo was [G.] geplaatst in Eindhoven.
Daarnaast vingen op Eindhoven Airport haar diensten aan en keerde zij daar ook terug. Haar werkinstructies, waaronder de voorbereiding en debriefing, ontving zij in Eindhoven.
Het is inderdaad zo dat dit slechts een klein deel van de gehele arbeidsduur betreft en dat voor het overige deel van de werkzaamheden, die in de lucht plaatsvonden, geen aanwijzingen kunnen worden gevonden, maar daar staat tegenover dat de jurisdictiebepalingen de belangen van de zwakkere partij beogen te beschermen. Een werknemer moet snel naar een rechter kunnen, zodat, nu daarmee nog niets gezegd is over het toe te passen recht, bij afweging van de belangen het kwantitatieve aspect een minder belangrijke rol moet worden toegedicht en de Nederlandse rechter bevoegd moet worden geacht (zie considerans 18 Brussel I). Meer in het bijzonder op grond van artikel 100 Rv de kantonrechter te Eindhoven.
Toepasselijk recht
5. Vervolgens is de vraag aan de orde welk recht toegepast dient te worden. Het toepasselijk recht dient te worden bepaald aan de hand van de bepalingen uit Rome I, meer in het bijzonder artikel 8. In artikel 8 Rome I is bepaald dat een individuele arbeidsovereenkomst wordt beheerst door het recht dat de partijen overeenkomstig artikel 3 hebben gekozen, maar dat deze keuze er niet toe mag leiden dat de werknemer de bescherming verliest die hij geniet op grond van bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken op grond van het recht dat overeenkomstig de leden 2, 3 en 4 van dit artikel toepasselijk zou zijn geweest bij gebreke van een rechtskeuze.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij in artikel 32.1 van de arbeidsovereenkomst het Iers recht als toepasselijk recht zijn overeengekomen.
6. Ten aanzien van de in artikel 8 Rome I genoemde bescherming die voor de werknemer dient te zijn gewaarborgd, wordt het volgende overwogen. Centraal staat in dit geding, zoals hiervoor overwogen onder punt 2, de beantwoording van de vraag of Ryanair een beroep toekomt op het wijzigingsbeding waarop de overplaatsing van [G.] naar Dublin gebaseerd is.
Het opnemen van het eenzijdig wijzigingsbeding en het beroep dat daarop door Ryanair is gedaan, is niet in strijd met een Nederlandse dwingend rechterlijke bepaling.
Uit artikel 7:613 BW vloeit immers voort dat een werkgever een beroep kan doen op een eenzijdig wijzigingsbeding en dat, in beginsel, van de geldigheid van het beding moet worden uitgegaan. Op de uitzonderingsbepaling van artikel 8 lid 1 Rome I kan dan ook reeds hierom geen beroep worden gedaan.
Hieruit volgt dat het gekozen Iers recht van toepassing is.
Het beroep op het eenzijdig wijzigingsbeding
7. Ter zitting is zijdens Ryanair onbetwist aangevoerd dat naar Iers recht het opnemen van een eenzijdig wijzigingsbeding als aan de orde niet is strijd is met de wet of jurisprudentie en dat de weigering van [G.] om mee te werken aan de standplaatswijziging en de structurele weigering om te verschijnen op de na 30 juni jl. geplande hoorzittingen, waar onder meer over de bezwaren met betrekking tot de korte termijn van overgang had kunnen worden gesproken, “gross misconduct” opleveren en dat dat naar Iers recht reden voor onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst oplevert.
8. Nu Ryanair op juiste gronden [G.] heeft gehouden aan hetgeen partijen zijn overeengekomen in artikel 4 van de arbeidsovereenkomst en [G.] structureel heeft geweigerd te worden overgeplaatst naar Dublin, Ierland en structureel heeft geweigerd om daarover met Ryanair in gesprek te gaan, mocht Ryanair overgaan tot ontslag op staande voet van [G.] .
9. [G.] heeft gesteld dat zij heeft berust in het haar gegeven ontslag op staande voet. Vervolgens heeft zij haar verzoeken tot betaling van diverse vergoedingen gebaseerd op de bepalingen als neergelegd in de WWZ.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen luidt de slotsom dat de verzoeken die gegrond zijn op bepalingen uit de WWZ, die niet aan de orde zijn, moeten worden afgewezen.
10. Voorts heeft [G.] in het nevenverzoek een restant bedrag aan loon gevorderd over de periode 1 juli 2017 tot 25 juli 2017.
Ryanair heeft aangevoerd dat [G.] geen (meer) loon toekomt over deze periode nu zij stelselmatig en zonder gegronde reden heeft geweigerd werkzaamheden te verrichten, aanwezig te zijn op geplande besprekingen en met haar werkgever te communiceren.
De kantonrechter overweegt dat [G.] het verweer van Ryanair, dat zij geen recht zou hebben op het restant loon, niet heeft weersproken. Daardoor is onvoldoende komen vast te staan dat [G.] (nog) recht heeft op een restant loon van € 567,67 bruto, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
11. [G.] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [G.] tot betaling van de proceskosten, aan de kant van Ryanair tot en met vandaag vastgesteld op € 800,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
Deze beschikking is gegeven door mr. W.M. Callemeijn, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2017.