In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.G. van der Geld, een vordering ingesteld tegen het College van B&W van de gemeente Bernheze en de Gemeenschappelijke Regeling Heesch West. De zaak betreft de vraag of een wijziging van het bestemmingsplan leidt tot aanspraak op betaling van de derde termijn van de koopsom voor een perceel grond. De rechtbank heeft eerder een bewijsopdracht gegeven aan eiser om aan te tonen dat het recht op betaling van de derde termijn ontstaat bij een onherroepelijke wijziging van het bestemmingsplan, ongeacht de aard van die wijziging.
Tijdens de bewijslevering zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de eiser zelf en makelaars die betrokken waren bij de onderhandelingen. Eiser heeft verklaard dat hij ervan uitging dat de derde termijn zou worden uitbetaald ongeacht de wijziging van het bestemmingsplan. De getuigenverklaringen van de makelaars ondersteunen deze stelling, waarbij zij aangeven dat de waarde van de grond zou stijgen bij een wijziging van de bestemming.
De gemeente heeft echter betoogd dat de wijziging van het bestemmingsplan enkel betrekking had op een industrieterrein en dat de derde termijn alleen zou worden uitbetaald indien deze specifieke wijziging zou plaatsvinden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opschortende voorwaarde in vervulling is gegaan, omdat de wijziging van het bestemmingsplan heeft geleid tot een waardevermeerdering van het perceel, ongeacht de specifieke bestemming. De rechtbank heeft de vordering van eiser toegewezen en de gemeente veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten.