ECLI:NL:RBOBR:2017:5656

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2017
Publicatiedatum
27 oktober 2017
Zaaknummer
01/865009-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting met toepassing van adolescentenstrafrecht en oplegging van jeugddetentie en werkstraf

Op 30 oktober 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 januari 2017 in Uden een poging tot verkrachting heeft gepleegd. De verdachte, een jongeman met een verstandelijke beperking, werd beschuldigd van het dwingen van een 17-jarig meisje tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer van haar fiets heeft getrokken, haar heeft vastgegrepen en geprobeerd heeft haar te verkrachten. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer en getuigen zorgvuldig gewogen. De verdachte heeft tijdens het politieverhoor en later bij de rechter-commissaris verschillende verklaringen afgelegd, waarbij hij aanvankelijk zijn daden heeft erkend maar later zijn verklaring heeft afgezwakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende bekend was met de betekenis van het woord 'verkrachting' en dat hij het voornemen had om het slachtoffer te verkrachten. De rechtbank heeft het adolescentenstrafrecht toegepast, gezien de jeugdige leeftijd en de verstandelijke beperking van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 221 dagen jeugddetentie, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een werkstraf van 200 uur. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van €459,12 aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865009-17
Datum uitspraak: 30 oktober 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 mei 2017, 7 augustus 2017 en 16 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 april 2017
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 januari 2017 te Uden, in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot
het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
althans tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
-
- die [slachtoffer] voorbij is gefietst en/of - (vervolgens) die [slachtoffer] verderop heeft opgewacht en/of
- (het stuur van) de fiets van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "ik vind jou een lekker ding", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (toen die [slachtoffer] verder wilde fietsen) die [slachtoffer] van haar fiets heeft getrokken en/of ten val heeft gebracht en/of
- op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of liggen en/of zich zodanig heeft gepositioneerd dat aan die [slachtoffer] de vlucht werd belet en/of belemmerd en/of
- de keel en/of de armen van die [slachtoffer] heeft vastgegrepen en/of vastgehouden en/of
- zijn, verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer] heeft geplaatst en/of gehouden (teneinde haar het schreeuwen om hulp te beletten en/of belemmeren) en/of
- heeft getracht de broek van die [slachtoffer] open te maken en/of heeft getracht zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] te duwen, althans zijn hand in de richting van de broek van die [slachtoffer] heeft bewogen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Verdachte is ten laste gelegd dat hij op 28 januari 2017 heeft gepoogd [slachtoffer] te verkrachten, althans heeft gepoogd haar te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de poging tot verkrachting wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair bepleit dat zijn cliënt van het ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. Voor aanvang van het eerste politieverhoor d.d. 28 januari 2017 was geen van de betrokken verhoorders bekend met de verstandelijke beperking van zijn cliënt. Het woord ‘verkrachting’ is aan zijn cliënt door de betrokken verhoorders reeds voorgehouden. Zijn cliënt heeft dit woord niet op eigen initiatief gebruikt. Op de door de officier van justitie ter terechtzitting getoonde videobeelden is duidelijk te zien dat de mannelijke verhoorder een behoorlijke mate van druk op zijn cliënt heeft uitgeoefend door hem op indringende wijze te confronteren met inconsistenties in de door hem afgelegde verklaringen. Gelet op het voorgaande meent de raadsman dat de tijdens het eerste politieverhoor d.d. 28 januari 2017 door zijn cliënt afgelegde verklaring onbetrouwbaar is en derhalve niet voor het bewijs kan worden gebezigd.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Het betrouwbaarheidsverweer ten aanzien van de door verdachte afgelegde verklaring tijdens het eerste politieverhoor.
De rechtbank stelt voorop dat valt aan te nemen dat het ondergaan van een politieverhoor stressvol is, zeker voor een jonge verdachte die dit nooit eerder heeft meegemaakt. De rechtbank is evenwel van oordeel dat verdachte tijdens het eerste politieverhoor niet aan een zodanige mate van druk heeft blootgestaan, dat de door hem afgelegde verklaring niet betrouwbaar is, en wel op grond van het navolgende.
Het eerste politieverhoor is mede afgenomen door een gecertificeerd verhoorder kwetsbare verdachten die specifiek is opgeleid om personen met een verstandelijke beperking en/of psychische stoornis op zorgvuldige wijze te verhoren. Uitgangspunt bij het afnemen van dergelijke verhoren is dat de vraagstelling en toegepaste verhoortechnieken worden aangepast aan de verstandelijke vermogens van verdachte. Daarmee wordt gewaarborgd dat verdachte in staat is zijn verklaring in eigen woorden en in vrijheid af te leggen.
Voorts is verdachte tijdens het verhoor bijgestaan door zijn advocaat, die op één moment na, kennelijk geen aanleiding zag om in te grijpen.
Van het verhoor zijn audiovisuele opnamen gemaakt en er is een woordelijk verslag van het verhoor uitgewerkt. Ter terechtzitting heeft de rechtbank de audiovisuele opnamen van dit verhoor bekeken. Uit het woordelijk verslag van voornoemd verhoor en de audiovisuele opnamen blijkt dat verdachte, nadat verbalisant [verbalisant] onder meer zei: “(…) maar ik wil jouw echte verhaal horen, zullen we dat afspreken?” uit zichzelf is gaan verklaren. Verdachte heeft op dat moment een uitgebreide verklaring afgelegd die in essentie naadloos aansluit bij de verklaring van aangeefster. Verdachte heeft daarbij geheel op eigen initiatief het woord “verkrachting” gebruikt. Verdachte heeft toen ook verklaard dat hij, voordat hij het meisje heeft getackeld, tegen haar heeft gezegd dat hij haar wel leuk vond [2] , hetgeen aansluit bij de verklaring van aangeefster die heeft verklaard dat de jongen tegen haar zei: ‘ik vind jou een lekker ding’. Op 30 januari 2017 heeft verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat hij tegen het meisje ‘lekker ding’ heeft gezegd en op 2 februari 2017 heeft verdachte bij de politie nog eens herhaald dat hij tegen het meisje heeft gezegd: ‘Jij bent een lekker ding’. [3] Verdachte heeft aldus zijn op 28 januari 2017 bekennende verklaring op latere momenten op essentiële onderdelen herhaald. Dat hij zijn verklaring in de loop van de tijd steeds meer heeft afgezwakt en veranderd, maakt dat niet anders.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte, op 28 januari 2017 ten overstaan van de politie afgelegd, voor het bewijs kan worden gebruikt, voor zover hierna is weergegeven.

De bewijsmiddelen.

De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 oktober 2017, onder meer inhoudende –zakelijk weergegeven-:
Op 28 januari 2017 ben ik het meisje voorbij gefietst. Ik heb het stuur van haar fiets vastgepakt. Ik heb haar van haar fiets getrokken. Ik heb inderdaad met mijn hand naar haar keel gegrepen. Ik heb wel iets tegen haar gezegd. Ik heb tegen haar aangeduwd.
Proces-verbaal van bevindingen melding verbalisanten en onderzoek op plaats delict d.d. 28 januari 2017. [4]
Op zaterdag 28 januari 2017 omstreeks 03.33 uur troffen verbalisanten ongeveer 20 meter voor de fietssluis op de [adres] te Uden aangeefster [slachtoffer] , verdachte, getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] aan. Aangeefster gaf aan dat zij zojuist door verdachte was besprongen. Verbalisanten zagen dat op de keel van aangeefster rode plekken zaten.
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] d.d. 29 januari 2017. [5]
Ik ben op vrijdag 27 januari 2017 naar [naam cafe] in Uden geweest. Ik was daar met een vriendin van mij genaamd [vriendin slachtoffer] . Ik zag dat ze de kroeg aan het sluiten waren. Het was toen 03.00 uur. Ik fietste en had een vriendin [vriendin slachtoffer] aan de telefoon. Ik fietste langs [adres2] in Uden ligt. Bij de rotonde zag ik al een jongen. Hij bleef best ver achter mij rijden. Hij fietste achter mij vanaf [naam straat] Ik vertelde ook aan [vriendin slachtoffer] dat er een jongen achter mij bleef fietsen. De jongen bleef achter me fietsen en haalde mij in bij het fietspad [adres3] . Ik fietste verder en toen zag ik een fiets rechts van mij staan. Toen ik verder fietste zag ik die jongen daar rechts staan. Toen ik passeerde pakte die jongen mijn fiets vast. Hij pakte mijn fiets bij de voorzijde aan het stuur vast. Mijn vriendin vroeg toen met wie ik praatte. Ik hoorde dat de jongen zei: “ik vind jou een lekker ding”. Ik wilde verder fietsen. Toen merkte ik dat die jongen mij van de fiets trok. Ik heb geen idee waar de jongen mij vastgepakt heeft, maar ik ben ieder geval gevallen. Hij probeerde mij te stoppen met gillen. Ik schreeuwde. Hij had een hand op mijn mond en een hand op mijn keel. Hij probeerde met een van zijn handen in of bij mijn broek te komen. Hoe dat ging weet ik niet meer precies, maar ik heb steeds zijn hand weggeduwd. Best snel daarna zijn twee jongens aan komen fietsen die ook uit waren geweest. Zij kwam vanuit de richting Uden. De jongen lag op dat moment of zat op dat moment op mij. Dat deed hij om mij tegen de grond aan te houden. Ik schreeuwde nog steeds en die jongens zijn toen snel op mijn geschreeuw af gekomen. Ik kende de jongens niet. De dader die op mij zat of lag is toen opgestaan. Hij fietste toen snel weg richting Uden.
Proces-verbaal informatief gesprek zeden met [slachtoffer] d.d. 28 januari 2017. [6]
De man probeert met een hand in haar broek te komen. Dat lukt hem niet, want ze kan zijn hand weghouden.
Het woordelijk verslag van de verklaring van verdachte d.d. 28 januari 2017. [7]
En ik ben inderdaad achter dat meisje aangefietst. En ik heb haar wel van de fiets afgetrokken. [8] Nou ik heb wel gezegd dat ik haar leuk vond, inderdaad. Eh ze wou doorfietsen. En toen heb ik haar, meer op, ja de grond gelegd, getackeld. Ben ik wel op haar gaan zitten. Eh ze lag op haar rug. En ze was zichzelf aan het verdedigen. [9] Dat meisje was allemaal aan ’t slaan en aan ’t trappen. [10] Ik heb wel de broek aangeraakt. Vraag verbalisant: wat was je doel? (…) Dat weet ik, dat is inderdaad niet ’t doel, maar m’n gedachten zei van eh wil je eh laat, ja. Pff. Ehm zou ik haar, zou ik daar. Heb ik nou zin om haar te verkrachten? Dat was wel ’t doel, wat ik dacht in mijn hoofd (…).. Dus ik werd aan twee kanten werd ik tegengehouden. Ja, de ene kant wou ‘t, de andere kant niet. Toen ben ik achter haar aangefietst (…). [11] Eh ik zag dat meisje fietsen en ik ben wel een beetje eh ja, seksistisch ben ik wel ingesteld, ik eh bijvoorbeeld, trek me wel heel vaak thuis af of zo (…). Ik doe wel filmpjes eh op Google en zo en waar ik wel geil van wordt.
Nou ja, die dingen die kijk ik (…). Ja, met verkrachting heb ik nooit, nooit over nagedacht, nooit. En op dat moment, ik zag dat meisje fietsen, zal ik eens een keer iets nieuws proberen? Dat was ‘t, dat was ’t geen wat ik in mijn hoofd terecht eh komt, zal ik eens iets nieuws proberen? Ben ik achter dat meisje aangefietst dan. ’t Gevoel werd steeds groter dat eh dat ’t fout was, maar ook steeds spannender dat ik steeds dichterbij ’t doel kwam wat mijn gedachte heeft, ja, wat mijn gedachte is. Mijn vriendin en ik praten (…) soms hebben we wel heel weinig seks (…). Heeft die d’r in ieder geval niks met verkrachting te maken in ieder geval eh die ik wou verrichten. [12]
Proces-verbaal verhoor verdachte bij behandeling van de vordering tot inbewaringstelling d.d. 30 januari 2017. [13]
Het klopt dat ik het meisje van de fiets heb getrokken en dat ik op haar ben gaan zitten. Nu u mij dit zo voorhoudt, zeg ik u dat ik het volgende bedoel: ik zat met één knie op de grond en met mijn andere knie zat ik gehurkt tegen haar aan. Ik ben niet met het meisje mee gerend, maar ik wel ‘lekker ding’ tegen haar gezegd. Ik heb het meisje los gelaten op het moment dat de jongens er aan kwamen. Ik ben uit angst weg gefietst, ik heb mijn jas achter gelaten en ik ben daarna terug gekomen.
Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 2 februari 2017 [14]
Ik trok haar van de fiets. Ik heb gezegd ‘jij bent een lekker ding’.
Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 9 februari 2017 [15]
Dat wazige beeld is dat ik mijn hand op haar keel heb gedaan.
Proces-verbaal verhoor getuige [vriendin slachtoffer] d.d. 30 januari 2017. [16]
[slachtoffer] sprak met mij af als ze bij het bos was dat mij zou bellen. We hadden het aan de telefoon over het idee dat ze achtervolgd werd door een jongen. De jongen die achter haar fietste, fietste namelijk in het dorp al achter haar. Op een gegeven moment zei ze dat de jongen haar inhaalde. Ik hoorde dat [slachtoffer] daardoor opgelucht was en ze zei ook letterlijk: “Ik ben veilig”. [slachtoffer] was tegen iemand aan het praten. Ik hoorde een echte mannenstem kreunen. Hij was een beetje aan het mompelen zeg maar. Toen hoorde ik haar een zin beginnen: “ik ga maar weer eens”. Ik hoorde dat [slachtoffer] toen viel en ik hoorde [slachtoffer] schreeuwen. Ik hoorde dat [slachtoffer] met bange en boze stem vroeg: “wat moet je?”. Toen begon ze te schreeuwen: “help [vriendin slachtoffer] , ga weg”. Ik hoorde haar ook steeds: ‘nee’ schreeuwen.
Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 28 januari 2017. [17]
Wij kwamen aanfietsen en ik zag dat er twee fietsen op de weg stonden. Ik zag dat er een meisje op haar rug op de weg lag. Ik zag dat er een jongeman over haar heen gebogen zat. Ik zag dat hij met zijn knieën ter hoogte van het middel zat, ongeveer bij haar heupen. Ik zag dat hij met zijn handen op haar bovenlichaam aan het duwen was. Ik zag dat hij haar tegen de grond aandrukte. Ik zag dat het meisje zich hevig verzette. Ik zag dat de jongen hard wegfietste.
Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 28 januari 2017. [18]
Op het moment dat wij over de [adres] fietsten, hoorde ik ter hoogte van de aldaar zogenoemde ‘sluis’ een vrouwelijk gegil. Toen ik dichter bij het geluid kwam zag ik een dame die onder op de jongen lag. Op het moment dat ik beide personen op de grond zag liggen en ik het gegil hoorde, riep ik tegelijkertijd: “wat is er aan de hand?! Wat is er?!”. Op dat moment naderde ik beide personen en stond ik nagenoeg naast hen. Hierop volgend zag ik dat beide personen opstonden en ik zag dat de jongen zijn fiets pakte en wegfietste.

Nadere bewijsoverwegingen.

Ter terechtzitting heeft verdachte aangevoerd dat hem de betekenis van het woord ‘verkrachten’ niet bekend was ten tijde van het verhoor op 28 januari 2017. De rechtbank volgt verdachte hierin niet. De rechtbank constateert op basis van het woordelijk verslag van het eerste politieverhoor en het verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris, zoals hierboven weergegeven, dat verdachte spontaan in eigen woorden heeft verklaard over de seksuele lading van zijn gedragingen. Tijdens het eerste politieverhoor heeft verdachte op eigen initiatief het woord verkrachting gebruikt. In deze context begint hij spontaan te verklaren over onder meer dat hij ‘seksistisch’ ingesteld is, dat hij zich thuis wel heel vaak aftrekt, dat hij filmpjes op internet bekijkt waar hij opgewonden van raakt en dat de omstandigheid dat hij en zijn vriendin soms heel weinig seks hebben in ieder geval niks met de verkrachting heeft te maken die hij wou verrichten. Verdachte legt dus zelf diverse malen de link tussen verkrachten en seks. Voorts heeft verdachte toen verklaard dat hij bewust heeft gespeeld met de gedachte om aangeefster te verkrachten. Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte voldoende bekend was met de betekenis van het woord ‘verkrachten’ in het algemene spraakgebruik.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte geen voornemen had tot het plegen van een verkrachting. De verdachte kende de betekenis van het woord ‘verkrachting’ voor aanvang van het eerste politieverhoor niet. Het woord ‘verkrachting’ is hem later door verbalisanten voorgehouden. Voorts betoogt de raadsman dat uit de omstandigheid dat verdachte even later is teruggekomen naar de plek waar de gebeurtenis heeft plaatsgevonden en dat hij op dat moment onder invloed verkeerde van alcohol, volgt dat de tenlastegelegde gedragingen het gevolg zijn van een opwelling. Zij duiden in elk geval niet op enige vorm van planning of voornemen en al helemaal niet op een besef hoe het gebeurde zou worden opgevat. De rechtbank volgt dit verweer niet. De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen van verdachte omtrent de seksuele lading van zijn gedragingen in combinatie met zijn gedragingen, zoals hiervoor weergegeven, kan worden afgeleid dat verdachte het voornemen had tot verkrachting en dat voornoemde gedragingen naar uiterlijke verschijningsvorm waren gericht op de voltooiing van verkrachting. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot verkrachting.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 28 januari te Uden, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- die [slachtoffer] voorbij is gefietst en,
- vervolgens die [slachtoffer] verderop heeft opgewacht en,
- het stuur van de fiets van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en,
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “Ik vind jou een lekker ding” en,
- toen die [slachtoffer] verder wilde fietsen die [slachtoffer] van haar fiets heeft getrokken en ten val heeft gebracht en,
- op die [slachtoffer] is gaan zitten en,
- de keel en de armen van die [slachtoffer] heeft vastgegrepen en/of vastgehouden en,
- zijn, verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer] heeft geplaatst en/of gehouden teneinde haar het schreeuwen om hulp te beletten en,
- heeft getracht zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] te duwen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Toepassing van het adolescentenstrafrecht. Jeugddetentie voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport d.d. 1 mei 2017. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat bij een bewezenverklaring aan verdachte onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarde een behandelverplichting dienen te worden opgelegd. De verdediging betoogt dat de mogelijkheden tot sanctionering op zichzelf niet beslissend kunnen zijn voor de vraag of toepassing van het adolescentenstrafrecht wenselijk is. De verdediging bepleit vanwege de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte toepassing van het adolescentenstrafrecht.
Het oordeel van de rechtbank.

Toepassing van het adolescentenstrafrecht

De rechtbank is met de verdediging en de officier van justitie van oordeel dat bij de strafoplegging moet worden uitgegaan van het adolescentenstrafrecht. Daartoe vindt de rechtbank steun in de uitgebrachte rapportages betreffende de persoonlijkheid van verdachte, te weten het psychiatrisch onderzoek door [namen psychiaters] d.d. 25 april 2017, met de aanvulling daarop d.d. 6 oktober 2017, en het psychologisch onderzoek door [naam psycholoog] d.d. 24 april 2017, met de aanvulling d.d. 7 oktober 2016. Uit deze rapportages blijkt dat verdachte een matige verstandelijke beperking en achterstanden in zijn persoonlijkheidsontwikkeling heeft. Tevens constateert [naam psycholoog] dat de handelingsvaardigheden van verdachte beperkt zijn, in die zin dat deze niet zijn op het niveau dat op grond van zijn kalenderleeftijd kan worden verwacht. Hij functioneert op een verstandelijk beperkt niveau. Niet alleen cognitief zijn er achterstanden, ook in sociaal-emotioneel opzicht zijn er achterstanden. De rechtbank is van oordeel dat de voornoemde omstandigheden omtrent de kwetsbaarheid van verdachte toepassing van het adolescentenstrafrecht rechtvaardigen.

Strafoplegging

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten nadele van verdachte
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting van een destijds 17-jarig meisje. Aangeefster was na een avond uit op weg naar huis en werd nietsvermoedend door verdachte van de fiets getrokken. Vervolgens is verdachte op haar gaan zitten, heeft haar bovenlichaam naar de grond gedrukt en zijn hand op haar mond geplaatst en/of gehouden en haar keel vastgegrepen. Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar lichamelijke integriteit aangetast. Het geweld moet een grote indruk op haar hebben gemaakt. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij blijkt dat benadeelde het de eerste paar weken moeilijk vond haar normale leven weer op te pakken. Ze vond het vooral spannend om alleen te zijn, te gaan fietsen en om te gaan slapen. Ook uitgaan was voor haar de eerste paar weken/ maanden stressvol en dan voornamelijk als ze op de fiets was. De rechtbank begrijpt dat op 25 april 2017 een gesprek heeft plaatsgevonden met de verdachte waarbij ‘Perspectief’ bemiddeld heeft. Aangeefster verklaart dat zij zich na dit gesprek stukken beter voelt en merkt dat de meeste angstgevoelens weggetrokken zijn. Een en ander doet evenwel niet af aan de gevoelens van angst, onrust en onveiligheid die het feit voor aangeefster, maar ook voor de maatschappij in bredere zin teweeg heeft gebracht. Hiervan dient verdachte zich rekenschap te geven. De rechtbank neemt het verdachte bovendien kwalijk dat hij, na zijn aanvankelijke bekentenis, is gaan draaien en ontkennen en aldus geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor hetgeen is gebeurd.
Ten voordele van verdachte
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met de twee hiervoor genoemde rapporten van de psychiater en de psycholoog omtrent de geestvermogens van verdachte.
De psychiater en de psycholoog concluderen dat het door verdachte gepleegde strafbare feit hem in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank neemt deze conclusie over. Voorts houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met zijn jeugdige leeftijd.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde, veelal lagere oriëntatiepunten voor het jeugdstrafrecht. Deze oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Bij het bepalen van de straf wordt veel belang gehecht aan wat de straf betekent voor de persoonlijke ontwikkeling van de adolescent. Er wordt veel meer dan bij het strafrecht voor volwassenen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf van een jeugddetentie.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit in beginsel een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie, zoals geëist door de officier van justitie, rechtvaardigt. De rechtbank zal deze onvoorwaardelijke jeugddetentie evenwel beperken tot de tijd dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten, te weten 41 dagen. De rechtbank heeft bij deze strafoplegging in grote mate rekening gehouden met de kwetsbare persoonlijkheid van verdachte.
De rechtbank zal daarnaast een deel van de jeugddetentie voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, waaronder een ambulante behandeling voor zijn psychische problematiek en daaruit voortkomende alcoholgebruik bij (Forensische) polikliniek De Omslag. De rechtbank is van oordeel dat het maatschappelijk belang bij deze straf meer gediend is dan bij het opleggen van een lange onvoorwaardelijke jeugddetentie.
Daarnaast acht de rechtbank een maximale werkstraf passend en geboden.
De rechtbank zal gelet op het hiervoor overwogene een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering voldoende onderbouwd en vordert derhalve integrale toewijzing van de vordering. Tevens vordert de officier van justitie het gevorderde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de raadsman.
De raadsman bepleit primair afwijzing van de vordering, omdat vrijspraak voor de ten laste gelegde feiten dient te volgen. Subsidiair refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering ter hoogte van € 459,12 in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict (28 januari 2017) tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 36f, 45, 77aa, 77c, 77l, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y,77z, 77gg
242.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot verkrachting verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen en maatregelen.
*
Jeugddetentie voor de duur van 221 dagen met aftrekovereenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht,
waarvan 180 dagen voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich volgens afspraak moet blijven melden bij reclassering Leger des Heils op het volgende adres: [adres Leger des Heils] . Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- wordt verplicht om zich te laten behandelen voor zijn psychische problematiek en daaruit voortkomende alcoholgebruik bij (Forensische) polikliniek De Omslag GGzE - ambulante behandeling, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- wordt verboden om alcohol te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van middelencontrole.
waarbij de Reclassering Nederland, Regio Zuid, [adres reclassering] , [postcode] te ’s-Hertogenbosch (Leger des Heils te Eindhoven), opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

*Werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen jeugddetentie.

De termijn waarbinnen de arbeid moet zijn verricht, bedraagt ten hoogste een jaar.
*
Maatregel van schadevergoeding van EUR 459,12subsidiair 9 dagen jeugddetentie.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat tenbehoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een totale bedrag van EUR 459,12(zegge: vierhonderdnegenenvijftig euro en twaalf cent), bij gebreke vanbetaling en verhaal te vervangen door 9 dagen jeugddetentie. Het totale bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 360,00 immateriële schadevergoeding en een bedrag van EUR99,12 materiële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende jeugddetentieheft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag tevermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 28 januari 2017, tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachtemitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedragvan EUR 459,12 (zegge: vierhonderdnegenenvijftig euro en twaalf cent), teweten EUR 360,00 immateriële schadevergoeding en EUR 99,12 materiëleschadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met dewettelijke rente vanaf de datum van het delict, 28 januari 2017, tot aan de dag der algehelevoldoening.

Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden, welke voorlopige hechtenis op 11 mei 2017 is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. A.E. van der Eijk, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Klaar, griffier,
en is uitgesproken op 30 oktober 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, genummerd PL2100-2017019188, aantal pagina’s: 1 tot en met 216. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Proces-verbaal verbatim verslag verhoor verdachte 28 januari 2017, p. 63.
3.Proces-verbaal verhoor verdachte 2 februari 2017, p. 202.
4.Proces-verbaal van bevindingen melding verbalisanten en onderzoek op plaats delict d.d. 28 januari 2017 op p. 11-13.
5.Proces-verbaal aangifte [naam aangeefster] d.d. 29 januari 2017 op p. 21-28.
6.Het proces-verbaal informatief gesprek zeden d.d. 28 januari 2017, op p. 18-20.
7.Het woordelijk verslag van de verklaring van verdachte d.d. 28 januari 2017, op p. 112-194.
8.p. 171.
9.p. 174.
10.p. 177.
11.p. 181.
12.p. 183.
13.Het proces-verbaal verhoor van verdachte bij behandeling vordering tot inbewaringstelling d.d. 30 januari 2017.
14.Het proces-verbaal verhoor van verdachte d.d. 2 februari 2017, p. 202.
15.Het proces-verbaal verhoor van verdachte d.d. 9 maart 2017, p. 212.
16.Het proces-verbaal verhoor van getuige [naam getuige 1] d.d. 30 januari 2017, op p. 39-44.
17.Het proces-verbaal verhoor getuige [naam getuige 2] d.d. 28 januari 2017, op p. 34-35.
18.Het proces-verbaal verhoor getuige [naam getuige 3] d.d. 28 januari 2017, op p. 36-37.