ECLI:NL:RBOBR:2017:6171

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
27 november 2017
Zaaknummer
01/860156-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, diefstal en poging tot zware mishandeling met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 28 november 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 28 juni 2015 in Veghel en Sint-Oedenrode verschillende strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, diefstal, en poging tot zware mishandeling. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar. Daarnaast moet de verdachte schadevergoeding betalen aan twee slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijgedrag, wat leidde tot een verkeersongeval waarbij een inzittende zwaar lichamelijk letsel opliep. Ook bedreigde de verdachte een medewerker van een tankstation met de dood. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder de zware mishandeling van een ander slachtoffer, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat het letsel als zwaar lichamelijk letsel kon worden aangemerkt. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers, en het feit dat de verdachte onder invloed van alcohol en drugs verkeerde tijdens de feiten. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860156-16
Datum uitspraak: 28 november 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 november 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 oktober 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 juni 2015 te Veghel, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een auto, merk [merknaam 2] ), daarmede rijdende over de weg, de A50 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te handelen als volgt :
verdachte heeft rijdende op de A50 zijn aandacht niet (voldoende en/of voortdurend) op de weg gehouden en/of verdachte is niet (steeds) in staat geweest om zijn voertuig naar behoren te besturen waardoor verdachte de vluchtstrook is opgereden en/of (vervolgens ter correctie) een abrupte stuurbeweging naar links heeft gemaakt waardoor, althans mede waardoor verdachte (vervolgens) de controle over het door hem bestuurde voertuig is verloren en/of over twee rijstroken is gereden en tegen een (in de middenberm staande) middengeleider/vangrail is gereden/gebotst,
waardoor een ander (te weten een inzittende genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken schouderblad, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juni 2015 te Veghel als bestuurder van een voertuig (auto, merk [merknaam 2] ), daarmee rijdende op de weg, de A50, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers heeft verdachte rijdende op de A50 zijn aandacht niet (voldoende en/of voortdurend) op de weg gehouden en/of is verdachte niet (steeds) in staat geweest om zijn voertuig naar behoren te besturen, waardoor verdachte de vluchtstrook is opgereden en/of (vervolgens ter correctie) een (abrupte) stuurbeweging naar links heeft gemaakt waardoor, althans mede waardoor verdachte (vervolgens) de controle over het door hem bestuurde voertuig is verloren;
2.
hij op of omstreeks 28 juni 2015 te Veghel, [voorletters] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd "I kill you", althans woorden van gelijke (bedreigende) aard en/of strekking en/of vervolgens een sokkentang, althans een groot en/of zwaar voorwerp, ter hand genomen en/of die [slachtoffer 2] (wederom) de woorden toegevoegd "I kill you", althans woorden van gelijke (bedreigende) aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 28 juni 2015 te Sint-Oedenrode, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een voertuig ( [merk auto] , gekentekend [kenteken auto] ), en/of gereedschappen en/of werkkleding en/of autopapieren en/of sleutels en/of een boordcomputer en/of een hoeveelheid geld (ongeveer 3000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer(s) 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij op of omstreeks 28 juni 2015 te Sint-Oedenrode en/of te Veghel en/of elders in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 15.7 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 28 juni 2015 te Veghel (in park "Zuidergaard")
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam 2] . [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een auto (merk [merknaam 2] ) met hoge snelheid, op die [naam slachtoffer] is ingereden, althans in de richting van die [naam slachtoffer] is ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juni 2015 te Veghel, [naam 2] . [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend met het door hem bestuurde voertuig ( [merknaam 2] ) op die [naam slachtoffer] ingereden, althans in de richting van die [naam slachtoffer] gereden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 primair overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank ziet zich ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde voor de vraag gesteld of het bij het slachtoffer [slachtoffer 1] veroorzaakte letsel kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, dan wel lichamelijk letsel waardoor tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
In het dossier bevindt zich een
formulier medische informatie betreffende [slachtoffer 1]
d.d. 21 juli 2015, opgemaakt en ondertekend door de arts van het Catharina ziekenhuis te
Eindhoven, waarin staat dat het slachtoffer een botbreuk van het schouderblad had, die
conservatief is behandeld. Blijkens de stukken werd het slachtoffer op 29 juni 2015, daags na het ongeval, ontslagen uit het ziekenhuis.
Het slachtoffer heeft op 30 juni 2015 bij de politie verklaard dat hij overal pijn heeft en moeite heeft met staan en zitten. Hij heeft voorts verklaard dat hij sinds drie weken via een uitzendbureau werkzaam is bij de firma [bedrijf] .
De rechtbank is van oordeel dat het voormelde formulier medische informatie onvoldoende bewijs vormt voor het tenlastegelegde zwaar lichamelijk letsel, nu uit de informatie weliswaar blijkt dat sprake is geweest van een breuk in het schouderblad, maar operatief ingrijpen niet nodig is geweest. De rechtbank acht evenmin bewezen dat het door het verkeersongeval bij [slachtoffer 1] veroorzaakte letsel heeft geleid tot tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden. Immers blijkt uit het dossier niets over de beperkingen, de duur van het herstel en de aard van de dagelijkse bezigheden van het slachtoffer. De verklaring die verdachte daarover ter terechtzitting heeft gegeven, kort gezegd dat hij denkt dat het slachtoffer drie maanden niet heeft gewerkt, biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende verifieerbare onderbouwing.
Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank het volgende.
Door het bergingsbedrijf werd een plastic, transparante zak met daarin een witte substantie ruikend naar en gelijkend op een synthetische harddrug aangetroffen. Uit de door verbalisant gehouden SIRCHIE-test bleek dat deze substantie positief reageerde op de aanwezigheid van MDMA. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat deze substantie van hem was, dat hij amfetamine heeft gekocht en dat hij niet wist dat het poeder MDMA bevatte.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de voorgaande feiten en omstandigheden onvoldoende zijn om vast te kunnen stellen dat de substantie daadwerkelijk MDMA bevatte. De door de verbalisant uitgevoerde SIRCHIE-test heeft een indicatief karakter en levert onvoldoende bewijs, ook omdat uit de verklaring van de verdachte niet met voldoende zekerheid blijkt dat het inderdaad om MDMA ging. Nu een NFI rapport ontbreekt, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte 15,7 gram MDMA heeft vervoerd dan wel aanwezig heeft gehad. De verdachte zal dan ook van het onder 4 ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging.

De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 5 primair met betrekking tot het opzet van verdachte het volgende.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat vast dat verdachte met een groot voertuig, een Landrover, in een park met hoge snelheid over een smal pad in de richting van een 3-jarig jongetje is gereden. Verdachte heeft volgens zijn verklaring ter zitting het jongetje gezien. Hij is niet gestopt, maar is doorgereden en is zonder vaart te minderen rakelings langs het jongetje gereden.
De rechtbank is van oordeel dat dit rijgedrag van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans dat het jongetje door het voertuig zou worden geraakt en hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen bewust heeft aanvaard. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte het voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het jongetje. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 5 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. subsidiair
op 28 juni 2015 te Veghel als bestuurder van een voertuig (auto, merk [merknaam 2] ), daarmee rijdende op de weg, de A50, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, immers heeft verdachte rijdende op de A50 zijn aandacht niet voldoende en/of voortdurend op de weg gehouden en is verdachte niet steeds in staat geweest om zijn voertuig naar behoren te besturen, waardoor verdachte de vluchtstrook is opgereden en (vervolgens ter correctie) een abrupte stuurbeweging naar links heeft gemaakt, mede waardoor verdachte vervolgens de controle over het door hem bestuurde voertuig is verloren.
2.
op 28 juni 2015 te Veghel, [voorletters] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd "I kill you", althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking en vervolgens een sokkentang ter hand genomen en die [slachtoffer 2] wederom de woorden toegevoegd "I kill you", althans woorden van gelijke bedreigende aard of strekking.
3.
op 28 juni 2015 te Sint-Oedenrode, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een voertuig ( [type auto] gekentekend [kenteken auto] ), en gereedschappen en werkkleding en autopapieren en sleutels en een boordcomputer en een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer(s) 3] .
5.
op 28 juni 2015 te Veghel (in park "Zuidergaard") ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 2] . [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een auto (merk [merknaam 2] ) met hoge snelheid, in de richting van die [naam slachtoffer] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.
Indien tegen dit verkort vonnis beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis.
Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

Ten aanzien van feiten 1 primair, 2, 3, 4, en 5 primair:
18 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van feit 5:
2 jaar ontzegging van de rijbevoegdheid.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer(s) 3] ad € 5.135,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer] ad € 550,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn draagkracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 28 juni 2015 schuldig gemaakt aan zeer gevaarlijk rijgedrag. Hij is met een voertuig, [merknaam 2] , dat hij eerder die dag bij een bedrijf had gestolen, over een voetpad een park ingereden waar hij met hoge snelheid en zonder vaart te minderen rakelings langs een 3-jarig kind reed. Verdachte heeft door zijn gedrag welbewust een groot en levensbedreigend gevaar voor het kind en andere aanwezigen in het park in het leven geroepen en heeft zich niets aangetrokken van hun belangen. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat deze gebeurtenis een grote impact op het kind en zijn ouders heeft gehad. Verdachte is daarna met zijn voertuig de snelweg A50 opgereden en is op de vluchtstrook terecht gekomen. Hij heeft een abrupte stuurbeweging naar links gemaakt en is de controle over zijn voertuig verloren. Verdachte mag van geluk spreken dat het letsel van de slachtoffers niet zwaarder was en dat er niet meer slachtoffers zijn gevallen. Behalve genoemd voertuig heeft verdachte ook andere goederen bij het bedrijf gestolen. Deze diefstallen hebben voor de benadeelden grote materiële schade veroorzaakt en hebben een behoorlijke impact op hen gehad. Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom. Verder heeft verdachte een medewerker van een tankstation bedreigd met de dood. Met zijn handelen heeft verdachte het slachtoffer angst aangejaagd. Het zijn ernstige feiten. De rechtbank rekent verdachte de feiten aan.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte tijdens het plegen van de feiten onder invloed van alcohol en verdovende middelen verkeerde, waarvan hij de gecombineerde negatieve werking op zijn gedrag kende of moest begrijpen. Desondanks heeft hij die middelen toch gebruikt.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee, dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet en oprecht berouw heeft getoond. Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat sinds het tijdstip waarop de door hem gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad geruime tijd is verstreken.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat voor de bewezenverklaarde feiten onder 2, 3 en 5 primair een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden is. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank, gelet op het zeer onverantwoordelijk rijgedrag, aan verdachte een rijontzegging voor de duur van 2 jaar opleggen.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit betreft een overtreding. De rechtbank zal voor dit feit volstaan met het opleggen van een geldboete van € 500,00.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer(s) 3] .De vordering is door de verdachte niet betwist en de gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank acht de vordering dan ook in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [naam 2] . [naam slachtoffer] .De vordering is door de verdachte niet betwist en de gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank acht de vordering dan ook in haar geheel toewijsbaar. Het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 27, 36f, 45, 57, 62, 63, 285, 302, 310.
Wegenverkeerswet 1994 art. 5, 177, 179a.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 4 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart het ten laste gelegde onder 1 subsidiair, 2, 3 en 5 primair bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven en de overtreding:

T.a.v. feit 1 subsidiair:Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994T.a.v. feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gerichtT.a.v. feit 3:diefstalT.a.v. feit 5 primair:poging tot zware mishandeling verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straffen, bijkomende straf en maatregelen.

T.a.v. feit 2, feit 3, feit 5 primair:Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

T.a.v. feit 1 subsidiair:Geldboete van EUR 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis.

T.a.v. feit 5 primair:Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 2 jaar.

T.a.v. feit 3:Maatregel van schadevergoeding van EUR 5135,00 subsidiair 60 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer(s) 3] van een bedrag van EUR 5.135,00 (zegge: vijfduizend honderd-vijfendertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen
hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalings-verplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer(s) 3] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer(s) 3] , van een bedrag van EUR 5.135,00 (zegge: vijfduizend honderdvijfendertig euro), te weten materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

T.a.v. feit 5 primair:Maatregel van schadevergoeding van EUR 550,00 subsidiair 11 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam 2] . [naam slachtoffer] van een bedrag van EUR 550,00 (zegge: vijfhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalings-verplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 2] . [naam slachtoffer] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [naam 2] . [naam slachtoffer] , van een bedrag van EUR 550,00 (zegge: vijfhonderdvijftig euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.E. van der Eijk, voorzitter,
mr. B.A.J. Zijlstra en mr. P.J.H. van Dellen, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 28 november 2017.