ECLI:NL:RBOBR:2017:6445
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waarde onroerende zaak en burenoverlast in WOZ-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de waarde van een onroerende zaak, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Son en Breugel. De eiser, eigenaar van de woning, was het niet eens met de vastgestelde waarde van € 938.000 per waardepeildatum 1 januari 2015, zoals vermeld in de aanslag gemeentelijke heffingen voor het kalenderjaar 2016. Eiser stelde dat de waarde van de woning 30 tot 40% lager zou moeten zijn, onder andere vanwege burenoverlast die de waarde zou drukken. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij eiser zijn standpunt heeft onderbouwd met getuigenissen van buurtbewoners en andere bewijsstukken. De heffingsambtenaar heeft de waarde verdedigd met een waardematrix en stelde dat de burenoverlast een persoonlijke vete betrof die niet relevant was voor de waardebepaling.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de burenruzie niet als waarde drukkende factor kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de overlast van de buren zodanig is dat dit invloed heeft op de verkoopwaarde van de woning. De rechtbank volgt de heffingsambtenaar in zijn standpunt en oordeelt dat de vastgestelde waarde van € 938.000 niet te hoog is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.