Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[gedaagde sub 1] ,
1.De procedure
8 augustus 2017;
18 augustus 2017;
8 november 2017;
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
en [gedaagde sub 2] gehuurde woning is gewaardeerd. Bij aanvang van de huurovereenkomst is BrabantWonen uitgegaan van
155 punten. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben hiertegen (op dat moment) geen bezwaar gemaakt.
174 punten. Beide partijen hebben zich hiermee akkoord verklaard. De Huurcommissie heeft zodoende in haar uitspraak van 27 juni 2016 het puntenaantal van de woning van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] per 1 mei 2015 vastgesteld op 174. Gelet op de datum van deze uitspraak is dit puntenaantal niet vermeld in de eerdere voorstellen tot huurverhoging, waaronder het voorstel van 25 april 2016 tot huurverhoging per 1 juli 2016.
25 april 2017.
174 punten.
17 december 2014, waarmee de brief van 5 augustus 2014 is gecorrigeerd c.q. opgehelderd (productie 6 en 7 bij dagvaarding). Blijkens het gespreksverslag van BrabantWonen, waarvan de inhoud niet door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is weersproken, heeft BrabantWonen op
1 augustus 2016 ook aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] uitgelegd dat het gehuurde niet aan hen is verhuurd tegen een algemeen geldend streefhuurpercentage, maar dat de prijs is gebaseerd op de prijs/kwaliteitverhouding (productie 17 bij dagvaarding). Het gehuurde is op basis van de afwegingen die bij nieuwbouw werden gemaakt, gewaardeerd op 85%. Dit percentage is niet voor ieder appartement in het complex gelijk, nu het onder meer wordt bepaald aan de hand van criteria zoals licht, ligging en uitzicht. De kantonrechter ziet geen reden om aan te nemen dat er sprake is van willekeur.
kwaliteitverhouding die voor het gehuurde is bepaald, niet met een algemeen geldende streefhuurpercentage.
Vast staat dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de kale huurprijs van € 613,50 per maand niet binnen
6 maanden na 16 juli 2011, oftewel uiterlijk op 16 januari 2012, hebben laten toetsen, zodat deze huurprijs is gaan en blijven gelden.
1 juli 2014 blijven gelden (productie 27 bij akte).
€ 615,38 per maand bedroeg.
€ 650,32 per maand bedroeg.
Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek, twaalfde druk, Deventer 2017, p. 12895-12901) blijkt het volgende. Er is gekozen voor de constructie dat de uitspraak van de Huurcommissie over bijvoorbeeld de redelijkheid van een voorgestelde huurprijswijziging deel gaat uitmaken van de inhoud van de huurovereenkomst, tenzij een van de partijen zich tijdig tot de rechter wendt. Partijen zijn dus gebonden aan de uitspraak alsof zij hetgeen is bepaald zelf zijn overeengekomen. Die binding vervalt alleen als de rechter tijdig wordt ingeschakeld.