ECLI:NL:RBOBR:2017:5907

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
01/845016-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van bedreigingen, poging tot diefstal, mishandeling en belemmering van een ambtenaar

Op 10 november 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere strafbare feiten had gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 januari 2015 in Helmond twee medewerkers van zijn voormalige school heeft bedreigd met de dood en zware mishandeling. Daarnaast heeft hij op 18 oktober 2015 geprobeerd in te breken in een woning, waarbij hij de toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak. Op 1 januari 2015 heeft hij een derde slachtoffer mishandeld, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. Verder heeft de verdachte op 4 juni 2017 een ambtenaar mishandeld en zich verzet tegen zijn aanhouding, waarbij hij ook een andere ambtenaar heeft belemmerd in de uitoefening van zijn taak. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten, met uitzondering van een deel van de tenlastelegging met betrekking tot de mishandeling van het derde slachtoffer, waarvoor hij is vrijgesproken. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarnaast een eerder opgelegde werkstraf ten uitvoer gelegd. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeien uit de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01/845016-15 en 01/136339-17 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering: 01/014688-14
Datum uitspraak: 10 november 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is ten aanzien van parketnummer 01/845016-15 gewezen op tegenspraak en ten aanzien van parketnummer 01/136339-17 gewezen bij verstek naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 juli 2016 (inzake 01/845016-15) en 27 oktober 2017 (inzake 01/845016-15 en 01/136339-17).
Op 27 oktober 2017 heeft de rechtbank de tegen verdachte/veroordeelde onder de hiervoor genoemde parketnummers aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte/veroordeelde [1] naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 8 juni 2016 (inzake 01/845016-15) en 19 september 2017 (inzake 01/136339-17).
Aan de verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/845016-15 ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 09 januari 2015 te Helmond [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , (beiden) werkzaam op het [naam] te Helmond, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] (opzettelijk) dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek je lek" en/of "Ik maak je kapot, ik weet je te vinden" en/of Ik maak je van kant, ik steek je neer. Nu misschien niet, maar ik kom terug" en/of "Als ik je nog 1 keer tegenkom dan ben je de mijne. Ik weet je te vinden" en/of "Ik maak jullie allemaal af. Let maar op, ik kom een kee terug en maak jullie allemaal af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2. hij op of omstreeks 18 oktober 2015 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (aan de de [adres 2] ) weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met voormeld oogmerk, met zijn mededader(s), althans alleen, een (toegangs-)deur van die woning heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
[parketnummer 211233-15];
3. hij op of omstreeks 01 januari 2015 te Helmond aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken (rechter-)pols en/of contusie van de (rechter-) pols, heeft toegebracht door die [slachtoffer 3] (met kracht) te slaan in het gezicht en/of te schoppen
[parketnummer 860154-15];
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 januari 2015 te Helmond [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] (met kracht) te slaan in het gezicht en/of te schoppen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken (rechter-)pols en/of contusie van de (rechter-) pols, ten gevolge heeft gehad.
Aan de verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/136339-17 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 juni 2017 te Helmond, een ambtenaar, [verbalisant 1] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door voornoemde [verbalisant 1] in de linkerbovenarm te bijten;
2.
hij op of omstreeks 04 juni 2017 te Helmond, zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [verbalisant 2] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Brabant en/of [verbalisant 1] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Brabant, werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn/hun bediening, te weten het op verdenking van het overtreden van artikel 184 Wetboek van Strafrecht en/of artikel 267 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het plegen van enig strafbaar feit aanhouden en vastgrijpen van verdachte door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken en/of of met zijn, verdachtes lichaam te hangen in een andere richting dan die waarin voornoemde opsporingsambtena(a)r(en) hem, verdachte wilde brengen en/of door opzettelijk om zich heen te slaan;
3.
hij op of omstreeks 04 juni 2017 te Helmond opzettelijk enige handeling, gedaan door een ambtenaar, te weten [verbalisant 3] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Brabant, zijnde een ambtenaar belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, ondernomen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift, te weten het als verdacht van overtreding van artikel 7 Wegenverkeerswet 1994, in elk geval op verdenking van overtreding van enig strafbaar feit, aanhouden en vastgrijpen van [betrokkene] , heeft belet, belemmerd en/of verijdeld, door een achterportier van een dienstvoertuig alwaar [betrokkene] zat, teneinde te worden overgebracht naar een bureau van politie, te openen en/of een of meer opsporingsambtena(a)r(en) weg te duwen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/014688-14 is aangebracht bij vordering van 27 mei 2016. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de kinderrechter in het arrondissement Oost-Brabant, van 1 september 2014. Een kopie van de vordering is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak ten aanzien van 01/845016-15, feit 3 primair; partiële vrijspraak ten aanzien van 01/845016-15, feit 3 subsidiair.
Met de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat er sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet hierop acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in de tenlastelegging met parketnummer 01/845016-15 onder feit 3 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Tevens zal de rechtbank de verdachte ten aanzien van feit 3 subsidiair in genoemde tenlastelegging partieel vrijspreken van het onderdeel dat betrekking heeft op het zwaar lichamelijk letsel.

Bewijs ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten.

Bronnen.
Een einddossier van de politie-eenheid Oost-Brabant, BZO afdeling Helmond Centrum, met registratienummer PL2100-2015007853, afgesloten op 11 januari 2015, in totaal 44 doorgenummerde bladzijden.
Een einddossier van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Helmond, basisteam Peelland, met registratienummer PL2100-2015232284, afgesloten op 21 oktober 2015, in totaal 46 doorgenummerde bladzijden.
Een einddossier van de politie-eenheid Oost-Brabant, BZO afdeling Helmond Centrum, met registratienummer PL2100-2015014597, afgesloten op 20 januari 2015, in totaal 127 doorgenummerde bladzijden.
Een einddossier van de politie-eenheid Oost-Brabant, districtsrecherche Eindhoven, met onderzoeksnummer 2017116041, afgesloten op 28 juli 2017, in totaal 257 doorgenummerde bladzijden.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Bewijsbijlage.
Voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen wordt verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage A bij dit vonnis (pagina’s 14 tot en met 19).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1, feit 2 en feit 3 subsidiair in de tenlastelegging met parketnummer 01/845016-15 en feit 1, feit 2 en feit 3 in de tenlastelegging met parketnummer 01/136339-14 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierna uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte
01/845016-15
(1.) op 9 januari 2015 te Helmond [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , beiden werkzaam op het [naam] te Helmond, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte voornoemde [slachtoffer 1] en voornoemde [slachtoffer 2] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek je lek" en "Ik maak je kapot, ik weet je te vinden" en “Ik maak je van kant, ik steek je neer. Nu misschien niet, maar ik kom terug" en "Als ik je nog 1 keer tegenkom dan ben je de mijne. Ik weet je te vinden" en "Ik maak jullie allemaal af. Let maar op, ik kom een keer terug en maak jullie allemaal af", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking;
(2.) op 18 oktober 2015 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 2] weg te nemen geld en goederen van zijn gading, toebehorende aan [benadeelde] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met voormeld oogmerk, met zijn mededader, een toegangsdeur van die woning heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(3 subsidiair.) op 1 januari 2015 te Helmond [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] met kracht te slaan in het gezicht en te schoppen, terwijl het feit letsel, ten gevolge heeft gehad;
01/136339-17
(1.)
op 4 juni 2017 te Helmond, een ambtenaar, [verbalisant 1] , gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door voornoemde [verbalisant 1] in de linkerbovenarm te bijten;
(2.)
op 4 juni 2017 te Helmond zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [verbalisant 2] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Brabant, en [verbalisant 1] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Brabant, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten het op verdenking van het overtreden van artikel 267 Wetboek van Strafrecht aanhouden en vastgrijpen van verdachte, door opzettelijk gewelddadig te rukken en te trekken en met zijn, verdachtes, lichaam te hangen in een andere richting dan die waarin voornoemde opsporingsambtenaren hem, verdachte, wilden brengen en door opzettelijk om zich heen te slaan;
(3.)
op 4 juni 2017 te Helmond opzettelijk enige handeling, gedaan door een ambtenaar, te weten [verbalisant 3] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Brabant, zijnde een ambtenaar belast met de uitoefening van enig toezicht en belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, ondernomen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift, te weten het als verdacht van overtreding van artikel 7 Wegenverkeerswet 1994 aanhouden en vastgrijpen van [betrokkene] , heeft belemmerd, door een achterportier van een dienstvoertuig alwaar [betrokkene] zat, teneinde te worden overgebracht naar een bureau van politie, te openen en opsporingsambtenaren weg te duwen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

De motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden en 2 weken, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten aanzien van de verdachte is een veelheid aan strafbare feiten bewezen verklaard. Hij heeft medewerkers van zijn voormalige school ernstig bedreigd, geprobeerd in te breken in een woning, zijn ex-vriendin en een verbalisant mishandeld door hen te slaan en te schoppen respectievelijk te bijten, zich verzet bij zijn aanhouding en een aanhouding van een andere verdachte belemmerd.
De rechtbank acht dit ernstige feiten. Het gaat veelal om strafbare feiten die een inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Met name de bedreigingen, de poging tot woninginbraak en de mishandelingen hebben gevoelens van onrust, angst en onveiligheid bij de verschillende slachtoffers aangewakkerd. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij de lichamelijke integriteit van zijn ex-vriendin en verbalisant [verbalisant 1] heeft aangetast. De ervaring leert dat slachtoffers nog lang last kunnen houden van de gevolgen van dergelijke gebeurtenissen.
De rechtbank weegt bovendien in het nadeel van de verdachte mee, dat de verdachte reeds verschillende malen voor strafbare feiten, onder andere ook een geweldsfeit, is veroordeeld.
De rechtbank maakt zich zorgen over de verdachte. Het betreft een thans 21-jarige jongeman die zich keer op keer misdraagt. Alle justitiële interventies tot op heden hebben niet kunnen voorkomen dat hij steeds verder afglijdt in crimineel gedrag en niet terugschrikt voor het toepassen van geweld of het dreigen daarmee. De rechtbank betreurt in dit kader dat de verdachte – ondanks een eerdere toezegging aan de rechtbank – niet heeft meegewerkt aan het opmaken van een voorlichtingsrapport van de reclassering, hoewel hij daartoe verschillende malen is uitgenodigd.
Gelet op de houding van de verdachte en de veelheid en de ernst van de feiten, is de rechtbank van oordeel dat slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht doet in dit geval. Een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank een gepasseerd station.
In strafmatigende zin zal de rechtbank rekening houden met de relatief jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat uit de strafrechtelijke documentatie van de verdachte volgt dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De rechtbank constateert bovendien een aanzienlijk tijdsverloop tussen de in de tenlastelegging met parketnummer 01/845016-15 bewezen verklaarde feiten en de onderhavige uitspraak.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande een gevangenisstraf van kortere duur opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat de gevangenisstraf die zij zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alles afwegend zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 2] (01/845016-15, feit 1) en [verbalisant 1] (01/0136339-17, feit 1).
Benadeelde partij [slachtoffer 2] voornoemd heeft een civiele vordering ingediend ten bedrage van € 181,86, bestaande uit € 6,86 voor materiële schade (reiskosten) en € 175,00 voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
Benadeelde partij [verbalisant 1] voornoemd heeft een civiele vordering ingediend ten bedrage van € 659,00 voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vorderingen, telkens vermeerderd met de wettelijke rente, en telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank overweegt als volgt.
Als voldoende onderbouwd en niet weersproken acht de rechtbank de door benadeelde partij [slachtoffer 2] gevorderde materiële schadevergoeding integraal toewijsbaar.
De rechtbank overweegt voorts dat naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partijen als gevolg van de bewezen verklaarde feiten waarop hun afzonderlijke vorderingen betrekking hebben, nadeel van niet-vermogensrechtelijke aard hebben ondervonden. Het nadeel van benadeelde partij [slachtoffer 2] bestaat onder meer uit de angst en schrik van het moment. Het nadeel van benadeelde partij [verbalisant 1] bestaat met name uit de pijn en de fysieke gevolgen van het handelen van de verdachte en de nadelige en belastende effecten daarvan op het functioneren van de benadeelde partij, alsook het ontsierende litteken op zijn arm dat ter zitting nog immer zichtbaar was.
Immateriële schade valt naar zijn aard niet exact vast te stellen en dient derhalve te worden begroot. Bij het begroten van de immateriële schade heeft de rechtbank steeds acht geslagen op de bedragen die, gelet op de rechtspraak, door rechtbanken en gerechtshoven plegen te worden toegekend in min of meer vergelijkbare gevallen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde partijen gevorderde immateriële schadevergoedingen, als voldoende onderbouwd en niet weersproken, eveneens geheel toewijsbaar zijn.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat aan benadeelde partij [slachtoffer 2] zal worden toegewezen een bedrag van € 181,86, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. Aan benadeelde partij [verbalisant 1] zal worden toegewezen een bedrag van € 659,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen, telkens vermeerderd met de wettelijke rente zoals hiervoor is overwogen, telkens tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert.
Aangezien de aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen komen te vervallen en andersom, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen, daarmee zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat komen te vervallen.
De rechtbank zal de verdachte telkens veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil. Verder wordt de verdachte telkens veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerleggingen nog te maken kosten.
De motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 01/014688-14.
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in het arrondissement Oost-Brabant, van 1 september 2014, is aan de veroordeelde opgelegd een voorwaardelijke werkstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen jeugddetentie.
De vordering van de officier van justitie strekt tot de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde werkstraf.
De rechtbank overweegt als volgt.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan verschillende strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank overweegt dat bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan niet aanwezig zijn. Zij zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 27, 36f, 45, 57, 60a, 63, 180, 184, 285, 300, 304 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

De uitspraak.

De rechtbank:
verklaart feit 3 primair in de tenlastelegging met parketnummer 01/845016-15 niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde onder feit 1, feit 2 en feit 3 subsidiair in de tenlastelegging met parketnummer 01/845016-15 en feit 1, feit 2 en feit 3 in de tenlastelegging met parketnummer 01/136339-17 bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor onder feit 1, feit 2 en feit 3 subsidiair in de tenlastelegging met parketnummer 01/845016-15 en feit 1, feit 2 en feit 3 in de tenlastelegging met parketnummer 01/136339-17 bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
ten aanzien van 01/845016-15, feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;ten aanzien van 01/845016-15, feit 2:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;ten aanzien van 01/845016-15, feit 3 subsidiair:
mishandeling;ten aanzien van 01/136339-17, feit 1:
mishandeling, begaan tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;ten aanzien van 01/136339-17, feit 2:
wederspannigheid;ten aanzien van 01/136339-17, feit 3:
opzettelijk enige handeling door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belemmeren;verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straf:

gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;

beveelt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan de verdachte opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
legt op de volgende
maatregelen:
maatregel van schadevergoeding van € 181,86, te vervangen door 3 dagen hechtenis;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 181,86, bestaande uit € 6,86 voor materiële schade en € 175,00 voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis;
bepaalt dat de toepassing van deze vervangende hechtenis de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet opheft;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte daarom tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 181,86, bestaande uit € 6,86 voor materiële schade en € 175,00 voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil;
veroordeelt de verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
maatregel van schadevergoeding van € 659,00, te vervangen door 13 dagen hechtenis;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [verbalisant 1] , van een bedrag van € 659,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 13 dagen hechtenis, voor immateriële schade;
bepaalt dat de toepassing van deze vervangende hechtenis de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet opheft;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte daarom tot betaling aan de benadeelde partij, [verbalisant 1] , van een bedrag van € 659,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, voor immateriële schade;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil;
veroordeelt de verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in het arrondissement Oost-Brabant, van 1 september 2014, gewezen onder parketnummer 01/014688-14, te weten:
een werkstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. J.P.P. Silvrants, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 10 november 2017.

Voetnoten

1.De rechtbank zal de verdachte/veroordeelde hierna verder aanduiden als ‘de verdachte’ of ‘de veroordeelde’.