ECLI:NL:RBOBR:2017:5654

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2017
Publicatiedatum
27 oktober 2017
Zaaknummer
01/039470-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 30 oktober 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 januari 2013 in Veldhoven een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een ervaren vrachtwagenchauffeur, reed met een te hoge snelheid van ongeveer 90 km/u op de A67, terwijl ter plaatse een maximumsnelheid van 70 km/u gold en er sprake was van filevorming. Door zijn roekeloze rijgedrag heeft hij een aanrijding veroorzaakt met een personenauto, waarbij een inzittende, een jong kind, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, waaronder een leverscheur en posttraumatische hydrocefalie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet aan de verkeersregels heeft gehouden en zijn snelheid niet heeft aangepast aan de omstandigheden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, en een geldboete van € 1.000,-, ook subsidiair 20 dagen hechtenis. De geldboete mag in 10 termijnen van € 100,- per maand worden voldaan. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak, die met 1,5 jaar is overschreden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit, dat valt onder artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de leden de zaak hebben behandeld en de griffier het vonnis heeft opgemaakt. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen, waaronder het feit dat hij nooit eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat het feit al geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/039470-13
Datum uitspraak: 30 oktober 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [adres verdachte]
Dit vonnis is, na verwijzing door de kantonrechter ter terechtzitting van 26 februari 2014, op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 juli 2017 en 16 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 december 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 16 oktober 2017 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 januari 2013 te Veldhoven als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, A67 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers heeft hij, verdachte, terwijl er ter plaatse sprake was van filevorming, en/of terwijl ter plaatse, middels matrixborden, een maximumsnelheid van
70 km per uur werd aangegeven, gereden met een snelheid van ongeveer 90 km per uur, althans met een hogere snelheid dan de voor hem, verdachte, maximaal toegestane
snelheid, althans met een gelet op de stituatie en/of omstandigheden ter plaatse, te hoge snelheid, waardoor, althans mede waardoor, een aanrijding en/of botsing is ontstaan tussen dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (trekker met oplegger) en een voor hem, verdachte, rijdende, althans zich bevindende, personenauto, waardoor een ander (genaamd [getuige] , inzittende van die personenauto) zwaar lichamelijk letsel, te weten een leverscheur en/of posttraumatische hydrocefalie, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 januari 2013 te Veldhoven als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de A67, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers heeft hij, terwijl er ter plaatse sprake was van filevorming, en/of terwijl ter plaatse, middels matrixborden, een maximumsnelheid van 70 km per uur werd aangegeven,
gereden met een snelheid van ongeveer 90 km per uur, althans met een hogere snelheid dan de voor hem, verdachte, maximaal toegestane snelheid, althans met een gelet op de stituatie en/of omstandigheden ter plaatse, te hoge snelheid, waardoor, althans mede waardoor, een aanrijding en/of botsing is ontstaan tussen dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (trekker met oplegger) en een voor hem, verdachte, rijdende althans zich bevindende, personenauto
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
Namens verdachte is het verweer gevoerd dat de redelijke termijn dusdanig is overschreden dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank verwerpt dat verweer. Het is vaste rechtspraak dat overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot de niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderingsgevallen (ECLI:NL:HR:2008:BD2578).
De officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.

Indien tegen dit verkort vonnis beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis.
Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

Bewijsoverweging.

Naar het oordeel van de rechtbank staan op grond van de wettige bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte reed op 14 januari 2013 als een ter plaatse bekende en ervaren bestuurder van een vrachtauto met oplegger over de rechterrijbaan van de autosnelweg A67 bij Veldhoven, komende uit de richting Eindhoven en gaande in de richting van Antwerpen. Het verkeer werd van de linkerrijbaan naar de rechterrijbaan geleid wegens wegwerkzaamheden en de maximumsnelheid was om die reden ter plaatse gereduceerd tot 70 km/u. Beide omstandigheden werden door middel van matrixborden aangeduid. De verdachte heeft blijkens zijn verklaring ter terechtzitting deze snelheidsbeperking niet opgemerkt en reed op dat moment volgens de tachograafgegevens 90 km/u. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij pas laat zag dat het verkeer stilstond en toen is gaan remmen. Verdachte is uiteindelijk tegen de Renault Espace van getuige [getuige] aangereden. [getuige] heeft verklaard dat er een lange file was, dat hij opeens lichten van een vrachtwagen in de achteruitkijkspiegel zag en dat hij zag dat de vrachtwagen niet meer op tijd ging stoppen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het vorenoverwogene kan worden afgeleid dat het rijgedrag van verdachte voorafgaand en ten tijde van het ongeval aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest. Immers, de verdachte is een ervaren vrachtautochauffeur die bekend was met de situatie ter plaatse. Hij heeft, rijdend met een trekker met oplegger met een laadvermogen van 40 ton oplichtende matrixborden en de file niet in acht genomen dan wel te laat opgemerkt, terwijl hij zeker gezien zijn hoge vrachtwagenpositie goed zicht moet hebben gehad op de weg voor hem en er ook geen aanwijzingen zijn dat zijn zicht anderszins in enigerlei opzicht was belemmerd. Doordat hij zijn te hoge snelheid - in aanmerking nemende alle hiervoor genoemde omstandigheden - niet adequaat heeft aangepast, kon hij niet op tijd voor de file tot stilstand komen.
De inzittenden van de Renault Espace betroffen naast getuige [getuige] ook zijn twee zoontjes. Een van de zoontjes, [zoon getuige] , heeft door het verkeersongeval een leverscheur en posttraumatische hydrocefalie opgelopen. In verband met deze hydrocefalie werd bij [zoon getuige] een ventriculoperitoneala shunt in zijn hoofd geplaatst. Deze shunt is reeds meerdere keren moeten worden vervangen. Naar verwachting dient [zoon getuige] deze shunt levenslang te dragen. Er is altijd de mogelijkheid op disfunctie, obstructie of infectie van de shunt.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat dit letsel moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
Primair
op 04 januari 2013 te Veldhoven als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, A67 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers heeft hij, verdachte, terwijl er ter plaatse sprake was van filevorming en terwijl ter plaatse, middels matrixborden, een maximumsnelheid van 70 km per uur werd aangegeven, gereden met een snelheid van ongeveer 90 km per uur, waardoor een aanrijding en/of botsing is ontstaan tussen dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (trekker met oplegger) en een voor hem, verdachte, rijdende, althans zich bevindende, personenauto, waardoor een ander (genaamd [getuige] , inzittende van die personenauto) zwaar lichamelijk letsel, te weten een leverscheur en posttraumatische hydrocefalie werd toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gevorderd de oplegging van een taakstraf voor de duur van 80 uur subsidiair 40 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder zijn draagkracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 14 januari 2013 als bestuurder van een vrachtauto een verkeersongeval veroorzaakt, waardoor een jongetje zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Hoewel het thans goed gaat met het slachtoffer, zal hij naar verwachting de rest van zijn leven moeten leven met een shunt vanwege de door het ongeval veroorzaakte hydrocefalie. Door zijn verwijtbare handelwijze heeft verdachte, die van beroep vrachtwagenchauffeur is, de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte nooit eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank weegt tevens mee dat het feit al geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden en dat verdachte in de tussentijd voor zover bekend niet met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Om die redenen zal de rechtbank thans geen ontzegging van de rijbevoegdheid meer opleggen, ook niet in voorwaardelijke vorm.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn in deze zaak is overschreden.
De redelijke termijn vangt aan vanaf het moment dat vanwege de overheid jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie (hierna het OM) een strafvervolging zal worden ingesteld.
Het OM heeft verdachte op 17 december 2013 gedagvaard voor de kantonrechter. Op dat moment was het voor verdachte in ieder geval duidelijk dat tegen hem ter zake van een verkeersovertreding ex artikel een strafvervolging werd ingesteld en dat het OM er derhalve niet voor koos de zaak met (bijvoorbeeld) een sepot af te doen. Als aanvangstermijn van de redelijke termijn neemt de rechtbank aldus de datum van 17 december 2013.
De zitting bij de kantonrechter vond plaats op 26 februari 2014 waarna de zaak, wegens het gebleken letsel bij [zoon getuige] en – in verband daarmee - de mogelijke overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, naar de meervoudige kamer van de rechtbank is verwezen.
Verdachte is vervolgens opgeroepen voor een zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank op 5 juli 2017, waarna de zaak is aangehouden tot de zitting van 16 oktober 2017, gevolgd door het vonnis van heden. Het tijdsverloop tussen 5 juli en 16 oktober 2017 laat de rechtbank buiten beschouwing, nu de aanhouding wegens onjuiste adresgegevens aan verdachte zelf te wijten is. Tussen 17 december 2013 en 6 juni 2017, inclusief de uitspraaktermijn van 2 weken, zit een tijdsverloop van 3,5 jaar terwijl als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Er is derhalve sprake van een overschrijding met 1,5 jaar.
De rechtbank acht op grond van al het vorenoverwogene een taakstraf van 40 uur subsidiair 20 dagen hechtenis en daarnaast een geldboete ter hoogte van € 1000,- subsidiair 20 dagen hechtenis, te betalen in 10 maandelijkse termijnen van elk € 100,- , passend en geboden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 22c, 22d, 23, 24, 24a, 24c, 91;
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert het misdrijf:
primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht. De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Zij legt op de volgende straffen.

(t.a.v. primair:)* een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.

* een geldboete van EUR 1.000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis.

De geldboete desgewenst te voldoen in 10 termijnen van elk EUR 100,00 per maand.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. M. Senden en mr. P.T. Heblij, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 30 oktober 2017.
Mr. Heblij is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.