ECLI:NL:RBOBR:2017:6709

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
22 december 2017
Zaaknummer
01/845551-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en bedreiging met zware mishandeling in Helmond

Op 22 december 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en bedreiging met zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 12 september 2017 te Helmond, waar de verdachte met een mes de aangever in de borstkas stak, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, aangezien de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat zijn handelen tot de dood zou kunnen leiden. De rechtbank achtte de poging tot doodslag bewezen, evenals de bedreiging met zware mishandeling, waarbij de verdachte met zijn auto op de aangever inreed. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, met aftrek van voorarrest, en verplichtte de verdachte tot schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer van de verdediging, omdat de verdachte zelf de confrontatie had opgezocht. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845551-17
Datum uitspraak: 22 december 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1966] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 november 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 september 2017 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de borstkas en/of de (linker) zij, in elk geval in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 september 2017 te Helmond aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekverwonding en/of letsel aan de milt, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de borstkas en/of de (linker) zij, in elk geval in het lichaam te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 september 2017 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de borstkas en/of de (linker) zij, in elk geval in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 12 september 2017 te Helmond, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte een of meermalen met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto op die [slachtoffer] ingereden en/of afgereden, in elk geval is verdachte meermalen, althans eenmaal met een door hem bestuurde personenauto met verhoogde snelheid in de richting van die [slachtoffer] gereden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Ten aanzien van feit 1:
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, te weten poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman stelt dat de ten laste gelegde poging tot doodslag niet kan worden bewezen, nu verdachte aangever slechts met een klein mesje in de zijkant van zijn lichaam heeft gestoken en de diepte van de steekwond niet onomstotelijk vast is komen te staan. De raadsman meent dat het subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen is.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank baseert haar oordeel over de feitelijke gang van zaken op de navolgende bewijsmiddelen.
Aangever heeft verklaard dat hij op 12 september 2017 in Helmond fietste. Hij zag dat [verdachte] (hierna: verdachte) uit zijn auto stapte en een mes vasthad. Aangever is op hem afgelopen waarbij verdachte op enig moment uithaalde. Nadat verdachte weer in zijn auto was gestapt en wegreed, kreeg aangever in de gaten dat hij ter hoogte van zijn ribben gestoken was. Aangever bloedde flink. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij aangever op 12 september 2017 in Helmond met een mes in zijn bovenlichaam heeft gestoken. [3] Op de ter terechtzitting getoonde camerabeelden van het incident [4] is te zien dat verdachte - alvorens hij aangever steekt - met zijn arm een zwaaiende beweging naar achteren maakt.
Uit een geneeskundige verklaring, d.d. 14 september 2017 blijkt dat bij het slachtoffer sprake was van
een steekopening van ongeveer 4 cm links achter de borstkas. [5] De geneeskundige verklaring d.d. 20 september 2017 vermeldt:
Aanvankelijk verdacht voor oppervlakkig letsel; echter later bloeding/bloed in de borstholte. Waarvoor drainage. Op CT scan aanwijzing voor miltletsel. Geschatte diepte van de steekwond +/- 7 cm.
Na drainage stabiel gebleven. Echter na een dag weer klaplong waarvoor nieuwe drainage. Hierna stabiel. Toen weer ontslagen naar normale verpleegafdeling. Duur geschatte genezing 2-3 weken indien geen nieuwe complicatie. [6]
De rechtbank acht, op basis van hetgeen hierboven is vermeld, bewezen dat verdachte aangever met kracht met een mes in de borstkas van aangever heeft gestoken.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of er bij verdachte sprake is geweest van opzet op de dood van het slachtoffer.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte boos opzet had op de dood van aangever.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan deze kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Verdachte heeft aangever met kracht met een mes in zijn borstkas gestoken. Naar algemene ervaringsregels is de kans dat iemand komt te overlijden als gevolg van een steekverwonding in de borstkas aanmerkelijk. Dodelijk letsel valt te verwachten, aangezien zich in de borstkas vitale delen van het lichaam bevinden. Uit voornoemde geneeskundige verklaringen blijkt dat de steekverwonding bij het slachtoffer links achterin de borstkas is toegebracht. Dit steekletsel heeft geleid tot een klaplong en inwendig bloedverlies in de borstholte, waardoor drainage noodzakelijk was. Uit de CT-scan bleek dat er aanwijzingen waren voor miltletsel. De diepte van de steekwond werd op 7 centimeter geschat. De verwondingen waren zodanig ernstig dat het slachtoffer heeft enkele dagen op de Intensive Care-afdeling van het ziekenhuis moeten verblijven. [7]
De rechtbank leidt hieruit af dat de gedragingen van de verdachte dan ook waren geëigend om de dood van het slachtoffer te kunnen laten intreden. Deze gedragingen kunnen naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood, dat het - behoudens contra-indicaties, waarvan uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken -niet anders kan zijn dan dat verdachte zich van de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust is geweest en deze heeft aanvaard. Aldus heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden en is het opzet van verdachte in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest.
De rechtbank acht daarom de ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, gelet op de aangifte van [slachtoffer] [8] , de ter terechtzitting getoonde camerabeelden van het incident [9] , en de bekennende verklaring van verdachte [10] , wettig en overtuigend bewezen hetgeen hierna onder feit 2 bewezen is verklaard.
De rechtbank heeft gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 12 september 2017 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in de borstkas heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 12 september 2017 te Helmond, [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto op die [slachtoffer] ingereden;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 met een beroep op (putatief) noodweer gepleit voor ontslag van alle rechtsvervolging. De raadsman stelt dat aangever de primaire agressor is geweest omdat hij zijn fiets in de richting van verdachte heeft geduwd, en omdat aangever kort daarna met zijn vuist in het gezicht van verdachte heeft geslagen. Hiermee was sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachte, dan wel van een situatie waarin verdachte mocht menen dat hij zich moest verdedigen tegen deze wederrechtelijke aanranding. De raadsman stelt verder dat verdachte een klein mesje in zijn hand had, dat hij niet meer heeft gedaan dan duwen met het mesje en tijdig gestopt is met deze geweldshandeling. De verdediging van verdachte tegen de onderhavige aanranding voldeed dan ook aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie ziet in de aangevoerde omstandigheden onvoldoende grond om een het beroep op (putatief) noodweer te honoreren.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt. Een beroep op (putatief) noodweer kan niet worden aanvaard ingeval de gedraging van degene die zich op deze exceptie beroept, noch op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging kan worden aangemerkt als "verdediging", maar - naar de kern bezien - als aanvallend moet worden gezien, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij aangever wilde aanspreken over een langer lopend conflict tussen beiden. Verdachte heeft daarop in zijn auto zitten wachten op aangever. Op de ter terechtzitting getoonde camerabeelden van het incident is te zien dat verdachte uit de auto stapt en in de richting van aangever loopt als deze aan komt fietsen. Aangever springt van zijn fiets en de fiets belandt tegen een verkeerspaal nabij verdachte. Verdachte loopt vervolgens met een getrokken mes in de richting van aangever. Aangever stapt daarop naar achteren en spreidt zijn armen. Verdachte pakt aangever met zijn linkerhand bij zijn t-shirt waarop aangever een beweging met zijn rechterarm in de richting van het hoofd van verdachte maakt. Hierop haalt verdachte uit steekt aangever in zijn borstkas.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit voornoemde camerabeelden onomstotelijk dat verdachte zelf de confrontatie met aangever is aangegaan en dat aangever niet als primaire agressor kan worden aangemerkt. Van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte door aangever is dan ook geen sprake geweest. De bedoeling en het handelen van verdachte getuigen daarom niet van een wil tot verdedigen maar juist van het inzetten van een aanval op aangever. De rechtbank verwerpt daarom het beroep van de raadsman op (putatief) noodweer.
Er zijn geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2:
Een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel maximaal zes maanden bedraagt.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door aangever met een mes in de borstkas te steken. Het feit dat het slachtoffer niet dodelijk is geraakt, is een toevallige omstandigheid die niet aan verdachte te danken is.
Na het steekincident is verdachte bovendien met zijn auto op het slachtoffer ingereden.
De rechtbank acht dit zeer ernstige feiten en rekent dit verdachte aan.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de gevorderde materiële schade verzocht om de posten toe te wijzen: nota's apotheek, factuur Elkerliek ziekenhuis, nota ambulancevervoer, nota verbandmiddelen, nota opvragen medische informatie huisarts, jas, t-shirt, persoonlijke kosten ziekenhuisopname en reiskosten.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie verzocht om een bedrag van € 1.000,- toe te wijzen.
De officier van justitie heeft verzocht om dit totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om de benadeelde partij ten aanzien van de volgende posten niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering: medische kosten, kledingschade en de post reiskosten “bezoek familie aan de heer [slachtoffer] ”.
De raadsman heeft verzocht om de gevorderde schade ten aanzien van de posten nota Media Markt en persoonlijke kosten ziekenhuisopname af te wijzen.
De raadsman heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd ten aanzien van de overige gevorderde reiskosten en de gevorderde immateriële schade.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten immateriële schadevergoeding, een bedrag dat de rechtbank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid begroot op € 4.000,- , en materiële schadevergoeding, te weten de posten: nota's apotheek, factuur Elkerliek ziekenhuis, nota ambulancevervoer, nota verbandmiddelen, nota opvragen medische informatie huisarts, persoonlijke kosten ziekenhuisopname en reiskosten ad € 16,13, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de posten reiskosten “bezoek familie aan de heer [slachtoffer] ”, en de post “nota Media Markt” aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de post “kledingschade” bewijsstukken ontbreken en zal deze post naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid begroten op een bedrag van € 300,- en de benadeelde partij ten aanzien van het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is waarmee het onder feit 2 ten laste gelegde is begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van dat feit aan verdachte toebehoorde;

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 27, 33, 33a, 36f, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
poging tot doodslag;
T a.v. feit 2:

Bedreiging met zware mishandeling;

verklaart verdachte hiervoor strafbaar:
legt op de volgende straffen en maatregel:
T.a.v. feit 1 primair, feit 2: gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
T.a.v. feit 2: verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: personenauto, Toyota Starlet, [kenteken] ; T.a.v. feit 1 primair: maatregel van schadevergoeding van € 16.105,54 subsidiair 115 dagen hechtenis;
legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 16.105,54, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 115 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 4.000,- immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding (post nota's apotheek, factuur Elkerliek ziekenhuis, nota ambulancevervoer, nota verbandmiddelen, nota opvragen medische informatie huisarts, kledingschade ad € 300,-, persoonlijke kosten ziekenhuisopname, reiskosten ad € 16,13);
de toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op;
het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 16.105,54, te weten
€ 4.000,- immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding (post nota's apotheek, factuur Elkerliek ziekenhuis, nota ambulancevervoer, nota verbandmiddelen, nota opvragen medische informatie huisarts, kledingschade ad € 300,-, persoonlijke kosten ziekenhuisopname, reiskosten ad € 16,13);
het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil;
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is;
indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. R.H. van Marle, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 22 december 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie eenheid Oost-Brabant, district Helmond, genummerd PL2100-2017189711, aantal pagina’s: 98. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Verklaring van [slachtoffer] d.d. 14 september 2017, proces-verbaal pag. 76-77.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 11 december 2017.
4.Videobeelden Azalealaan d.d.12 september 2017 te Helmond op DVD, afgespeeld ter terechtzitting d.d. 11 december 2017.
5.Geneeskundige verklaring d.d. 14 september 2017, proces-verbaal pag. 81.
6.Geneeskundige verklaring d.d. 20 september 2017, proces-verbaal pag. 82.
7.Verklaring van [slachtoffer] d.d. 14 september 2017, proces-verbaal pag. 76-77.
8.Verklaring van [slachtoffer] d.d. 14 september 2017, proces-verbaal pag. 77.
9.Videobeelden Azalealaan d.d.12 september 2017 te Helmond op DVD, afgespeeld ter terechtzitting d.d. 11 december 2017.
10.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 11 december 2017.