ECLI:NL:RBOBR:2017:5706

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 november 2017
Publicatiedatum
1 november 2017
Zaaknummer
01/879037-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan woningoverval met dodelijke afloop en veroordeling voor medeplichtigheid aan diefstal met braak

Op 1 november 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een woningoverval met dodelijke afloop en medeplichtigheid aan een diefstal met braak. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen van de woningoverval, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte opzet had op het gronddelict of op de ondersteuning daarvan. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte niet voldoende waren om als medeplichtigheid aan de doodslag te worden aangemerkt. De verdachte had weliswaar informatie verstrekt over de aanwezigheid van geld in de woning van het slachtoffer, maar dit alleen was onvoldoende om opzet op een inbraak of overval aan te nemen.

De rechtbank oordeelde echter anders over de tweede tenlastelegging, namelijk de medeplichtigheid aan een diefstal met braak. De verdachte had informatie verstrekt aan medeverdachten over de afwezigheid van de bewoners van een woning, wat hen in staat stelde om in te breken. De rechtbank achtte dit bewezen en legde een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 73 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond dat een onvoorwaardelijke straf noodzakelijk was om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879037-17
Datum uitspraak: 1 november 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte 1] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 maart 2017, 19 juni 2017, 18 augustus 2017, 28 september 2017, 3 oktober 2017 en 4 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van het openbaar ministerie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 februari 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 4] en/of een of meer andere(n) op of omstreeks 29 augustus 2014 in de gemeente Helmond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 4] en/of (een of meer van) zijn/hun mededader(s) met dat opzet
- die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal getrapt en/of geschopt en/of (met één of meer voorwerpen) met kracht geslagen en/of gestompt, in elke geval (al dan niet met een of meer voorwerpen) krachtig (mechanisch) geweld uitgeoefend op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- de handen van die [slachtoffer] met een of meer tie-wrap(s) vastgebonden en/of - die [slachtoffer] in hulpeloze toestand achter gelaten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal, gepleegd op of omstreeks 29 augustus 2014 in de gemeente Helmond, ten overstaan van genoemde [slachtoffer] , en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren,

tot het plegen van welk misdrijf verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 15 mei 2013 tot en met 29 augustus 2014 te Helmond en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door het verstrekken van informatie omtrent het adres en/of de bewoner(s) en/of de aanwezigheid van (mogelijke) goederen en/of geld van hun en/of zijn gading;

Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 4] en/of een of meer andere(n) op of omstreeks 29 augustus 2014 in de gemeente Helmond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een kistje met geld en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 4] en/of zijn/hun mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 4] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of (met één of meer voorwerpen) met kracht heeft geslagen en/of gestompt, in elke geval (met een of meer voorwerpen) heftig stompend en/of schoppend geweld heeft toegepast op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- de handen van die [slachtoffer] met een of meer tie-wrap(s) heeft/hebben vastgebonden en/of - die [slachtoffer] in hulpeloze toestand heeft/hebben achter gelaten, terwijl dat feit de dood van genoemde [slachtoffer] ten gevolge had, tot het plegen van welk misdrijf verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 15 mei 2013 tot en met 29 augustus 2014 te Helmond en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door het verstrekken van informatie omtrent het adres en/of de bewoner(s) en/of de aanwezigheid van (mogelijke) goederen en/of geld van hun en/of zijn gading;
2.
[verdachte 2] op of omstreeks 20 november 2016 te Neerkant, gemeente Deurne, omstreeks 04:12 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] , alwaar [verdachte 2] en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond(en), heeft/hebben weggenomen een kistje met 1000 à 1500 euro, in elk geval enig goed en/of hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [verdachte 2] en/of zijn mededader(s), waarbij die [verdachte 2] en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door het openbreken van een deur van voornoemde woning,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 15 mei 2013 tot en met 20 november 2016 te Helmond en/of Nuenen en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door het verstrekken van informatie omtrent:
- voornoemd adres en/of - de bewoner(s) van voornoemd adres en/of - de aanwezigheid van (mogelijke) goederen en/of geld van hun en/of zijn gading en/of
- het geven van instructies en adviezen ter verhulling van de reden van het bellen van [naam 11] ;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en het openbaar ministerie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Feit 1 primair

Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair: medeplichtigheid aan gekwalificeerde doodslag.
De rechtbank acht met het openbaar ministerie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Feit 1 subsidiair: medeplichtigheid aan diefstal met geweld de dood ten gevolge hebbend.
Het standpunt van het openbaar ministerie ten aanzien van feit 1 subsidiair.
Het openbaar ministerie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van hetgeen onder feit 1 subsidiair is ten laste gelegd.

Het standpunt van de verdediging ten aanzien van feit 1 subsidiair.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit.

Het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte als medeplichtige kan worden aangemerkt aan het aan de medeverdachten ten laste gelegde, te weten diefstal met geweld de dood ten gevolge hebbend.
De rechtbank overweegt dat de handelingen die deze medeplichtigheid zouden moeten opleveren, zouden moeten bestaan uit het opzettelijk verstrekken van informatie over het adres en/of de bewoner en/of de aanwezigheid van geld/goederen in de woning van het slachtoffer.
Volgens artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht is voor medeplichtigheid opzet vereist. Dit opzet moet tweeledig zijn. Enerzijds moet het gericht zijn op het misdrijf (het gronddelict) dat hij ondersteunt en anderzijds op die ondersteuning.
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting is het navolgende gebleken.
Medeverdachte [verdachte 4] heeft verklaard dat hij van medeverdachte [verdachte 2] had gehoord dat die [verdachte 2] een tip had gekregen van bekenden van hem. Deze tip hield in dat er een grote hoeveelheid contant geld zou liggen in de woning van een alleenstaande vrouw.
Deze tip “ kwam van dichtbij die vrouw af”.
Medeverdachte [verdachte 3] heeft verklaard dat [verdachte 2] had verteld dat die tips die hij ontving, afkomstig waren van een homokoppel. Zij zouden bekenden zijn van [slachtoffer] .
De rechtbank stelt vast dat deze verklaringen van [verdachte 4] en [verdachte 3]
de audituverklaringen betreffen, die zijn terug te voeren naar één bron, te weten [verdachte 2] .
[verdachte 2] heeft verklaard dat hij aan verdachte en zijn partner medeverdachte [verdachte 5] had gevraagd of zij misschien “iets voor hem wisten”, omdat hij financiële problemen had.
Verdachte en [verdachte 5] zouden toen volgens [verdachte 2] hebben verteld “dat er bij die vrouw - als hij daar in zou breken - € 100.000,- zou liggen”.
Verdachte en [verdachte 5] zouden meedelen in de buit. Volgens [verdachte 2] zouden zij hiervan
€ 30.000,- krijgen.
De rechtbank constateert dat de verklaring door [verdachte 2] pas na kennisname van het eindproces-verbaal is afgelegd. Zij zal deze verklaring daarom met enige behoedzaamheid beoordelen.
Verdachte heeft verklaard dat hij via zijn moeder had vernomen dat haar achterbuurvrouw een flinke erfenis had ontvangen en dat zij dit geldbedrag contant in haar woning aanwezig zou hebben.
Op enig moment is dit onderwerp ook tijdens een verjaardag door verdachte besproken in aanwezigheid van [verdachte 2] .
[verdachte 2] bleek maanden nadien nog erg veel belangstelling te hebben voor dat betreffende gespreksonderwerp en bevroeg verdachte en [verdachte 5] enkele malen hierover. Verdachte en [verdachte 5] kregen toen het vermoeden dat [verdachte 2] wellicht wat van plan was en hebben vervolgens tegen hem gezegd “dat er geen geld meer lag bij die vrouw”.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het enkele bespreken van de aanwezigheid van een groot geldbedrag in de woning van het slachtoffer niet worden afgeleid dat verdachte hiermee het opzet had om [verdachte 2] of anderen te bewegen tot het plegen van een inbraak of woningoverval.
Bovendien was- blijkens de verklaring van de zoon van het slachtoffer- de informatie dat het slachtoffer beschikte over een erfenis, reeds gedurende lange tijd bij velen bekend, nu het slachtoffer en haar man dit volgens hem “tegen Jan en alleman vertelden”.
Het enkele bespreken van de aanwezigheid van contant geld bij het slachtoffer tijdens een verjaardag levert naar het oordeel van de rechtbank geen opzet op een inbraak of overval op. Dat verdachte en zijn partner voor het overige concrete inlichtingen hebben verstrekt met het oog op een door medeverdachte [verdachte 2] te plegen inbraak, heeft [verdachte 2] weliswaar verklaard, maar direct bewijs hiervoor ontbreekt.
De officier van justitie gebruikt als bewijs dat de mobiele telefoon van medeverdachte [verdachte 2] op de dag van de overval opvallend vaak contact zoekt met de telefoon van verdachte en medeverdachte [verdachte 5] . Uit het onderzoek naar de zendmastgegevens is echter gebleken dat er geen telefonisch contact tot stand is gekomen tussen verdachte en [verdachte 2] voorafgaande aan de woningoverval, zodat ook hieruit geen behulpzaamheid bij het gronddelict kan worden afgeleid.
De rechtbank acht - nu het vereiste opzet op het gronddelict alsmede het opzet op de behulpzaamheid ontbreekt- niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder feit 1 subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte hiervan vrij.

Feit 2

Bewijs. [1]
Het standpunt van het openbaar ministerie .
Het openbaar ministerie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit 2.
Het standpunt van de verdediging .
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs:
[naam 12] heeft verklaard dat zij op 20 november 2016 omstreeks 11.00 uur thuis kwam op het adres [adres 2] te Neerkant, gemeente Deurne. Zij zag toen dat de deur aan de zijkant van de woning open stond en dat de deur beschadigd [2] was. In de woning zag zij dat er allemaal deuren en lades open stonden. [3]
Uit de betreffende woning bleek een geldkistje met daarin een bedrag van ongeveer
€ 1.000,- tot € 1.500,- te zijn weggenomen. [4]
Medeverdachte [verdachte 2] heeft verklaard dat hij in november 2016 een tip van verdachte had gekregen dat er in de boerderij van [naam 13] en [naam 3] in Neerkant een grote hoeveelheid cash geld zou liggen.
Verdachte had tegen [verdachte 2] gezegd dat de bewoners van die boerderij in het weekend van 19 en 20 november 2016 in het buitenland zouden zijn. Verdachte heeft het telefoonnummer van de bewoners aan [verdachte 2] gegeven, zodat hij kon bellen om te controleren of zij daadwerkelijk niet thuis zouden zijn.
[verdachte 2] heeft op 19 november 2016 het betreffende telefoonnummer gebeld en kreeg [naam 13] aan de lijn. [verdachte 2] heeft toen de verbinding verbroken en naar verdachte gebeld met de vraag of het mogelijk was dat de telefoon doorgeschakeld stond. Verdachte heeft toen tegen [verdachte 2] gezegd dat hij nogmaals moest bellen en iets over zijdehoenders moest vragen. [verdachte 2] heeft dit advies opgevolgd en kwam er toen achter dat de telefoon inderdaad was doorgeschakeld en dat de bewoners van de boerderij dat weekend in het buitenland verbleven.
[verdachte 2] is hierop in de nacht van 19 op 20 november 2016 naar de boerderij in Neerkant gegaan en heeft daar toen ingebroken. [5]
Uit een getapt telefoongesprek d.d. 19 november 2016 te 19.36 uur tussen [verdachte 2] en verdachte is gebleken dat het navolgende letterlijk is gezegd:
[verdachte 2] : Is die telefoon misschien al doorgeschakeld, of niet.
[verdachte 1] : ja dat kan ook. Dat kan ook.
[verdachte 2] : Oooh
[verdachte 1] : dat, dat zou ook kunnen. En anders is dat die vader, die die dieren aan het voeren is.
[verdachte 2] : Nee nee want hij nam op. Ik zei met [naam 6] is [naam 13] thuis. Hij zei: ik ben [naam 13] .
Ik zei: Ooooh.
[verdachte 1] : Oooh, oke. Heb je wel de goeie dan?
[verdachte 2] : Ja ja, hij zei zijn achternaam, alles.
[verdachte 1] : Ooh, ooh ja, dat klopt. Dat klopt. Dat klopt. Dat klopt [verdachte 2] . Dat is doorgeschakeld. Dat klopt.
[verdachte 2] : Ooh
[verdachte 1] : Dat klopt. Dat hebben wij ook weleens gehad. Dan bellen we op die huistelefoon en dan wordt er doorgeschakeld. Want dan pakt hij niet meteen he.
[verdachte 2] : Nee dat duurde best lang.
[verdachte 1] : Nee nee, klopt ja, nee dat klopt. Dat klopt.
[verdachte 2] : Ooh
[verdachte 1] : Dat klopt. Nee, dat klopt wel wat jij zegt. Dat is doorgeschakeld naar zijn dinges. Dat klopt.
[verdachte 2] : Oooh.
[verdachte 1] : Nee dat klopt wel. Wat zei jij?
[verdachte 2] : Nee, ik zei uuhh: Oooh. En toen heb ik maar opgehangen. Ik wist niet wat ik moest zeggen.
[verdachte 1] : Oke maar dat klopt wel. Nee dat klopt. Dat heb ik ook al een paar keer mee gemaakt, daarom. En anders moet je hem terug bellen voor “hennen” of iets.
[verdachte 2] : Ja
[verdachte 1] : Of hij nog zijdehoenders heeft. Dat zou ik doen. Anders is het maar een beetje raar toch.
[verdachte 2] : Ja.
[verdachte 1] : Dus, zo doende.
[verdachte 2] : Ooh nee. En wat mogen die dingen dan kosten?
[verdachte 1] : Ja rond de, rond de 7 euro.
[verdachte 2] : Oke. En dat zijn?
[verdachte 1] : Zijdehoenders.
[verdachte 2] : Zijdehoenders
[verdachte 1] : Zijdehoenders
[verdachte 2] : Oke, nee dan bel ik effe op.
[verdachte 1] : Ja, dan moet je zeggen; Jaaa ik had het telefoonnummer van uuhh, van een mens gekregen en die zei dat hij daar weleens zijdehoenders haalt. Ik was daar naar op zoek, daarom.
[verdachte 2] : Ja, nee dat is goed, dan bel ik even terug.
[verdachte 1] : Ja.
[verdachte 2] : Ja dat is goed. [6]
Op 19 november 2016 te 19.44 uur belt verdachte naar [verdachte 2] om te vragen “of hij het al gedaan had.” [verdachte 2] zegt hierop “dat hij dat nu gaat doen.” [7]
Uit een getapt telefoongesprek d.d. 19 november 2016 te 19.47 uur tussen [verdachte 2] en verdachte is gebleken dat het navolgende letterlijk is gezegd:
[verdachte 2] : Nee, ze zitten allemaal nog in Duitsland.
[verdachte 1] : Ja dat zei ik toch. Dat was ik helemaal vergeten te zeggen. Dat klopt. Dat is doorgezet. Dat klopt.
[verdachte 2] : Ja.
[verdachte 1] : Ja sorry, dat was ik vergeten.
[verdachte 2] : Geeft niks. Dat maakt niet uit. Ik zei: ik bel voor een paar dieren die op Marktplaats stonden.
[verdachte 1] : Had je gekeken op Marktplaats.
[verdachte 2] : Ja.
[verdachte 1] : Dat is wel slim.
[verdachte 2] : Ja.
[verdachte 1] : Bel maar niet meer want hij zal zo wel thuis komen en dan stuur maar een appje voor de MP3 speler.
[verdachte 2] : Ja is goed.
[verdachte 1] : Yooh. Dan heb je nou toch meteen een bevestiging.
[verdachte 2] : Ja. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad is gebeld door [verdachte 2] met de vraag of de telefoon van [naam 13] en [naam 3] doorgeschakeld stond. [9]
Verdachte heeft aangegeven dat in voornoemde tapgesprekken in bedekte termen wordt gesproken over een wiethandeltje tussen [naaam] en [verdachte 2] en dat hij niet wist dat [verdachte 2] in de woning van [naam 11] in wilde breken.
De rechtbank stelt vast dat het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt voor de verklaring van verdachte ten aanzien van de inhoud van de tapgesprekken. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dan ook volstrekt ongeloofwaardig en zal deze niet betrekken in de beoordeling van het bewijs.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
2.
[verdachte 2] omstreeks 20 november 2016 te Neerkant, gemeente Deurne, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] , alwaar [verdachte 2] zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbenden bevond, heeft weggenomen een kistje met 1000 à 1500 euro, toebehorende aan [naam 9] , waarbij die [verdachte 2] zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak te weten door het openbreken van een deur van voornoemde woning, tot het plegen van welk misdrijf verdachte, in de periode van 1 november 2016 tot en met 20 november 2016 in Nederland opzettelijk inlichtingen heeft verschaft door het verstrekken van informatie omtrent:
- voornoemd adres en - de bewoners van voornoemd adres en - de aanwezigheid van (mogelijke) goederen en/of geld van zijn gading en
- het geven van instructies en adviezen ter verhulling van de reden van het bellen van [naam 11] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van het openbaar ministerie.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2:
-een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van het openbaar ministerie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht om - indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt- een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis niet te boven gaat.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een woninginbraak.
De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken.
De rechtbank neemt het verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij - terwijl hij wetenschap had van het feit dat medeverdachte [verdachte 2] in 2014 was betrokken bij een woningoverval met dodelijke afloop - die [verdachte 2] toch een tip geeft met het doel om hem tot een woninginbraak te bewegen.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door het openbaar ministerie gevorderde straf, nu de rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan waarop het openbaar ministerie haar eis heeft gebaseerd.
De rechtbank is van oordeel dat de straf die zij zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf (voor een gedeelte) voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De vordering van de benadeelde partij [partij 1] .
Het standpunt van het openbaar ministerie.
Het openbaar ministerie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij geheel hoofdelijk toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

De vordering van de benadeelde partij [partij] .

Het standpunt van het openbaar ministerie.
Het openbaar ministerie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij geheel hoofdelijk toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 48, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. feit 2: medeplichtigheid aan diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 2: Gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 73 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
T.a.v. feit 2: Taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [partij 1] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [partij] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 2 februari 2017 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. H.M. Hettinga, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 1 november 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche; Team Grootschalige Opsporing, onderzoek 22TGO14005 “Klimtouw”, aantal pagina’s: 3579. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Foto van beschadigde buitendeur als bijlage bij verklaring van [naam 9] d.d. 25 januari 2017, proces-verbaal pag. 3451.
3.Verklaring van [naam 10] (aangeefster namens [naam 9] ) d.d. 20 november 2016, proces-verbaal pag. 3446.
4.Verklaring van [naam 9] d.d. 25 januari 2017, proces-verbaal pag. 3449.
5.Verklaring van [verdachte 2] , afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 september 2017.
6.Uitgewerkt tapgesprek tussen beller [verdachte 2] en gebelde [verdachte 1] d.d. 19 november 2016, proces-verbaal pag. 3479-3480.
7.Samenvatting van een tapgesprek tussen beller [verdachte 1] en gebelde [verdachte 2] d.d. 19 november 2016, proces-verbaal pag. 3481.
8.Uitgewerkt tapgesprek tussen beller [verdachte 2] en gebelde [verdachte 1] d.d. 19 november 2016, proces-verbaal pag. 3482.
9.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 september 2017.