ECLI:NL:RBOBR:2017:600

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
01/865111-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling door steken met een mes met vrijspraak voor poging doodslag

Op 10 februari 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De zaak betreft een steekincident dat plaatsvond op 11 augustus 2016 in Someren, waarbij het slachtoffer, een vrouw, door de verdachte met een mes in haar flank werd gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op dat moment onder invloed van alcohol was en dat er een conflict was tussen hem en het slachtoffer. Tijdens de zitting zijn getuigen gehoord, waaronder de aangeefster en een vriend van haar, die de gebeurtenissen hebben bevestigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, omdat niet kon worden aangetoond dat de verdachte opzettelijk de dood van het slachtoffer op het oog had. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging doodslag, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan zware mishandeling. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van één jaar opgelegd, met aftrek van voorarrest, en een schadevergoeding van € 5.813,52 aan het slachtoffer toegewezen, bestaande uit immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zodat de Staat de schadevergoeding aan het slachtoffer kan bevorderen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/865111-16
Datum uitspraak: 10 februari 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1993] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 november 2016 en 27 januari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 oktober 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 augustus 2016 te Someren ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in haar flank, althans haar lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 augustus 2016 te Someren aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond en/of een geperforeerde dunne darm, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in haar flank, althans in haar lichaam, te steken.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak ten aanzien van het primaire feit.

Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende bewijsmiddelen zijn voor de primair ten laste gelegde poging doodslag. Aan de zich in het dossier bevindende medische informatie kan niet zonder nadere onderbouwing de conclusie worden verbonden dat er een aanmerkelijke kans was op dodelijk letsel. Een dergelijke conclusie kan evenmin worden getrokken onder verwijzing naar het mes waarmee is gestoken, omdat nadere informatie omtrent met welk mes is gestoken ontbreekt. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van aangeefster [slachtoffer] , zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan ten aanzien van het subsidiaire feit.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, omdat technisch bewijs ontbreekt. Hij heeft daartoe aangevoerd – kort samengevat – dat er geen onderzoek is verricht naar de kleding van zijn cliënt, het mes met het blauwe handvat niet is onderzocht en er niet is gezocht naar eventuele (bloed)sporen op de handen van zijn cliënt. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] op een essentieel onderdeel, te weten over welk mes zou zijn gebruikt, wisselend heeft verklaard. Ook [getuige 1] heeft volgens de verdediging inconsistent verklaard over de kleur van het handvat van het mes. Volgens de verdediging mist in ieder geval de overtuiging in de onderhavige zaak.
Het oordeel van de rechtbank.
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen. [1]

De aangifte van [slachtoffer] .
Ik ben woonachtig in een huis in Someren van [bedrijf 1] . Dit betreft een bedrijfswoning. Ik woon daar met vijf meisjes en nog wat jongens. Toen ik en [verdachte] in Someren woonden hebben wij de eerste dag al meteen ruzie gehad. Hij kwam steeds terug op het feit dat hij met mij samen wilde zijn en ik heb meerdere malen aangegeven dat ik dus niet wilde. Ik zat op donderdag 11 augustus 2016 in de woonkamer bij een andere jongen, bij [getuige 1] . [verdachte] kwam toen van boven naar beneden. Ik zat op de schoot van [getuige 1] . Wij zaten samen op de bank. Wij waren elkaar aan het omhelzen. [verdachte] is zonder mijn toestemming naar mijn kamer gegaan en daar heeft [verdachte] mijn spullen vanuit het raam naar buiten gegooid, zoals documenten, bankpasje en kleding. Ik heb dat niet zelf gezien, maar hij heeft tegen mij gezegd dat hij mijn spullen weg zou gaan gooien. [verdachte] kwam weer naar beneden en zij tegen mij: “Naar bed toe jij hoer.” Wij zaten op dat moment in de keuken, [getuige 1] en ik. Ik zag toen dat [verdachte] een mes pakte boven het droogrek. Het was een groot mes. Ik zag dat [verdachte] met het mes op mij afkwam lopen. Ik zag dat [verdachte] het mes voor zich hield. Ik zat nog bij [getuige 1] op schoot. Ik probeerde mezelf weg te draaien en toen stak [verdachte] mij in mijn rug. Het bloed liep uit mijn rug en ik ben naar de woonkamer gegaan. Ik was aan het schreeuwen van de pijn. Ik weet niet wat [verdachte] met het mes gedaan heeft. [verdachte] was onder invloed van veel alcohol. [2]

De verklaring van [getuige 1] .
Ik woon vanaf maandag 8 augustus 2016 te Someren. Ik zat gisteren, donderdag 11 augustus 2016, omstreeks 22.00 uur in de keuken van de woning. Ik was in de keuken samen met [slachtoffer] . Haar achternaam ken ik niet. [slachtoffer] zat op een gegeven moment op mijn schoot. [slachtoffer] vertelde mij dat ze niet meer zo veel zag in de relatie met [verdachte] . Volgens [slachtoffer] had [verdachte] het idee dat er meer was dan een vriendschappelijke relatie. In de afgelopen dagen heb ik gemerkt dat zij, [slachtoffer] en [verdachte] daar ruzie over hadden. Ik begreep van [slachtoffer] dat zij bang was van [verdachte] . [slachtoffer] heeft volgens mij toen gezegd tegen [verdachte] dat de relatie definitief voorbij was. [verdachte] kwam ook naar beneden en zei tegen [slachtoffer] : “Wat doe je hier, ga slapen.” Zij zei toen tegen [verdachte] “Ik ga nergens naar toe. Ik ben je vriendin niet meer. Ik doe wat ik wil.” Ik vertelde [verdachte] dat hij [slachtoffer] met rust moest laten en dat zij niet meer zijn vriendin was. Toen zei [verdachte] tegen [slachtoffer] “Als jij niet van zijn schoot af gaat en naar boven gaat, zul je wel zien wat er gebeurd.” [slachtoffer] bewoog niet eens. Toen pakte [verdachte] een mes. [verdachte] stond op en draaide zich om, en liep toen naar het keukenblad bij de wasbak. Hij heeft daarbij volgens mij vier stappen gezet. [slachtoffer] was van mijn schoot opgestaan toen zij zag dat [verdachte] een mes had gepakt. Ik zag niet dat hij een mes had gepakt. Ik begreep dit pas toen [slachtoffer] riep dat [verdachte] een mes had en van mijn schoot op stond. Ik heb gezien dat [verdachte] [slachtoffer] met het mes raakte, haar stak. Ik zag daarna wel de wond op de rug van [slachtoffer] . [slachtoffer] liet mij de wond zien. Zij tilde haar t-shirt op. Volgens mij was dit een snijwond van ongeveer 3 tot 4 centimeter lang en een halve centimeter breed. Na het steekincident is [verdachte] gevlucht. Hij liep de woning uit. Ik heb daarna ook de woning afgesloten zodat hij niet meer binnen kon komen. Ik weet niet waar het mes is gebleven dat [verdachte] had gebruikt. [3]

Het relaas van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .

Op 12 augustus 2016 waren wij in de woning [adres 1] te Someren. We zagen een vrouw die in paniek was. Zij trok haar trui omhoog en wij zagen een bloedende snijwond. Op de vraag wie dit gedaan had wees zij de later aangehouden verdachte aan. [4]

Het relaas van [verbalisant 3] .

Ik was op 12 augustus 2016 omstreeks 4.15 uur in het Elkerliekziekenhuis om een verklaring af te nemen van [slachtoffer] . Vlak voor haar operatie vroeg ik haar via de tolkentelefoon wie haar het letsel had toegebracht. Ze zei: “ [verdachte] , die ook voor het bureau werkt”. [5]

Het relaas van [verbalisant 4].
Door collega [verbalisant 5] en technisch rechercheurs [verbalisant 6] en [verbalisant 7] werden in de bossages naast de woning een grote hoeveelheid (droge) kleding aangetroffen. Dit was opvallend omdat het gedurende deze nacht wel geregend had. De kleding leek te zijn weggegooid in de struiken, gelegen onder een balkon. Dit balkon is grenzend aan de slaapkamer van de verdachte. Buiten de kleding werden daar eveneens goederen aangetroffen die afkomstig bleken te zijn van het [slachtoffer] , zoals een portemonnee en een kopie van haar ID-bewijs. [6]

Geneeskundige verklaring
Medische informatie betreffende [slachtoffer] .
Uitwendig waargenomen letsel: Steekwond linkerflank.
Is er sprake van uitwendig bloedverlies?: Ja.
Ernstig?: Ja.
Is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel?: Ja.
Is er vermoeden van inwendig bloedverlies?: Ja.
Overige van belang zijnde informatie: Operatie met overhechten vier gaten in de dunne darm. [7]

De verklaring van verdachte.
Ik heb enkele spullen van haar weggegooid. Ik had tegen [slachtoffer] gezegd dat ze naar bed moest gaan en moest stoppen met drinken omdat ze de volgende dag naar het werk moest. Dat was om ongeveer 23.00 uur, maar het was niet later dan 00.00 uur. Ik ging naar beneden en in de woonkamer zat [getuige 1] . [slachtoffer] zei toen: “Kijk eens wat ik ga doen.” Ik zag dat zij [getuige 1] ging zoenen. Ze ging naast hem zitten met een been over zijn been. Ik ging toen naar boven en nam een pilsje. Ik ging naar beneden en zag dat zij in de keuken zaten. Ik zei tegen haar: “Ga naar bed en kijk eens wat je nou allemaal doet.” Ik ging naar boven, lag even op bed, ging weer naar beneden naar de keuken, waar zij zaten. Ik zei dat ik er genoeg van had. Ik ging naar buiten. Ik belde de ambulance, maar ik kon niet uitleggen, duidelijk maken waar ik was, dus de straat/het adres. Iemand sprak mij in het Engels/Nederlands aan, maar ik verstond hem niet. Ik zat in het centrum bij de Jumbo. Toen kwam daar de politie. [8]

Het relaas van [verbalisant 8] .
Op 12 augustus 2016, omstreeks 00.53 uur, komt er een 112 melding binnen via Driebergen 112. Op 12 augustus 2016 wordt door de medewerker van de meldkamer politie Oost-Brabant gebeld naar de melder. Er wordt door de man en de medewerker van de politie veelal in de Engelse taal gesproken en deze wordt in de Nederlandse taal uitgewerkt. Op 13 augustus is dit gesprek mede beluisterd door een Poolse tolk, genaamd [tolk] , met tolknummer 2391, omdat er in de onderstaande gesprekken ook de Poolse taal gesproken wordt.
NN man zegt: Ik heb een groot probleem, mevrouw.
Medewerker politie vraagt: In welke plaats is het?
NN man zegt: Oké, geen probleem, geen politie.
Medewerker politie zegt: Eerst een groot probleem en nu geen probleem en geen politie.
NN man zegt: Een groot probleem, mevrouw.
Dan wordt er door NN man iets in het Pools gezegd wat onverstaanbaar is. Door Poolse tolk wordt de Poolse taal vertaald in de Nederlandse taal en zegt dat NN man het heeft over een ruzie.
Medewerker politie vraagt: Straat, wat is de straat?
NN man zegt: Poolse personen, alle personen zijn in het huis.
Medewerker politie zegt: Ja en je telefoon. Maar wat is het probleem dan?
NN man zegt: Damesproblemen.
NN man zegt: Ze stoppen niet met alcohol en drugs. Vandaag einde (fonetisch), grote problemen. Veel ruzie. Gisteren veel problemen om 20.00 uur. Gisteren politie bij het huis. Het ging steeds door.
NN man vraagt: Ah, de naam van de straat? [slachtoffer] .
Medewerker politie zegt: Ja vertel. Waar is het? De naam van de straat.
NN man zegt: Ik weet het niet. [9]
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer] en [getuige 1] .
[slachtoffer] heeft, nadat de politie ter plaatse was gekomen, direct aan de politie verdachte aangewezen als de man die haar gestoken had. In het ziekenhuis heeft aangeefster, vlak voordat ze zou worden geopereerd, geantwoord op de vraag van een verbalisant wie haar het letsel had toegebracht, met “ [verdachte] ”. De volgende dag, na haar operatie, heeft [slachtoffer] herhaald dat het verdachte was die haar heeft gestoken.
[getuige 1] heeft eveneens verklaard dat verdachte degene was die [slachtoffer] had gestoken met een mes.
De rechtbank acht deze verklaringen, die kort na het gebeurde zijn afgelegd, betrouwbaar en geloofwaardig. Dat zowel aangeefster als [getuige 1] over de kleur van het handvat van het mes wisselend heeft verklaard, doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van deze verklaringen, gelet op het volgende.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat aangeefster en [getuige 1] op relevante onderdelen (het steken met een mes) eensluidend en consistent hebben verklaard. Aangeefster heeft verklaard dat zij samen met [getuige 1] in de keuken was, zij op de schoot van [getuige 1] zat, ze zag dat verdachte een mes pakte boven het droogrek op het aanrecht, dat verdachte met een mes op haar af kwam lopen, dat ze probeerde weg te draaien en dat verdachte haar toen in haar rug stak met het mes. [getuige 1] heeft verklaard dat hij samen met [slachtoffer] in de keuken was, zij op zijn schoot zat, hij zag dat verdachte richting het aanrecht liep, hij [slachtoffer] hoorde roepen dat [verdachte] een mes had, zij van zijn schoot opstond, hij toen het mes in de hand van verdachte zag en dat verdachte [slachtoffer] in haar rug of zij stak met het mes. Al wat de raadsman naar voren heeft gebracht met betrekking tot de onduidelijkheid over de kleur van het handvat van het mes, te weten blauw, zwart of groen, maakt dat niet anders. Duidelijk is dat er is gestoken met een mes.
De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van subsidiair
op 11 augustus 2016 te Someren aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond en een geperforeerde dunne darm, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een mes in haar flank te steken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf van vier jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van het slachtoffer, door haar met een mes te steken in haar flank. Het slachtoffer had naast een steekwond een geperforeerde dunne darm. Een operatieve ingreep was noodzakelijk. Daarmee heeft verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast. Deze aantasting moet een grote indruk op haar hebben gemaakt. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat het slachtoffer na haar medische behandeling uit angst is teruggegaan naar Polen. Bovendien heeft de zware mishandeling plaatsgevonden in de woning waar het slachtoffer verbleef. De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed als gevolg van het door hem toegebrachte letsel kennelijk niet dan wel onvoldoende inziet.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 december 2016 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte diverse malen is veroordeeld voor onder meer openbaar dronkenschap en rijden onder invloed. Ook het onderhavige feit heeft verdachte gepleegd onder invloed van alcohol.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met een wapen niet zijnde een vuurwapen kent de rechtspraak als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden. Als strafverzwarend betrekt de rechtbank bij de strafoplegging dat het slachtoffer in haar woning is gestoken en dat haar ernstig inwendig letsel is toegebracht.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde komt en van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De vordering van [slachtoffer] toe te wijzen tot een bedrag van € 12.980,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering voor het overige.
Het standpunt van de verdediging.
De vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, want is deze onvoldoende onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank.[slachtoffer] heeft een vordering van € 13.320,00 (bestaande uit € 8.320,00 materiële schadevergoeding en € 5.000,00 immateriële schadevergoeding) ingediend.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag voor vergoeding van immateriële schade van
€ 3.000,00 en materiële schadevergoeding van € 2.813,52 (de posten: ‘reiskosten gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de zitting 52 km v.v. Uden-’s-Hertogenbosch ter hoogte van € 13,52 en de helft van het door het slachtoffer geschatte ‘verlies aan arbeidsvermogen’).
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de post ‘beschadigde telefoon’, nu dit geen rechtstreeks verband heeft met het bewezen verklaarde feit.
Voorts zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de post ‘kleding’en ‘het verlies arbeidsvermogen toekomst’ omdat de rechtbank van oordeel is dat de behandeling van (dit deel van) de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil ter zake van kosten rechtsbijstand overeenkomstig het liquidatietarief kantonzaken. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
27, 36f en 302 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

T.a.v. primair:Verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
T.a.v. subsidiair:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

Zware mishandeling. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregel.
Gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Maatregel van schadevergoeding van € 5.813,52 subsidiair 64 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer] van een bedrag van € 5.813,52 (zegge: vijfduizend achthonderddertien euro en tweeënvijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 64 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 3.000,- immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 2.813,52 materiële schadevergoeding (post 'reiskosten' € 13,52 en post 'verlies arbeidsvermogen' € 2.800,-). De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 5.813,52 (zegge: vijfduizend achthonderddertien euro en tweeënvijftig cent), te weten € 3.000,- immateriële schadevergoeding en € 2.813,52 materiële schadevergoeding (post 'reiskosten' € 13,52 en post 'verlies arbeidsvermogen' € 2.800,-). Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. te Water Mulder, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. J.H.L.M. Snijders, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kriekaard, griffier,
en is uitgesproken op 10 februari 2017.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt verwezen naar de paginanummers uit het proces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Helmond, PL2100-2016181201, gesloten op 5 oktober 2016, aantal doorgenummerde pagina’s: 221.
2.Proces-verbaal aangifte, pag. 114-120.
3.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 12 augustus 2016, pag. 139-144.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2016 pag. 69-70
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2016 pag. 113
6.Proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, pag. 77-81.
7.Pag. 133.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 22 augustus 2016, pag. 34-39.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 55-57.