ECLI:NL:RBOBR:2017:6185

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
27 november 2017
Zaaknummer
C-01-315522 - HA ZA 16-776
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd en de eisen van redelijkheid en billijkheid

In deze zaak gaat het om de opzegging van een distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen Hairstore B.V. en Macadamia Beauty B.V. De rechtbank Oost-Brabant heeft op 15 november 2017 uitspraak gedaan in deze civiele zaak. Hairstore, de eiseres, vorderde een schadevergoeding van Macadamia, omdat zij de overeenkomst op een onredelijke manier had opgezegd. De opzegging vond plaats op 1 november 2016, terwijl Hairstore bezwaar maakte tegen deze opzegging en stelde dat deze onrechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat de opzegging van de distributieovereenkomst in beginsel mogelijk was, maar dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in deze situatie een opzegtermijn van zes maanden vereisten. De rechtbank overwoog dat de aard van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrachten dat een langere opzegtermijn noodzakelijk was, gezien de duur van de relatie en de investeringen die Hairstore had gedaan. De rechtbank stelde vast dat Macadamia niet voldoende zwaarwegende redenen had om de overeenkomst met een korte opzegtermijn van drie maanden op te zeggen. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling van de schadevergoeding die Hairstore zou hebben geleden door de korte opzegtermijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/315522 / HA ZA 16-776
Vonnis van 15 november 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAIRSTORE B.V.,
gevestigd te Delft,
eiseres,
advocaat mr. P.A. Kerkhof te Breda,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MACADAMIA BEAUTY B.V.,
gevestigd te Oss,
gedaagde,
advocaat mr. R.G.F. Lammers te Oss.
Partijen zullen hierna Hairstore en Macadamia genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 maart 2017;
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 september 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Macadamia is importeur van Macadamia producten in Europa. Begin 2012 zijn Macadamia en Hairstore een distributieovereenkomst (hierna: de distributieovereenkomst) voor onbepaalde tijd overeengekomen, waarbij is afgesproken dat Hairstore exclusief distributeur van Macadamia werd in de Benelux. De distributieovereenkomst is mondeling gesloten en niet schriftelijk vastgelegd.
2.2.
In juli 2016 heeft Macadamia de distributieovereenkomst met Hairstore opgezegd tegen 1 november 2016. Hairstore heeft bij brief van 11 augustus 2016 bezwaar gemaakt tegen deze opzegging en gesteld dat de opzegging onrechtmatig is. De distributieovereenkomst tussen Macadamia en Hairstore is geëindigd op 1 november 2016.

3.De vordering

3.1.
Hairstore vordert, na wijziging van haar eis, dat de rechtbank, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Macadamia veroordeelt tot betaling aan Hairstore van een bedrag van primair € 196.706,00, althans subsidiair een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, primair en subsidiair te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Macadamia in de kosten van de procedure.
3.2.
Hairstore legt aan haar vordering ten grondslag dat de opzegging van de distributieovereenkomst in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en de goede trouw, althans onregelmatig en onrechtmatig is, nu de redenen voor de opzegging de opzegging niet kunnen dragen en een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging ontbreekt. De opzegging is bovendien onaangekondigd en onverwacht. Macadamia heeft een onredelijk korte opzegtermijn gehanteerd van drie maanden, waardoor het voor Hairstore onmogelijk is gedane investeringen terug te verdienen.

4.Het verweer

4.1.
Macadamia verweert zich en stelt dat zij wel voldoende oog heeft gehad voor de belangen van Hairstore, door een opzegtermijn van drie maanden in acht te nemen. Daarmee heeft Macadamia Hairstore de tijd gegeven de bakens te verzetten. Dit is Hairstore ook gelukt, aldus Macadamia, doordat Hairstore andere partijen aan zich heeft weten te binden. De opzegtermijn van drie maanden moet ook gezien worden als afkoop van langdurig voordeel. De investeringen hoeven niet te worden vergoed, omdat Hairstore daarvan profijt heeft gehad en deze kosten erbij horen.
4.2.
Macadamia stelt bovendien belang te hebben bij de opzegging van de distributieovereenkomst, nu de door Hairstore gegenereerde omzet, met uitzondering van het jaar 2015, tegenviel. Ook verstrekte Hairstore aan Macadamia niet de gevraagde informatie over onder meer de marketingstrategie en maakte Hairstore geen gebruik van het marketingbudget dat Macadamia haar ter beschikking stelde. Macadamia wil zelf de Benelux markt bedienen en daarmee wil Macadamia bereiken dat haar omzet groeit.

5.De beoordeling

5.1.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of Macadamia de distributieovereenkomst mocht opzeggen op de wijze waarop zij dit gedaan heeft, te weten met een opzegtermijn van drie maanden en zonder aan Hairstore een vergoeding te betalen.
5.2.
De rechtbank overweegt dat de distributieovereenkomst die tussen Hairstore en Macadamia is overeengekomen, gekwalificeerd moet worden als een duurovereenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan. Indien de wet en de overeenkomst zelf niet voorzien in een regeling van de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is (zie o.m. Hoge Raad, 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ9854). De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat. Uit diezelfde eisen kan, eveneens in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, voortvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.
5.3.
De rechtbank zal allereerst de vraag beantwoorden of de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en de inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van dit geval, meebrengen dat Macadamia de distributieovereenkomst slechts mocht opzeggen, indien daarvoor een zwaarwegende grond bestond. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie geen sprake is. De rechtbank betrekt in dit oordeel dat het gaat om een commerciële overeenkomst, waarbij de opzegging tot het normale bedrijfsrisico behoort. Ook de duur van de contractuele relatie van ruim vier jaar is geen omstandigheid die naar het oordeel van de rechtbank maakt dat Macadamia de distributieovereenkomst slechts kon opzeggen wanneer er sprake was van een zwaarwegende grond. Niet gesteld of gebleken is dat Hairstore afhankelijk is van de distributieovereenkomst met Macadamia, in die mate dat de continuïteit van haar bedrijfsvoering in gevaar kwam door de opzegging of dat de bedrijfsvoering van Hairstore ernstig gehinderd werd door de opzegging. Hairstore heeft evenmin gesteld dat de aard en de inhoud van de distributieovereenkomst op zichzelf al meebrachten dat de distributieovereenkomst enkel opgezegd kon worden indien daarvoor een zwaarwegende grond was. Integendeel; Hairstore heeft ter comparitie juist verklaard dat zij meent dat Macadamia in beginsel gerechtigd was de distributieovereenkomst op te zeggen, maar dat er dan wel compensatie moet volgen.
5.4.
Nu geen zwaarwegende grond is vereist voor de opzegging, komt de rechtbank toe aan de vraag of Macadamia, gelet op de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en de inhoud van de distributieovereenkomst en de omstandigheden van het geval, een bepaalde opzegtermijn in acht had moeten nemen of de opzegging gepaard had moeten laten gaan met een aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding. Bij deze beoordeling acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang.
5.5.
Tussen partijen staat vast dat Hairstore op het moment van opzegging van de distributieovereenkomst door Macadamia, reeds meer dan vier jaar exclusief distributeur was voor Macadamia in de Benelux en dat de distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd was aangegaan. Macadamia was één van de drie hoofdmerken die Hairstore in haar portefeuille had. Tussen partijen staat vast dat Hairstore in die periode investeringen heeft gedaan ten behoeve van de verkoop van het merk Macadamia; over de hoogte van de investeringen en de vraag of Hairstore deze investeringen heeft kunnen terugverdienen, twisten partijen.
5.6.
Bij de beoordeling van de omstandigheden van het geval betrekt de rechtbank ook de vraag of de redenen die Macadamia ten grondslag heeft gelegd aan de opzegging al geruime tijd vóór de opzegging kenbaar waren aan Hairstore. In dat geval had Hairstore immers daarop kunnen anticiperen. Macadamia heeft verschillende redenen aan de opzegging van de distributieovereenkomst ten grondslag gelegd. In de eerste plaats verwijt Macadamia Hairstore dat Hairstore geen schriftelijk overeenkomst heeft getekend. Los van het feit dat tussen partijen niet in geschil is dat Hairstore daartoe ook niet gehouden was, is ter comparitie gebleken dat Macadamia er ook bij Hairstore niet op aangedrongen heeft de overeenkomst schriftelijk vast te leggen, maar de keuze aan Hairstore heeft gelaten. De rechtbank overweegt dat Hairstore derhalve niet hoefde te verwachten dat Macadamia om deze reden de overeenkomst zou opzeggen.
5.7.
In de tweede plaats verwijt Macadamia Hairstore dat Hairstore nagelaten heeft inzage te geven in haar marketingstrategie en dat de omzet tegenviel. Macadamia wilde de markt in de Benelux zelf gaan bedienen, met het doel een hogere omzet te behalen. Tussen partijen is echter niet in geschil dat geen omzet targets zijn afgesproken en dat ook niet is afgesproken welke marketingactiviteiten Hairstore diende te ondernemen. Partijen zijn het er voorts over eens dat de omzet die Hairstore maakte met betrekking tot de verkoop van Macadamia producten in het jaar voor de opzegging, in 2015, niet tegenviel. Macadamia heeft Hairstore dit ook laten weten, zo blijkt uit de e-mail van de heer [naam managing director Macadamia] (hierna: [naam managing director Macadamia] ), managing director van Macadamia, aan de heer [naam directeur Hairstone] , directeur van Hairstore. [naam managing director Macadamia] schrijft:
“Hi [naam directeur Hairstone] , in bijlage de afname in Macadamia t/m 30 september. Indien ik de uitstaande order van oktober er bij tel zit je op € 185.000 afname in 2015. Een goed resultaat, waar uit blijkt dat er potentie inzit. Dank daarvoor. Het moet mijns inziens mogelijk zijn de € 210.000 te halen in 2015. (…)”
De rechtbank overweegt dat Hairstore begin 2016 niet hoefde te verwachten dat de distributieovereenkomst, vanwege de hoogte van de omzet in 2015 en het nalaten inzage te geven in de marketingstrategie, korte tijd daarop opgezegd zou worden.
5.8.
Als derde reden voor de opzegging voert Macadamia aan dat Hairstore geen inzage heeft gegeven in haar PR-beleid en haar afzetkanalen. Tussen partijen is echter opnieuw niet in geschil dat Hairstore daar contractueel ook niet toe gehouden was. De rechtbank overweegt dat Hairstore derhalve niet hoefde te verwachten dat dit een reden voor opzegging van de distributieovereenkomst zou zijn.
5.9.
Voorts acht de rechtbank bij de weging van de omstandigheden van belang dat Macadamia het marketingplan dat Hairstore en Macadamia in april 2016 bespraken, onvoldoende vond. Ter comparitie heeft Hairstore hierover verklaard dat zij in ieder geval in het voorjaar 2016 last kreeg van parallelle import waarbij Macadamia producten door andere partijen met hoge kortingen in de Benelux werden aangeboden. Dit stelde Hairstore voor de vraag of het zinvol was (substantiële) marketingkosten te maken voor Macadamia producten, omdat Hairstore de Macadamia producten niet met dergelijke hoge kortingen kon verhandelen.
5.10.
Wat betreft de gevolgen van de opzegging voor Hairstore, overweegt de rechtbank dat Hairstore niet dusdanig afhankelijk was van de distributieovereenkomst met Macadamia dat de continuïteit van haar bedrijfsvoering door de opzegging in gevaar zou komen. Dit blijkt ook uit het feit dat Hairstore na de opzegging haar bedrijfsvoering heeft kunnen aanpassen en vanaf 1 december 2016 enkele andere merken aan haar portefeuille heeft toegevoegd. Hairstore heeft gesteld dat zij door het wegvallen van het distributeurschap van Macadamia een klein verlies heeft geleden in 2016; of dit zo is kan in het midden blijven, nu de rechtbank overweegt dat dit tot het normale bedrijfsrisico behoort.
5.11.
Alle relevante omstandigheden afwegende, overweegt de rechtbank dat, gelet op de duur van de handelsrelatie, het feit dat het Macadamia-distributeurschap een substantieel onderdeel uitmaakte van de portefeuille van Hairstore en het feit dat Hairstore de opzegging niet had hoeven te verwachten vanwege de niet-tegenvallende resultaten over 2015 en bij gebreke aan duidelijke afspraken tussen partijen, de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich brengen dat Macadamia Hairstore een langere termijn had moeten gunnen om haar bedrijfsvoering op de opzegging aan te passen. De rechtbank volgt Hairstore echter niet in haar stelling dat Macadamia een opzegtermijn van twee jaar had moeten hanteren. Daarbij overweegt de rechtbank dat een dergelijk lange termijn de vrijheid van Macadamia om haar beleid te wijzigen en de overeenkomst op te zeggen, te veel zou beknotten. Daarbij betrekt de rechtbank ook het feit dat Hairstore in ieder geval in 2016 aarzelend was (substantiële) marketingkosten te maken voor Macadamia producten vanwege de parallelle import van Macadamia producten. Gelet op alle omstandigheden van het geval had Macadamia, naar het oordeel van de rechtbank, een opzegtermijn van zes maanden moeten hanteren.
Hoogte schadevergoeding
5.12.
De rechtbank is van oordeel dat Macadamia de schade die Hairstore lijdt als gevolg van het feit dat Macadamia een onredelijk korte opzegtermijn heeft gehanteerd, dient te compenseren. De rechtbank volgt daarbij niet het standpunt van Hairstore dat Macadamia de investeringen die Hairstore in de jaren voorafgaand aan de opzegging heeft gedaan, aan haar dient te vergoeden. Uitgangspunt is immers dat een distributieovereenkomst opzegbaar is. Hairstore had bij het nemen van beslissingen over investeringen dan ook rekening dienen te houden met de mogelijkheid dat de overeenkomst op enig moment opgezegd kon worden. Als Macadamia echter een redelijke opzegtermijn van zes maanden had gehanteerd, dan had Hairstore gedurende een langere periode profijt kunnen hebben van de door haar gedane investeringen en derhalve meer omzet kunnen genereren.
5.13.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de hoogte van de omzet minus variabele kosten die Hairstore zou hebben gemaakt met de verkoop van Macadamia producten in de periode augustus 2016 tot en met januari 2017, in de hypothetische situatie dat Macadamia een opzegtermijn van zes maanden had gehanteerd. Voorts wil de rechtbank geïnformeerd worden over de daadwerkelijk door Hairstore gemaakte omzet met de verkoop van Macadamia producten in de periode augustus tot en met oktober 2016, nu dit bedrag in mindering zal moeten worden gebracht op de omzet die Hairstore had gegenereerd in de hypothetische situatie dat Macadamia een opzegtermijn van zes maanden had gehanteerd.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 13 december 2017 voor het nemen van een akte door Hairstore als bedoeld in overweging 5.13, waarna Macadamia op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen;
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W.A. Stegeman-Kragting en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2017.