ECLI:NL:RBOBR:2017:6611

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
5435832
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij annulering van vlucht door staking van luchtverkeersleiding

In deze zaak vorderde eiser, een passagier, compensatie van € 400,00 van Ryanair Ltd. wegens de annulering van zijn vlucht FR 5851 van Eindhoven naar Fez op 21 maart 2016. De annulering werd door Ryanair gerechtvaardigd met een beroep op buitengewone omstandigheden, namelijk een staking van de Franse luchtverkeersleiding. Eiser stelde dat er geen sprake was van buitengewone omstandigheden en dat hij recht had op compensatie op basis van Verordening 261/2004 en het Sturgeon-arrest. De kantonrechter te Eindhoven moest beoordelen of de annulering van de vlucht daadwerkelijk het gevolg was van buitengewone omstandigheden en of Ryanair aan haar verplichtingen had voldaan.

De kantonrechter oordeelde dat Ryanair onvoldoende had aangetoond dat de annulering van de vlucht noodzakelijk was door de staking. Er was geen bewijs dat de staking directe gevolgen had voor de specifieke vlucht van eiser, en er waren alternatieve routes mogelijk. De rechter concludeerde dat de luchtvaartmaatschappij niet had voldaan aan de bewijslast met betrekking tot de buitengewone omstandigheden. Daarom werd de vordering van eiser tot betaling van de compensatie van € 400,00 toegewezen, evenals de wettelijke rente over dit bedrag. Ryanair werd ook veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen bij annuleringen en de noodzaak om adequaat bewijs te leveren voor het beroep op buitengewone omstandigheden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zaaknummer:
Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 5435832
Rolnummer : 16-11203
Vonnis van 7 december 2017
in de zaak van:
[C.] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. A.J.M. Vélu,
toevoegingsnummer: [nummer]
t e g e n :
de buitenlandse vennootschap naar Iers recht
Ryanair Ltd.,
gevestigd te Co. Dublin, Ierland,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers.

1.Het verloop van het procedure

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
de dagvaarding;
de conclusie van antwoord met producties;
de conclusie van repliek met productie;
e conclusie van dupliek met producties;
de akte van eiser.
1.2.
Tot slot is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende vast:
Eiser heeft bij gedaagde een vlucht geboekt voor 21 maart 2016 met vluchtnummer FR 5851 van Eindhoven Airport naar Fez, Marokko.
De geplande vertrektijd van deze vlucht was 13.50 uur.
De vlucht van eiser is door gedaagde geannuleerd.

3.Het geschil

3.1.
Eiser vordert gedaagde te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling van een hoofdsom van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.
Eiser legt daaraan, kort gezegd, het volgende ten grondslag.
Aangezien de vlucht werd geannuleerd heeft hij op grond van Verordening 261/2004 (hierna de Verordening) en het Sturgeon-arrest recht op financiële compensatie van € 400,00. Er is geen sprake van buitengewone omstandigheden. Gedaagde weigert voornoemde compensatie en kosten te vergoeden, zodat eiser zich genoodzaakt zag onderhavige procedure te starten. De daarmee gepaard gaande kosten dient gedaagde eveneens te vergoeden.
3.2.
Gedaagde voert, kort gezegd, het volgende verweer.
Er heeft zich een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening voorgedaan, namelijk een staking van de luchtverkeersleiding in Frankrijk, waarop zij geen invloed had. Vanwege de staking kon het toestel niet door het Franse luchtruim vliegen, waardoor zij genoodzaakt was de vlucht te annuleren. Uit diverse NOTAM-berichten blijkt dat de staking grote gevolgen had voor de luchtvaart. Omwille van de veiligheid dienden luchtvaartmaatschappijen daarom tussen de 20% en 30% van hun vluchten over Frankrijk te annuleren; zij heeft 276 vluchten moeten annuleren. Zij heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting ex artikel 5 van de Verordening en zij heeft bijstand verleend aan haar passagiers en heeft, conform artikel 8 van de Verordening, kosteloos een alternatieve vlucht aangeboden, die eiser ook heeft geaccepteerd. Zij is daarom niet gehouden enige financiële compensatie te betalen aan eiser.
Primair dient de vordering van eiser dan ook afgewezen te worden en eiser dient te worden veroordeeld in de proceskosten en de nakosten. Subsidiair dient bij een toewijzing van de vordering de vordering tot vergoeding van (andere) (proces)kosten te worden afgewezen danwel dienen deze -meer subsidiair- te worden gematigd.

4.De beoordeling

Bevoegdheid
4.1.
De kantonrechter zal aan de hand van de Verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken EG/1215/2012 (hierna EEX-Vo) dienen te bepalen of hij als Nederlandse rechter bevoegd is.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat hij op grond van artikel 7 lid 1 sub b tweede streepje EEX-Vo bevoegd is als Nederlandse rechter van de vordering kennis te nemen. Zie voorts LJN: BJ2979, Hof van Justitie van de EG/EU, 09-07-2009, C-204/08 (Rehder-arrest), waarin is bepaald dat in het geval van luchtvervoer van personen van een lidstaat naar een andere lidstaat op grond van een overeenkomst die is gesloten met één enkele luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, het gerecht dat bevoegd is om kennis te nemen van een vordering tot compensatie gebaseerd op die vervoerovereenkomst en Verordening EG (261/2004), naar keuze van eiser het gerecht is in het rechtsgebied waarvan zich de plaats van vertrek of de plaats van aankomst van het vliegtuig bevindt, zoals deze plaatsen in die overeenkomst zijn overeengekomen.
4.3.
De kantonrechter te Eindhoven is de relatief bevoegde rechter nu de overeengekomen plaats van vertrek Eindhoven was.
Recht op compensatie
4.4.
Vooropgesteld wordt dat eiser in het onderhavige geval, op grond van artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening en de daaraan in het Sturgeon-arrest gegeven uitleg, in beginsel recht heeft op de in artikel 7 van de Verordening genoemde compensatie van (in casu)
€ 400,00 per passagier.
4.5.
De vervoerder is niet verplicht die compensatie te betalen indien er sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. In dat artikellid is bepaald dat een luchtvaartmaatschappij niet verplicht is compensatie als bedoeld in artikel 7 te betalen, indien zij kan aantonen dat annulering van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Deze regel geldt zowel in het geval de vlucht is geannuleerd dan wel is vertraagd.
4.6.
Uit de considerans van de Verordening blijkt dat dergelijke buitengewone omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
4.7.
In het Wallentin arrest is door het Europese Hof van Justitie (hierna het Hof) onder meer (in rechtsoverweging 40) overwogen dat, aangezien niet alle buitengewone omstandigheden aanleiding geven tot vrijstelling, de luchtvaartmaatschappij die zich op dergelijke omstandigheden beroept bovendien moet aantonen dat de genoemde omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen, dat wil zeggen maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden met name voldoen aan voor de betrokken luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden.
Uitgangspunt is dat de stelplicht en de bewijslast ten aanzien van de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden bij de luchtvaartmaatschappij rusten. In het voorkomende geval moet zij bovendien aantonen dat zij zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot annulering of langdurige vertraging van de vlucht leidden.
Buitengewone omstandigheden
4.8.
Eiser betwist dat sprake is geweest van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Eiser stelt dat gedaagde niet heeft aangetoond dat 276 vluchten moesten worden geannuleerd. Nu de staking bovendien al enkele dagen bezig was en op 18 maart 2016 al bekend was, stelt eiser dat de staking bij gedaagde aldus bekend was en gedaagde heeft nagelaten tijdig passende maatregelen te treffen; een andere luchtvaartmaatschappij kon op hetzelfde tijdstip wel een vlucht naar Marokko uitvoeren. Volgens eiser had gedaagde ook een andere route kunnen nemen zodat niet door het Franse luchtruim behoefde te worden gevlogen.
Gedaagde voert aan dat het niet mogelijk was om te anticiperen op de vertraging, nu zij nog niet zeker wist of vlucht FR 5851 vertraging zou ondervinden. Om deze reden kon gedaagde eiser ook niet tijdig informeren over het feit dat de vlucht geen doorgang zou kunnen vinden vanwege de staking. Gedaagde voert verder aan dat het vliegen van een alternatieve route geen waardig alternatief zou zijn, omdat het Franse luchtruim een groot gebied beslaat en het vanuit Nederland ondoenlijk is om het Franse luchtruim te mijden; alternatieve routes waren als gevolg van de Franse stakingen ook overvol waardoor sprake was van congestie op deze routes. Gedaagde concludeert dat de enige optie annulering van de vlucht was, ook met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen en zonder dat zij daartoe onaanvaardbare offers moest brengen was annulering niet te vermijden. Gedaagde voert tot slot aan dat het hier gaat om een oorzaak waar zij geen invloed op kon uitoefenen.
4.9.
De kantonrechter overweegt het volgende.
Indien de vlucht is geannuleerd ten gevolge van een staking van de Franse luchtverkeersleiding, kan dit niet tot een buitengewone omstandigheid leiden, omdat door gedaagde onvoldoende aangetoond is waarom de staking per definitie gevolgen had voor vlucht FR 5851. Er was immers op 21 maart 2016 vliegverkeer mogelijk door het Franse luchtruim; dit wordt door gedaagde ook niet betwist. Daarnaast is door gedaagde ook niet aangetoond dat het Franse luchtruim niet had kunnen worden gemeden en aldus noodzakelijkerwijs door het Franse luchtruim gevlogen moest worden.
Gedaagde heeft geen stukken overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat aan haar concrete beperkingen zijn opgelegd ten aanzien van vluchten van Eindhoven, Nederland naar Fez, Marokko. In het bijzonder blijkt niet van een concrete beperking ten aanzien van de onderhavige vlucht. Uit de door gedaagde bij antwoord en bij dupliek overgelegde stukken kan niet veel meer worden afgeleid dan dat in verband met de staking in Frankrijk verminderd vliegverkeer (door het Franse luchtruim) mogelijk was (‘’
[…] AIRCRAFT OPERATORS ARE REQUESTED TO REDUCE BY ONE THIRD THEIR SCEDULED FLIGHTS ON MONDAY MARCH 21ST ON THE SLOT 0500AM-1100PM UTC ON PARIS-ORLY AND MARSEILLE PLATFORMS AND BY TWENTY PER CENT ON BEAUVAIS, LYON ST EXUPERY AND NICE PLATFORMS […]’’). Door gedaagde is nog een lijst met geannuleerde vluchten overgelegd (productie 2 bij antwoord). Ook hieruit kan niet worden afgeleid dat gedaagde de onderhavige vlucht
noodgedwongenheeft moeten annuleren. Gezien het bepaalde in het Wallentin arrest had dit – gezien de uitdrukkelijke betwisting van haar stelling door eiser – wel op haar weg gelegen. Gedaagde heeft haar verweer dus onvoldoende onderbouwd en niet, althans onvoldoende, is komen vast te staan dat de annulering van vlucht FR 5851 noodzakelijk is geworden als gevolg van de staking van de luchtverkeersleiding in Frankrijk.
4.10.
Het beroep van gedaagde op buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, kan dan ook niet slagen. De vordering van eiser tot betaling van een compensatie van € 400,00 wordt toegewezen.
Wettelijke rente
4.11.
Tegen de gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is geen afzonderlijk gemotiveerd verweer gevoerd, zodat de rente wordt toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
Proceskosten
4.12.
Gedaagde wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
4.13.
Aan eiser is een toevoeging verleend. De dagvaardingskosten komen daarom niet voor toewijzing in aanmerking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om aan eiser te betalen het bedrag van € 400,00 wegens hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 oktober 2016 tot de dag van de voldoening;
veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, aan de kant van eiser tot op heden vastgesteld op € 79,00 wegens griffierecht en € 120,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde van eiser;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2017.