ECLI:NL:RBOBR:2017:5748

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2017
Publicatiedatum
2 november 2017
Zaaknummer
01/880221-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in een zaak met verdenking van verkrachting door onvoldoende bewijs en niet-ontvankelijkheid benadeelde partij

Op 2 november 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting. De zaak was aanhangig gemaakt na een aangifte van de benadeelde partij, die stelde dat zij op 31 januari 2016 in Helmond door de verdachte was gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft het dossier en de verklaringen van zowel de aangeefster als de verdachte zorgvuldig bestudeerd. Tijdens de zitting op 19 oktober 2017 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van 42 maanden geëist, met een voorwaardelijk deel en een contactverbod met de benadeelde partij. De verdediging pleitte voor vrijspraak en betwistte de bewijsvoering.

De rechtbank concludeerde dat de aangifte van de benadeelde partij onvoldoende objectieve aanknopingspunten bood ter ondersteuning van de beschuldigingen. De verklaringen van de aangeefster waren niet consistent en er ontbraken cruciale details die de beschuldigingen konden staven. De rechtbank merkte op dat in zedenzaken vaak sprake is van een één-op-één situatie, waardoor het moeilijk is om bewijs te leveren. De rechtbank vond dat de verklaringen van de verdachte, die ontkende dat er sprake was van dwang, niet konden worden weerlegd door de aangifte alleen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat hij de aangeefster had gedwongen tot seksuele handelingen. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, en de rechtbank heeft de kosten van de verdediging voor de verdachte toegewezen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee leden, en is op 2 november 2017 gepubliceerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880221-16
Datum uitspraak: 02 november 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortedag] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 september 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 januari 2016 te Helmond door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(e) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), te weten door
- het opzij schuiven van de bovenkleding en/of de bh van de hierna te noemen [slachtoffer] en/of - het (meermalen) (onverhoeds) met zijn, verdachtes, hand(en) voelen aan de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- het (meermalen) (onverhoeds) zoenen van en/of likken aan de tepel(s) van die [slachtoffer] en/of - het (op gebiedende wijze) zeggen tegen die [slachtoffer] : "Pak mijn piemel vast" en/of "Doe mee, hij is stijf" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of het vastpakken van de arm van die [slachtoffer] en het (vervolgens) bewegen van haar arm/hand in de richting van zijn, verdachtes, penis en/of
- het achterover duwen (op een bank) van die [slachtoffer] en/of
- het uittrekken en/of naar beneden trekken van een schoen en/of een broek en/of een onderbroek van die [slachtoffer]
- het (op gebiedende wijze) zeggen tegen die [slachtoffer] : "Doe je benen open" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of het vastpakken van en/of trekken aan de/een be(e)n(en) van die [slachtoffer] en/of - het (al dan niet met een scherp en/of puntig voorwerp) krassen in het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- het slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen en/of houden en/of op en neer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer]
- het daarbij misbruik/gebruik maken van fysiek en/of psychisch overwicht dat hij, verdachte, over die [slachtoffer] had en/of
- het (aldus) doen ontstaan van een bedreigende situatie voor die [slachtoffer] ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer] en/of het zoenen van en/of likken aan de tepel(s) van die [slachtoffer] en/of het bewegen van de hand/arm van die [slachtoffer] in de richting van zijn, verdachtes, penis en/of
het duwen en/of brengen en/of houden en/of op en neer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of het ejaculeren in de vagina van die [slachtoffer] ;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Zij vordert een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] . Zij vordert toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ad € 5.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ad € 5.000,--.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsvrouwe acht het feit niet wettig en overtuigend bewezen en heeft op de gronden als verwoord in de door haar overgelegde pleitnota vrijspraak bepleit.
De vordering van de benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het verzoek tot het opleggen van een contactverbod dan wel een vrijheidsbeperkende maatregel dient gelet op de gevraagde vrijspraak te worden afgewezen.
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, is verdachte bereid om een werkstraf te verrichten, aangezien een gevangenisstraf enorm ingrijpende gevolgen zou hebben voor verdachte en zijn gezin. De vordering van de benadeelde partij dient dan te worden gematigd. Het verzoek tot het opleggen van een contactverbod dient te worden afgewezen evenals het verzoek tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel.

Vrijspraak.

De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het hem tenlastegelegde. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Aangeefster [slachtoffer] en verdachte hebben elkaar ontmoet op 31 januari 2016 rond half twee ’s nachts in café [naam 1] aan de [adres 2] te Helmond. Ze zijn in gesprek geraakt en verdachte heeft aangeefster een drankje aangeboden. Vanuit dat café zijn ze rond 2.15 uur met z’n tweeën naar een even verderop gelegen theehuis aan de [adres 3] te Helmond gegaan, waarvan verdachte over de sleutel beschikte. Zij gaan daar samen naar binnen. Om 3.15 uur verlaten zij gezamenlijk het theehuis. Omstreeks 3.40 uur verschijnt aangeefster aan het politiebureau te Helmond. Zij vertelt te zijn verkracht.
In haar aangifte verklaart aangeefster – samengevat - dat ze in het Theehuis op een bank is gaan zitten, dat verdachte aan haar borsten begon te voelen en haar hand op zijn penis heeft gelegd. Ze heeft toen gezegd dat hij moest stoppen en dat ze hem geen seks kon geven. Vervolgens heeft hij haar naar achteren geduwd, iets over haar gezicht gedaan met iets scherps erin waarmee hij over haar wang ging waardoor ze een kras op haar wang kreeg. Met zijn andere hand sloeg hij op haar oog, deed haar linker schoen uit, haar linker-broekspijp naar beneden, haar benen open en hij had toen geslachtsgemeenschap met haar. Aangeefster heeft verklaard meerdere malen “nee” en “stop” gezegd te hebben. De kras op haar gezicht is door verbalisanten waargenomen en daarvan bevindt zich een foto in het dossier.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting verklaard dat hij met aangeefster geslachtsgemeenschap heeft gehad, maar dat dit niet onder dwang heeft plaatsgevonden en dat hij geen geweld heeft gebruikt.
In zedenzaken ligt de bewijslast vaak gecompliceerd omdat veelal sprake is van een één op één situatie waarbij geen andere personen aanwezig zijn geweest. Ook in deze zaak is dat het geval. Nu het woord van aangeefster tegenover het woord van verdachte staat op het punt van de dwang en derhalve op het essentiële punt ten aanzien van de vraag of er sprake is van verkrachting, ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of wat aangeefster heeft verklaard voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde verkrachting.
Met de officier van justitie constateert de rechtbank dat aangeefster zichzelf niet gespaard heeft in haar aangifte omtrent haar belaste verleden waarin seksueel misbruik heeft plaats gevonden. Ook heeft ze verteld dat ze de avond van het tenlastegelegde eigenlijk om 22.00 uur terug had moeten zijn in [naam 2] , waar ze op grond van een rechterlijke machtiging sinds een aantal jaren verbleef, dat ze uit boosheid dat niet had gedaan, maar naar het café was gegaan en alcohol had gedronken.
Niettemin roept haar aangifte naar het oordeel van de rechtbank ook vragen op. Er zijn bij haar oog geen verwondingen geconstateerd, hoewel zij volgens haar verklaring door verdachte tegen haar linker oogkas was geslagen en zij daar ook na een paar dagen nog steeds last van had, in die zin dat ze er nog steeds wazig door zag. Gevraagd naar de bril die aangeefster draagt tijdens de aangifte – in verband met de klap op haar oogkas - heeft aangeefster aan verbalisanten geantwoord dat ze die toen niet op had en dat ze die maar heel soms draagt. De rechtbank stelt vast dat zij de bril ook draagt op het moment dat de foto is genomen van het krasletsel op haar wang.
Aangeefster geeft weinig details over het plotse gebruik van geweld door verdachte en ze is vaag over het voorwerp met daarin iets scherps dat verdachte over haar gezicht deed en hoe hij dat deed. Niet direct is inzichtelijk waarom dit geweld door verdachte zou zijn toegepast, immers van verzet in fysieke zin door de aangeefster is blijkens haar verklaring geen sprake geweest. Dit geweld past ook niet zonder meer bij het feit dat verdachte tegen haar gezegd zou hebben dat ze mooi was, dat hij haar gevraagd heeft of ze is klaargekomen en of hij ook voor haar een handdoek moest pakken. Voorts merkt de rechtbank op dat aangeefster reeds voor het volgens haar door verdachte gebruikte geweld - als hij al haar borsten heeft gezoend en aangeraakt – desgevraagd aan de verbalisanten antwoordt dat ze niet durfde weg te lopen, omdat ze dan ‘bevriest”. Ook heeft verdachte na de seksuele gemeenschap gezegd dat hij naar huis wilde omdat hij al weer om 9 uur moest opstaan aangezien het theehuis om 10 uur open zou gaan. Naar het oordeel van de rechtbank zou deze reactie kunnen passen in de lezing van verdachte dat zij vrijwillig seksueel contact hebben gehad en dat ze daarna op rustige wijze uit elkaar zijn gegaan. Verdachte heeft stellig ontkend dat hij de door de politie waargenomen kras op de wang van aangeefster heeft toegebracht. Hij verklaart dat toen ze beiden het theehuis verlieten, aangeefster die kras nog niet had en hij vermoedt dat aangeefster deze nadien bij zichzelf heeft aangebracht.
Aangeefster heeft verklaard dat ze die avond bier heeft gedronken, dat bier haar wat losser maakt en dat ze onder spanning kan komen tot zelfverwonding. Eerder door haar ondergaan seksueel misbruik heeft haar in veel opzichten beïnvloed. Ze zegt daarover: “Ik ben met mijn 7 jaar misbruikt en toen was ik te jong om iets te doen. Afgelopen zaterdag had ik bewijs en dacht ik ‘nu kan de politie iets doen en kunnen ze hem pakken’.”
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende objectieve aanknopingspunten biedt welke ondersteuning bieden aan de aangifte. De door de politie beschreven camerabeelden van de buitenzijde van het theehuis zijn dat niet. Op deze camerabeelden is te zien dat aangeefster om 03.15 uur uit het pand komt en de [adres 2] oversteekt naar de andere zijde van de weg. Na haar komt ook verdachte uit het pand en hij doet de deur dicht. Verdachte stapt op de fiets die voor het pand staat en fietst vervolgens aangeefster voorbij. Uit de beelden lijkt op dat moment niet van een hevige gemoedsbeweging bij aangeefster (of verdachte) sprake te zijn.
Tegen de achtergrond van de op essentiële punten weinig gedetailleerde aangifte in relatie tot het ontbreken van steunbewijs, kan - alles afwegende - niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van de tenlastegelegde seksuele handelingen. De rechtbank heeft zich gerealiseerd dat verdachte aanvankelijk in het verhoor bij de politie heeft ontkend enig contact met aangeefster te hebben gehad en pas in zijn derde verhoor - nadat hij bekend is geworden met een match tussen zijn DNA en bij aangeefster aangetroffen sporen - heeft verklaard over het seksuele contact dat met aangeefster heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit evenwel geen steunbewijs bieden voor de tenlastegelegde verkrachting nu de aanvankelijke ontkenning ook kan voortkomen uit het feit dat hij dit feitelijke vreemdgaan voor zijn echtgenote en de buitenwereld verborgen heeft willen houden, zoals verdachte dat ook heeft betoogd.
Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken.

De vordering van de benadeelde partij.

Nu verdachte van het hem ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard. De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.

DE UITSPRAAK

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil. Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. M.I. Fedorova, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 2 november 2017.
Mr. M.I. Fedorova is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.