3.1Bestemmingsomschrijving
De voor
'Maatschappelijk - Molen[1]'aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een molen, al dan niet in combinatie met:
1. sociaal-culturele voorzieningen;
2. educatieve voorzieningen
3. (dag)recreatieve voorzieningen;
4. een molenbedrijf;
5. ondergeschikte horeca tot een maximum van 100 m2;
instandhouding en/of herstel van de molen na oprichting en zijn cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
verkeersvoorzieningen;
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
speelvoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Horecaverordening ’s-Hertogenbosch 2012
Artikel 2.1 Exploitatievergunning
1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
2. Het is verboden de aard van het het horecabedrijf te wijzigen zonder daartoe strekkende vergunning.
3. De burgemeester kan bepalen, dat hetgeen is gesteld in het eerste lid, niet geldt voor één of meer in dat besluit genoemde categorieën van horecabedrijven in de gemeente dan wel in specifiek aangewezen delen van de gemeente.
4. De exploitatie van een horecabedrijf waarop een besluit als bedoeld in het derde lid betrekking heeft, mag geen negatieve invloed hebben op de woon- en leefomgeving alsmede de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en gezondheid in gevaar brengen.
5. De burgemeester kan voor een horecabedrijf, die behoort tot een categorie zoals bedoeld in het derde lid, alsnog een exploitatievergunning verlangen indien een horecabedrijf wordt geëxploiteerd op een wijze die strijdig is met het bepaalde in het vierde lid.
Artikel 2.2 Toetsingsgronden
1. De burgemeester weigert de exploitatievergunning:
a. indien voor de exploitatie of vestiging van een horecabedrijf tevens een vergunning op basis van de Drank- en Horecawet is vereist en deze vergunning niet is of kan worden verleend;
b. indien de openbare orde en/of veiligheid ter plaatse door de aanwezigheid van het horecabedrijf in gevaar komt;
c. indien de woon- en/of leefomgeving op onaanvaardbare wijze negatief zal worden beïnvloed;
d. indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet in overeenstemming is met de ingediende aanvraag.
2. De burgemeester kan de exploitatievergunning weigeren:
a. wegens strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, beheersverordening of stadsvernieuwingsplan;
b. indien de termijn zoals bedoeld in artikel 2.7 derde lid nog niet is verstreken.
3. Indien één of meer leidinggevenden niet voldoen aan de volgende eisen weigert de burgemeester al dan niet gedeeltelijk de exploitatievergunning:
a. zij mogen niet onder curatele staan dan wel uit de ouderlijke macht of voogdij ontzet zijn;
b. zij mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;
c. zij moeten de leeftijd van éénentwintig jaar hebben bereikt.
4. Het bepaalde in het derde lid geldt niet ten aanzien van horecabedrijven waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Drank- en Horecawet.
Drank- en Horecawet
1. Een vergunning wordt geweigerd indien:
a. niet wordt voldaan aan de ingevolge de artikelen 8 tot en met 10 geldende eisen;
b. redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvrage vermelde in overeenstemming zal zijn;
c. artikel 7, tweede lid, artikel 31, vierde lid, en artikel 32, tweede lid, zich tegen de verlening van de gevraagde vergunning verzet;
d. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat een of meer van de bij of krachtens de artikelen 2 en 13 tot en met 24 gestelde verboden zal worden overtreden of dat in strijd zal worden gehandeld met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften.
2. Een vergunning ten aanzien van een inrichting, waarvan de vergunning op grond van artikel 31, eerste lid, onder c, is ingetrokken, kan gedurende een bij die intrekking vastgestelde termijn van ten hoogste vijf jaar worden geweigerd.
3. Een vergunning kan worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
4. Voordat toepassing wordt gegeven aan het derde lid, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
Een vergunning wordt verleend, indien geen der in artikel 27 bedoelde weigeringsgronden aanwezig is.