ECLI:NL:RBOBR:2017:5768

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2017
Publicatiedatum
3 november 2017
Zaaknummer
01/879575-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brutale en gewelddadige diefstal met geweld en afpersing, waarbij het slachtoffer van haar vrijheid is beroofd

Op 3 november 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met twee medeverdachten betrokken was bij een gewelddadige diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 25 februari 2017 in Best, samen met anderen, een schoudertas en autosleutel heeft weggenomen van het slachtoffer, waarbij geweld is gebruikt. Het slachtoffer werd meermalen geschopt en getrapt, en haar vrijheid werd ontnomen door haar vast te binden met tape. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer doelbewust naar een afgelegen parkeergarage hadden gelokt om de diefstal te plegen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar, met aftrek van voorarrest, en moest een schadevergoeding betalen aan het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de gevolgen voor het slachtoffer, en legde een straf op die recht deed aan de gepleegde misdrijven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01/879575-17
Datum uitspraak: 03 november 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[voornamen] [medeverdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 juli 2017, 22 september 2017, 13 oktober 2017 en 20 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 juni 2017. Nadat de tenlastelegging op de terechtzittingen van 22 september 2017 en 13 oktober 2017 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:

1. hij op of omstreeks 25 februari 2017 te Best tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een autosleutel en/of een (schouder)tas, inhoudende onder meer een of meer gsm-telefoon(s) en/of een of meer huissleutels en/of een portemonnee (inhoudende onder meer een hoeveelheid geld en/of een bankpas), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] meermalen, althans eenmaal, met kracht in haar buikstreek en/of tegen haar hoofd en/of tegen haar benen, in elk geval tegen haar lichaam, heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of geduwd en/of aan die [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] de woorden heeft/hebben toegevoegd dat zij stil moest blijven liggen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;

en/of

hij op of omstreeks 25 februari 2017 te Best tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] heeft gedwongen tot de afgifte van een autosleutel en/of een (schouder)tas, inhoudende onder meer een of meer gsm-telefoon(s) en/of een of meer huissleutels en/of een portemonnee (inhoudende onder meer hoeveelheid geld en/of een bankpas), in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] meermalen, althans eenmaal, met kracht in haar buikstreek en/of tegen haar hoofd en/of tegen haar benen, in elk geval tegen haar lichaam, heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of geduwd en/of aan die [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] de woorden heeft/hebben toegevoegd dat zij stil moest blijven liggen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;

2. hij op of omstreeks 25 februari 2017 te Best tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] (in parkeergarage [naam parkeergarage] aldaar) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die ander(en), althans alleen, voornoemde [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] opzettelijk en wederrechtelijk vast te pakken en/of vast te grijpen en/of (vervolgens) haar enkels, althans haar benen, aan elkaar vast te tapen, in elk geval vast te binden, en/of haar mond dicht te tapen en/of haar polsen, althans haar armen, aan elkaar vast te tapen, in elk geval vast te binden en/of bij haar, [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] te blijven staan en/of te verhinderen dat zij zich zou bewegen, althans haar weg zou vervolgen;

3. hij op of omstreeks 25 februari 2017 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een woning aan de [adres 1] aldaar, geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, (zijnde de (zojuist) wederrechtelijk toegeëigende huissleutel), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen het medeplegen van de onder feit 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten en van de onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van alle feiten heeft de verdediging geen inhoudelijk verweer gevoerd.
De bewijsmiddelen, zakelijk weergegeven. [1]

De verklaring van aangeefster J.B.M. (Jessica) [slachtoffert1] .
Op 25 februari 2017 omstreeks 13:45 uur kreeg ik een sms binnen. Er stond in de sms: 21:00 uur [adres 2] parkeergarage [naam parkeergarage] . Op 25 februari 2017 omstreeks 21:05 uur reed ik naar een kleine rotonde op [adres 2] . Bij de kleine rotonde zag ik een personenauto staan met een man erin. Ik ging met mijn auto achter de geparkeerde auto staan. Vervolgens begon de Citroën te rijden in de richting van de aldaar gelegen parkeergarage en zoals afgesproken volgde ik. We reden de parkeergarage in. Ik parkeerde mijn auto achter de Citroën. Ik stapte uit mijn auto. Ik liet mijn handtas in de auto liggen maar pakte wel mijn autosleutel mee. Ik sloot mijn auto af en liep naar de bestuurder van de Citroën die in de auto bleef zitten. In de garage was geen verlichting en in de Citroën was ook geen verlichting aan. Het was er aardedonker. Op het moment dat ik de portierklink vast wilde pakken hoorde ik dat de Citroen door middel van de centrale vergrendeling werd afgesloten. Ik probeerde het portier te openen maar voelde dat deze afgesloten was. Op dat moment kwamen er opeens twee of drie mannen de parkeergarage ingelopen. Terwijl tegen mij door één van de mannen werd gezegd dat ik niet weg mocht lopen was ik onderweg naar de bestuurderskant van mijn auto. Ik deed niet meteen wat er gezegd werd en toen werd ik door één van de mannen getrapt tegen mijn buik of tegen mijn been. Het was een voorwaartse trap met kracht. Ik ondervond pijn maar kon er wel door blijven staan. Na de trap ben ik wel direct op de grond gaan liggen op mijn rechterzij. Vervolgens werd door één van de mannen mijn enkels bij elkaar getaped en door een andere man werd mijn hoofd van boven naar beneden tot over mijn mond dicht getaped. Daarna werden mijn armen voor mijn lichaam bij mijn polsen ook vastgetaped. Er werd tegen mij gezegd dat ik stil moest blijven liggen. Ik deed dit niet en bewoog een beetje. Er werd gelijk door één van de mannen met kracht tegen me aan getrapt en geschopt. Ik ondervond hier pijn van. Er werd vervolgens gevraagd naar mijn autosleutel. Ik moest deze afgeven. Ik hoorde vervolgens de centrale vergrendeling van mijn auto open gaan, want ik herkende het geluid. Ik hoorde vervolgens het portier open gaan en weer dicht. De bestuurder van de Citroën heeft naar mijn idee de gehele tijd in de Citroën gezeten.
Telkens werd er gezegd dat ik muisstil moest blijven liggen. Bij elke beweging werd er tegen me aan getrapt en werd ik geschopt. In eerste instantie door één persoon, maar nu ook door een tweede persoon. Ik weet zeker dat ik meerdere malen in mijn buik en tegen mijn hoofd geschopt en getrapt werd. Dit ging met behoorlijke kracht. Ze leefden zich behoorlijk uit. Ze trapten met hun voeten van boven naar beneden met kracht op mijn hoofd. Er werd wel telkens tegen mij gezegd dat ik stil moest blijven liggen. Toen hoorde ik dat er een voertuig aangereden kwam. Ik hoorde portieren open gaan en ik hoorde dat er ingestapt werd. Het voertuig vertrok daarop weer. Er was één persoon bij mij achtergebleven. Er werd weer alleen tegen mij gezegd dat ik stil moest blijven liggen en er werd ook weer tegen mij aan geschopt. Toen hoorde ik de man ineens hard wegrennen. Achteraf bleek dat mijn schoudertas uit mijn auto weg was genomen. In mijn tas zaten telefoons, sleutels van de toegangsdeur van het appartementencomplex en de huisdeursleutel van mijn woning en een portemonnee met daarin een bankpas en geld. [2]

Medische informatie.
Datum: 25/26 februari 2017
Naam: [voornamen slachtoffer1] [slachtoffert1]
Omschrijving van het letsel: Op behaarde hoofdhuid meerdere schaafwonden. Linkeroog blauw verkleurde huid net zoals op linkerzijde hoofd, verkleuring en wondje. Linker en rechterhand flink gezwollen en verkleurd. Over hele lichaam verspreid meerdere kneuzingen en schaafwondjes. [3]

De verklaring van medeverdachte [naam 1] .
Mijn neef
(de rechtbank verstaat: medeverdachte [naam 2] )had me opgehaald en vertelde dat hij een vriend had die in de bak had gezeten en dat die een klus had en dat het makkelijk zou zijn. Ik zou de chauffeur zijn en het slachtoffer moeten lokken. Hun zouden dan de sleutels afnemen en wij zouden naar het huis gaan van het slachtoffer. Mijn neef zou dan boven gaan om te kijken waar het geld lag. Ik zou op de uitkijk blijven staan. We reden naar Eindhoven in zijn auto. In Eindhoven stapte een andere jongen bij ons in. Die jongen heet [verdachte]
(de rechtbank verstaat: verdachte). Mijn neef en hij praatten onderling over waar en welke plek. Ik moest contact maken. [verdachte] wist een afgelegen plek. We hebben de auto van [verdachte] opgehaald en zijn met twee auto’s naar de afgelegen plek gereden. Ik moest in de auto van [verdachte] wachten bij een rotonde en tegen haar zeggen dat ze achter me aan moest rijden naar die afgelegen plek. Toen zijn we onder de betonnen plaat gereden en zeiden ze dat ik daar moest gaan staan. Ik moest dan zorgen dat ze in wilde stappen en dan zouden zij het overnemen.
Toen ze in wilde stappen drukte ik op de knop waardoor alle deuren dichtgingen. Ik hoorde toen een knal alsof er iemand tegen de auto viel. Toen kwam mijn neef naar me toe en zei dat hij de sleutels had. Toen zijn we overgestapt in de auto van mijn neef en zijn we naar het huis van het slachtoffer gegaan. We moesten eerst de goede sleutel zoeken. Dat duurde wel 2 minuten. Toen hij binnen was en ik op de uitkijk bleef staan, kwam hij terug en riep dat het foute boel was. Wij zijn toen daar weggegaan. Mijn neef belde [verdachte] op en zei dat hij daar
(de rechtbank verstaat: in de parkeergarage bij [naam parkeergarage] )weg moest gaan omdat het foute boel was omdat er iemand thuis was. We gingen geld halen in dat huis. Er zou tienduizend tot twintigduizend Euro liggen. Dat geldbedrag zou tussen ons drieën verdeeld worden. [4]

De verklaringen van medeverdachte [naam 2] .
We zijn met z’n drieën met [naam 3] auto naar de parkeergarage gereden. Mijn auto stond toen bij de Mac Donald’s in Best, heel vlakbij parkeergarage [naam parkeergarage] . Vervolgens zijn [medeverdachte] en ik uit de auto gegaan en hebben we ons verstopt achter blokken. [naam 1] is naar de afgesproken plek gereden, om [slachtoffer] op te wachten. Ik stond met [medeverdachte] te wachten. Wij hadden ons verstopt achter betonnen blokken. [naam 1] parkeerde de auto. Toen stapte [slachtoffer] uit en liep naar de passagierskant van de Citroën. Het was daar heel donker. We hebben haar vervolgens overmeesterd. Het was echt overmeesteren. We zijn dus met mijn auto naar het huis van [slachtoffer] geweest. [naam 1] ging daarvoor met mij mee en niet [medeverdachte] omdat ik hem mee vroeg. Hij kende de anderen niet. Hij was wel op de hoogte van het plan. [5]

De verklaringen van verdachte.
[naam 2] heeft met [naam 1] en mij samen de overval op [slachtoffer] gepleegd. Ik heb bij mijn vorige verklaring [naam 2] steeds aangeduid als persoon B. [naam 2] heeft met mij afgesproken dat de afspraak met [slachtoffer] op aanstaande zaterdag
(de rechtbank verstaat: 25 februari 2017)zou plaatsvinden. Op die zaterdag zijn we met twee auto’s gaan rijden. We kwamen uit in Best. We kwamen uit bij de parkeergarage, waar [slachtoffer] later is overvallen. We besloten dat dit wel een geschikte plek was om met [slachtoffer] af te spreken. Het was er afgelegen. We bedachten daar het plan. De auto van [naam 2] zetten we weg, helemaal bij de Mac Donald’s. We knipten een Heras bouwhek door met een knijptang, want de toegang van de parkeergarage was gedeeltelijk afgesloten. [naam 2] heeft toen gebeld met [slachtoffer] en afgesproken bij de parkeergarage. Zij zou worden opgewacht door een auto voor de parkeergarage. Die auto zou voorrijden en [slachtoffer] zou meerijden. Ik en [naam 2] zouden te voet op een afgesproken plek staan in de garage en persoon A
(de rechtbank verstaat: [naam 1] )zou met mijn auto naar de afgesproken plek rijden. Als [slachtoffer] uit de auto zou komen, zouden [naam 2] en ik haar overmeesteren. Ik bleef bij haar en die andere twee gingen naar haar woning. We hadden van te voren afgesproken dat persoon A
(de rechtbank verstaat: [naam 1] )en B
(de rechtbank verstaat: verdachte)naar de woning zouden rijden en dat ik achter zou blijven. A
(de rechtbank verstaat: [naam 1] )en B
(de rechtbank verstaat: verdachte)zijn met de auto van B
(de rechtbank verstaat: verdachte)naar de woning van [slachtoffer] gegaan. A
(de rechtbank verstaat: [naam 1] )en B
(de rechtbank verstaat: verdachte)gingen naar die woning om [slachtoffer] geld te zoeken en weg te nemen. [6]
[naam 2] heeft met mij afgesproken dat de afspraak met [slachtoffer] op zaterdag 25 februari 2017 zou plaatsvinden. Op die zaterdag zijn we met twee auto’s gaan rijden. We zouden naar die parkeergarage gaan, ik zou daar achter het blok wachten met [naam 2] . [naam 1] zou het slachtoffer meelokken, dan zou ze uitstappen en zouden wij haar de huissleutel afhandig maken. Het plan is op de avond van 25 februari 2017 besproken. Toen is ook de parkeergarage in Best genoemd. Ik had die locatie bedacht. Het klopt dat ik tape moest regelen. Het was het plan dat ik bij haar achter zou blijven. Dan blijft ze niet zomaar liggen. Ik ben de persoon die [slachtoffer] meermalen schopt in dat filmpje. Ik heb dat filmpje gemaakt met mijn telefoon. Op een gegeven moment kreeg ik een telefoontje van één van beiden, die vertelde dat er iemand binnen in de woning was en dat ze niet meer het huis binnen gingen. Hij zei dat ik ook moest vertrekken. Ik had tijdens mijn verblijf met [slachtoffer] gezien dat zij steeds bibberde. Op het moment dat ik het telefoontje had gehad bewoog [slachtoffer] niet meer. Ik heb haar een keer geduwd om te controleren of zij wel leefde. Zij reageerde wel op mijn duwen door te bewegen. Ik ben daarop uit die parkeergarage vertrokken met mijn auto. [slachtoffer] was toen nog vastgetaped. [7]

Het relaas van verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] .
Door ons werd een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een diefstal met geweld gepleegd in de parkeergarage aan de [adres 2] te Best. Wij zagen op de linkerlaars van [slachtoffert1] tevens een stukje zwarte tape (foto’s 1 t/m 4). Voor de voorzijde van de auto en de stapels zagen wij meerdere stukken zwarte tape welke respectievelijk werden gewaarmerkt met de nummers 4, 6, 7, 8. Achter de stapels was een ruimte van circa 1 meter breed. Wij zagen dat in de doorgang tevens tapedelen aanwezig waren voorzien van de markeringsnummers 10 en 11.
- Meerdere tapedelen op de grond (1, 4 en 6) SIN AAJA1435NL
- Tapedelen 8, 10 en 11 SINAAJA1437NL [8]

Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut.
AAJA1435NL#02 DNA-mengprofiel van ten minste twee personen, waarvan minimaal één man. Celmateriaal kan afkomstig zijn van slachtoffer [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] en [naam 2] , matchkans kleiner dan één op één miljard.
AAJA1437NL#04 DNA-mengprofiel van ten minste twee personen, waarvan minimaal één man. Celmateriaal kan afkomstig zijn van slachtoffer [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] en [voorletters] [medeverdachte] , matchkans kleiner dan één op één miljard.
1. Vanwege de match met het DNA-profiel van het slachtoffer [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] en vanwege de matches met het DNA-profiel van [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] met de bemonsteringen van de overige stukken tape, wordt aangenomen dat het slachtoffer [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] zelf één van de celdonoren van het celmateriaal in deze bemonstering is.
2./3. Onder de onder punt 1 genoemde aanname, en onder de aanname dat de bij het vergelijkend DNA onderzoek betrokken DNA-kenmerken afkomstig zijn van twee personen, is het DNA-profiel van de tweede celdonor afgeleid. De DNA-profielen van [naam 2] en [voorletters] [medeverdachte] matchen met dit afgeleide DNA-profiel. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man met het afgeleide DNA-profiel matcht is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent dat deze bemonstering celmateriaal bevat dat afkomstig is van het slachtoffer [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] zelf, en eveneens celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van [naam 2] en [voorletters] [medeverdachte] . [9]
Nadere bewijsoverweging.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen het volgende worden vastgesteld. Op 25 februari 2017 is er een plan gemaakt met als uiteindelijk doel om een contant geldbedrag uit de woning van aangeefster (hierna: [slachtoffert1] ) weg te nemen, wat na afloop gelijk tussen de drie verdachten zou worden verdeeld. Dit plan was bij aanvang van de uitvoering daarvan bij alle verdachten in grote lijnen bekend, en hield in dat [slachtoffert1] zou worden meegelokt naar een afgelegen parkeergarage, waar zij haar huissleutel zouden proberen te bemachtigen, waarna verdachte bij [slachtoffert1] zou blijven en de anderen naar haar woning zouden gaan. [naam 1] zou in de auto van verdachte op [slachtoffert1] wachten waarna, zoals vooraf met [slachtoffert1] was afgesproken, [slachtoffert1] achter [naam 1] aan zou rijden. [naam 1] reed voor [slachtoffert1] uit naar een verlaten parkeergarage. Op het moment dat [slachtoffert1] bij hem in wilde stappen, sloot [naam 1] deze auto af en werd [slachtoffert1] , toen zij vervolgens terug wilde lopen naar haar eigen auto, door verdachte en [naam 2] overmeesterd. Voor wat er gebeurde vanaf dat moment tot het moment dat verdachte met [naam 1] met de buitgemaakte huissleutel van aangeefster naar haar woning reed, neemt de rechtbank de verklaringen van aangeefster als uitgangspunt, omdat verdachte en de twee medeverdachten elkaar tegenspreken over ieders aandeel in die gebeurtenissen. De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster daarentegen consistent en geloofwaardig; overigens heeft de verdediging de juistheid van deze verklaringen ook niet betwist.
Aangeefster heeft verklaard dat zij door twee of drie mannen is overmeesterd, waarna zij door twee mannen is vastgetaped. Terwijl zij vastgetaped op de grond lag, werd ze behoorlijk geschopt en getrapt, eerst door één persoon en later door twee personen. [naam 1] verklaart dat hij aan deze handelingen niet heeft deelgenomen maar op enig moment wel een schok tegen de auto voelde, terwijl verdachte en [naam 2] juist het tegenovergestelde verklaren. De verklaring van [naam 1] vindt echter steun in de verklaring van aangeefster, die verklaart dat de bestuurder van de auto waar zij achteraan gereden was naar haar idee de gehele tijd in de auto heeft gezeten. De verklaring van [naam 1] wordt verder ondersteund door de uitkomst van het sporenonderzoek op taperesten waarmee aangeefster was vastgebonden, waarop alleen DNA-sporen zijn aangetroffen die matchen met het profiel van aangeefster, [naam 2] en verdachte, terwijl daarop geen sporen zijn gevonden die naar [naam 1] te herleiden zijn. Nadat [naam 2] en [naam 1] zijn vertrokken naar de woning, wordt [slachtoffert1] nog meerdere keren hardhandig getrapt en geschopt door verdachte. De voorgenomen diefstal van het geldbedrag uit de woning van aangeefster wordt uiteindelijk niet voltooid omdat er nog iemand in die woning aanwezig is. Wanneer verdachte daarover wordt ingelicht, laat hij [slachtoffert1] nog steeds vastgetaped en liggend op de vloer van de koude en donkere parkeergarage achter en verlaat de parkeergarage.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het medeplegen van verdachte voor wat betreft alle bovenstaande handelingen wettig en overtuigend worden bewezen. Dat er geweld zou worden gebruikt bij het afhandig maken van de huissleutel en bij het ‘bewaken’ van [slachtoffert1] , lag naar het oordeel van de rechtbank als een objectief zeer wel voorzienbare mogelijkheid in de gezamenlijke uitvoering van het plan besloten. Immers, dat aangeefster haar spullen niet vrijwillig zou afstaan, dat zij zou tegenstribbelen op het moment dat zij van haar vrijheid werd beroofd en zou proberen zich van de tape te bevrijden, is voor de hand liggend en dat er geweld toegepast zou moeten worden om het plan toch nog tot slagen te kunnen brengen ligt dan eveneens voor de hand. Dat bij het maken van dat plan niet door de deelnemers (precies) is afgesproken of en hoeveel geweld er op welk moment tijdens de uitvoering door wie zou worden gebruikt, doet daarom naar het oordeel van de rechtbank niet ter zake. Immers, alle verdachten hebben zich gecommitteerd aan het plan, zij zijn tot gezamenlijke uitvoering overgegaan en het handelen van alle verdachten vloeide steeds voort en werd steeds gedragen door het oorspronkelijke plan Voor de juridische kwalificatie van het medeplegen is het dan niet van belang wie wanneer welke geweldshandelingen heeft gepleegd en wie [slachtoffert1] hebben vastgetaped. De rechtbank gaat hiermee niet eraan voorbij dat een en ander wel een rol kan spelen bij de strafmaatoverwegingen.
Gelet op al het voorgaande, acht de rechtbank het medeplegen van alle aan verdachte tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hieronder onder ‘de bewezenverklaring’ nader zal worden omschreven.
Samenloop.
De onder feit 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten kunnen naar het oordeel van de rechtbank allebei wettig en overtuigend worden bewezen, in meerdaadse samenloop met elkaar gepleegd, aangezien het gaat om enerzijds een wegnemingshandeling van de schoudertas (diefstal) en anderzijds een dwingende handeling strekkende tot afgifte van de autosleutel (afpersing), hetgeen twee verschillende strafbare feiten oplevert. Nu de op feit 1 volgende vrijheidsberoving (feit 2) en de poging tot diefstal door middel van een valse sleutel (feit 3) naar het oordeel van de rechtbank zodanig onderdeel uitmaakten van hetzelfde oorspronkelijke wilsbesluit, moeten deze feiten naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als voortgezette handelingen van de onder feit 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaarde feiten.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van feit 1
op 25 februari 2017 te Best tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een schoudertas, inhoudende onder meer gsm-telefoons en huissleutels en een portemonnee (inhoudende onder meer een hoeveelheid geld en een bankpas), toebehorende aan [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders die [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] meermalen met kracht in haar buikstreek en tegen haar hoofd en tegen haar benen hebben getrapt en geschopt en aan die [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] de woorden hebben toegevoegd dat zij stil moest blijven liggen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
en
op 25 februari 2017 te Best tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] heeft gedwongen tot de afgifte van een autosleutel, toebehorende aan [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders die [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] meermalen met kracht in haar buikstreek en tegen haar hoofd en tegen haar benen hebben getrapt en geschopt en aan die [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] de woorden hebben toegevoegd dat zij stil moest blijven liggen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
ten aanzien van feit 2
op 25 februari 2017 te Best tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] (in parkeergarage [naam parkeergarage] aldaar) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die anderen voornoemde [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] opzettelijk en wederrechtelijk vast te pakken en vast te grijpen en vervolgens haar enkels aan elkaar vast te tapen en haar mond dicht te tapen en haar polsen aan elkaar vast te tapen en bij haar, [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] te blijven staan en te verhinderen dat zij zich zou bewegen, althans haar weg zou vervolgen;
ten aanzien van feit 3
op 25 februari 2017 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een woning aan de [adres 1] aldaar, geld, toebehorende aan [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van een valse sleutel, (zijnde de zojuist wederrechtelijk toegeëigende huissleutel), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek van het voorarrest. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt om ten opzichte van de eis van de officier van justitie de duur van de op te leggen gevangenisstraf te matigen tot in ieder geval minder dan 5 jaar gelet op wat er in vergelijkbare zaken wordt opgelegd en welke strafverzwarende omstandigheden bij die zaken een rol hebben gespeeld. Verder stelt de verdediging zich op het standpunt dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat het niet aannemelijk is dat al het letsel door verdachte alleen is veroorzaakt, dat het aan het slachtoffer toegebrachte letsel niet als zwaar lichamelijk letsel gekwalificeerd kan worden en dat alleen het aanwezig hebben van beeldmateriaal waarop te zien is dat verdachte het slachtoffer schopt, op zichzelf geen reden mag zijn om aan verdachte een hogere straf op te leggen dan aan medeverdachte [naam 2] .
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met twee medeverdachten schuldig gemaakt aan een brutale en gewelddadige diefstal met geweld/afpersing, waarna het slachtoffer van haar vrijheid is beroofd en gepoogd is om geld uit haar woning weg te nemen. Verdachte en zijn mededaders hebben daartoe het slachtoffer welbewust meegelokt naar een afgelegen en verlaten parkeergarage, waar zij door verdachte en één van de medeverdachten op gewelddadige wijze werd overmeesterd. Het slachtoffer is daarbij veelvuldig en hardhandig getrapt en geschopt en ook vastgetaped. Bij al deze handelingen heeft verdachte een rol gehad. Toen de mededaders van verdachte naar de woning waren gegaan, is het slachtoffer door de verdachte nog meermalen hardhandig tegen het hoofd getrapt terwijl zij weerloos op de grond lag. Uiteindelijk is het slachtoffer door verdachte vastgetaped en hulpeloos achtergelaten, liggend op de koude vloer van een donkere parkeergarage.
De verdachte en zijn mededaders hebben aldus op grove wijze een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en een volslagen disrespect getoond voor andermans eigendommen. Het gewelddadig karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat hij er niet voor terugschrikt om - al dan niet samen met anderen - grof geweld tegen andere mensen te gebruiken. Verdachte en zijn mededaders hebben zich bij hun strafbaar handelen kennelijk niet bekreund om de mogelijk gevolgen van hun handelen voor het slachtoffer. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke overvallen veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Dat dit ook in het onderhavige geval aan de orde kan zijn, blijkt uit de toelichting bij de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer. Verdachte heeft zich, zoals hij zelf heeft verklaard, laten leiden door het vooruitzicht van financieel gewin en aldus zijn eigen belangen volledig bovengeschikt aan die van het slachtoffer gemaakt.
Voorts veroorzaken feiten als deze maatschappelijke onrust en brengen zij een gevoel van onveiligheid teweeg. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot op een gewelddadige manier snel aan geld te willen komen. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten, waarin voor een vergelijkbaar feit (woningoverval) een gevangenisstraf van 3 tot 5 jaren als uitgangspunt wordt genoemd, afhankelijk van de aard en mate van het gebruikte geweld of de bedreiging daarmee. De rechtbank neemt in het onderhavige geval een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar als uitgangspunt en neemt daarbij in aanmerking dat verdachte en zijn mededaders hun acties goed en systematisch hadden voorbereid en zorgvuldig gepland, dat zij het slachtoffer doelbewust naar een afgelegen en verlaten plek hebben gelokt, en dat het door de verdachten gebruikte fysieke geweld en het vast tapen van het slachtoffer ernstige vormen van geweld zijn. Voorts weegt mee dat het slachtoffer uiteindelijk hulpeloos is achtergelaten in een koude en donkere parkeergarage. Hierbij komt dan nog het door verdachte toegepaste grove geweld ten aanzien van het slachtoffer, toen de mededaders al vertrokken waren. Dit wordt verdachte, vergeleken met zijn mededaders, zwaarder aangerekend, aangezien dit geweld exclusief door hem is toegepast en hij uiteindelijk de persoon is geweest die het slachtoffer vastgetaped en hulpeloos heeft achtergelaten in de parkeergarage.
De rechtbank onderkent dat bij het slachtoffer - en wegens de berichtgeving over deze zaak door de media wellicht ook in de samenleving - het beeld c.q. de overtuiging is ontstaan dat zij door de verdachten als slachtoffer is uitgekozen omdat zij transgender is en dat de verdachten juist vanwege haar geaardheid excessief geweld hebben gebruikt. Tot op zekere hoogte kan de rechtbank zich voorstellen dat deze gedachten bij het slachtoffer hebben postgevat. De verdachten hebben in deze zaak echter ieder voor zich ontkend dat de geaardheid van het slachtoffer een rol heeft gespeeld bij het beramen en uitvoeren van het plan en de rechtbank heeft in het dossier noch het verhandelde ter terechtzitting objectieve aanknopingspunten kunnen ontwaren dat dit motief bij de verdachten wél heeft bestaan. De rechtbank kan en mag geen recht doen op basis van louter vermoedens. Dat betekent dat de rechtbank – hoewel dus misschien onwelgevallig – de omstandigheid dat het slachtoffer transgender is niet in strafverzwarende zin bij de bepaling van de op te leggen straf kan laten meewegen.
De rechtbank houdt er verder rekening mee dat zij de bewezenverklaarde feiten heeft gekwalificeerd als voortgezette handelingen van elkaar. Daardoor heeft te gelden dat slechts één strafbepaling wordt toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld. Dat is in dit geval de bewezenverklaarde afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen, wat bestraft kan worden met een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur als hierna te melden.

De vordering van de benadeelde partij [voorletters slachtoffer 1] . [slachtoffert1] .

De rechtbank acht - als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade - toewijsbaar een immateriële schadevergoeding van € 4.000,- en een materiële schadevergoeding van € 1.918,18. De rechtbank heeft hiermee in afwijking van de vordering voor de Samsung S5 een bedrag van € 150,- toewijsbaar geacht, rekening houdend met een in het economische verkeer gangbare afschrijving op dergelijke gebruiksvoorwerpen. Een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor wat betreft de hoogte van de immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank daarbij acht geslagen op hetgeen door deze rechtbank in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. De rechtbank acht de situatie als aan de orde in het door de benadeelde partij ter onderbouwing van de immateriële schadevergoeding aangehaalde uitspraak van de rechtbank Den Haag onvoldoende vergelijkbaar met de onderhavige zaak. De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de overige gevorderde immateriële schadevergoeding. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
24c, 27, 36f, 45, 47, 56, 57, 282, 310, 311 en 312 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
De voortgezette handeling van
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,

en

afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

en

medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;

en

poging tot diefstal, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels en het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.

T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:Gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

Maatregel van schadevergoeding van EUR 5.918,18 subsidiair 64 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [voorletters slachtoffer 2] [slachtoffert1] van een bedrag van EUR 5.918,18 (zegge: vijfduizend negenhonderdachttien euro en achttien cent), te weten EUR 4.000,- immateriële schadevergoeding en EUR 1.918,18 materiële schadevergoeding bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 64 dagen hechtenis. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [voorletters slachtoffer 2] [slachtoffert1] van een bedrag van EUR 5.918,18 (zegge: vijfduizend negenhonderdachttien euro en achttien cent), te weten EUR 4.000,- immateriële schadevergoeding en EUR 1.918,18 materiële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het gedeelte, betrekking hebbend op de immateriële schadevergoeding het toegewezen bedrag te boven gaand niet ontvankelijk is.
Wijst de vordering voor het overige af.
Indien de verdachte of één van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte of één van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. M.T. van Vliet en mr. C.P.J. Scheele, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kriekaard, griffier,
en is uitgesproken op 3 november 2017.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt verwezen naar de paginanummers uit het proces-verbaal van politie-eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, onderzoeksnummer OB2R017021, onderzoek ‘Oberursel’, gesloten op 16 juni 2017, aantal doorgenummerde pagina’s: 399.
2.Proces-verbaal aangifte, pag. 250-256.
3.Aanvraagformulier medische informatie, pag. 257.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte [naam 1] , pag. 167-175.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte op 19 april 2017, pag. 140-143.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte [voorletters] [medeverdachte] op 19 april 2017, pag. 95-97.
7.Afgelegd ter terechtzitting van 13 oktober 2017.
8.Proces-verbaal sporenonderzoek, pag. 304-318.
9.NFI-rapport van 28 juli 2017, zaaknummer: 2017.04.25.212 (aanvragen 001 en 002).