Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
zij op of omstreeks 20 juli 2016 te Tilburg als degene die een inrichting, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, gevestigd [adres2] dreef, waarin zich een voorval, als bedoeld in artikel 17.1 van voornoemde wet voordeed of had voorgedaan, te weten een lekkage van/bij de thermische drukhydrolyse van de energiefabriek al dan niet opzettelijk, dat voorval niet zo spoedig mogelijk aan het bestuursorgaan dat bevoegd was een omgevingsvergunning voor een inrichting te verlenen, heeft gemeld;
4. zij op of omstreeks 29 november 2016 te Tilburg als degene die een inrichting, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, gevestigd [adres2] , dreef, waarin zich een voorval, als bedoeld in artikel 17.1 van voornoemde wet voordeed of had voorgedaan, te weten een storing aan de gasfakkel al dan niet opzettelijk, dat voorval niet zo spoedig mogelijk aan het bestuursorgaan dat bevoegd was een omgevingsvergunning voor een inrichting te verlenen, heeft gemeld.
De formele voorvragen.
- de verklaring van [persoon] , de schriftelijk gemachtigde van verdachte, ter terechtzitting van 17 oktober 2017 afgelegd;
- het relaas van [verbalisant] , pag. 3 t/m 6 van het procesdossier en de daarbij gevoegde bijlagen 4 en 6;
- de brief van [verdachte] van 20 juni 2017.
De bewezenverklaring.
op 20 juli 2016 te Tilburg als degene die een inrichting, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, gevestigd [adres2] dreef, waarin zich een voorval, als bedoeld in artikel 17.1 van voornoemde wet had voorgedaan, te weten een lekkage van/bij de thermische drukhydrolyse van de energiefabriek opzettelijk, dat voorval niet zo spoedig mogelijk aan het bestuursorgaan dat bevoegd was een omgevingsvergunning voor een inrichting te verlenen, heeft gemeld;
2. op 29 november 2016 te Tilburg als degene die een inrichting, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, gevestigd [adres2] , dreef, waarin zich een voorval, als bedoeld in artikel 17.1 van voornoemde wet had voorgedaan, te weten een storing aan de gasfakkel opzettelijk, dat voorval niet zo spoedig mogelijk aan het bestuursorgaan dat bevoegd was een omgevingsvergunning voor een inrichting te verlenen, heeft gemeld.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
Zij vordert dat verdachte voor die feiten zal worden veroordeeld tot een geldboete van
€ 25.000,--. De vordering maakt onderdeel uit van het op schrift gestelde requisitoir van de officier van justitie.
Algemeen
Strafverzwarende omstandigheden
Strafmatigende omstandigheden.
De strafmodaliteit
Conclusie
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 17.2 eerste lid van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
geldboete van € 20.000,--[twintigduizend euro].
€ 10.000,-- [tienduizend euro] niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.