Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2017 in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
“De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet goed heeft gemotiveerd dat hij geen verantwoordelijkheid meer draagt voor de huisvesting van eiseres. Nog afgezien van het feit dat verweerder niet heeft geduid waarop hij zijn standpunt baseert dat zijn zorgplicht komt te vervallen zodra eiseres zelf in haar woonruimte heeft voorzien, heeft verweerder niet goed gemotiveerd dat eiseres zelf in haar woonruimte heeft voorzien. Eiseres heeft er steeds op gewezen dat het inwonen bij haar moeder een tijdelijke aangelegenheid was, namelijk totdat zij een eigen woning toegewezen zou krijgen, en dat zij ook slechts voor die periode toestemming heeft gekregen van de eigenaar van de woning om in de woning te verblijven. Dit standpunt wordt onderschreven door een zich onder de stukken bevindende e-mail van 11 maart 2014 van M. Habraken, Klantmanager inburgering Werk & inkomen, gericht aan M. Compen, een medewerker van verweerder. Eiseres heeft zich volgens dit stuk, zo stelt verweerder terecht, weliswaar per 2 oktober 2013 in de gemeente Heeze ingeschreven, maar uit hetzelfde stuk blijkt dat de moeder van eiseres tot 22 oktober 2013 bijna wekelijks heeft gebeld over de huisvesting van haar kinderen, waarbij zij onder meer heeft benadrukt dat “de woningen” op de begane grond moeten zijn vanwege medische klachten, en dat haar dochter (eiseres) dicht bij haar moet wonen vanwege haar psychische problematiek en de mantelzorg die zij aan eiseres geeft. Dit duidt er niet op dat eiseres zich permanent bij haar moeder heeft willen vestigen en evenmin dat met permanente huisvesting is ingestemd. Verweerder zal dan ook in een nieuw te nemen besluit op bezwaar alsnog zijn besluit, als hij daar bij blijft, beter moeten motiveren.”
2. Zodra duidelijk is dat er sprake is van een passende woning schrijft het COA de betreffende statushouder uit en is het huisvestingsproces afgerond voor zowel het COA als de gemeente.
3. De statushouder gaat naar een AZC en de gemeente zoekt een passende woonruimte voor de statushouder. Indien deze woning passend is mag de statushouder deze woning weigeren maar dan vervalt wel zijn recht op huisvesting.
4. Een statushouder zorgt zelf voor een tijdelijk woonadres in afwachting van het aanbod van de gemeente van een woning, de zogenaamde ‘administratieve plaatsing’.
Beslissing
binnen twee wekenna verzending van deze tussenuitspraak de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het geconstateerde gebrek te herstellen;
binnen zes wekenna verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;