ECLI:NL:RBOBR:2017:5601
Rechtbank Oost-Brabant
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek tot medehuurderschap op basis van duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen vader en zoon
In deze zaak hebben vader en zoon, aangeduid als gedaagden, een verzoek ingediend om de zoon als medehuurder van de woning van de vader aan te merken. De vader huurt sinds 1971 de woning van Stichting BrabantWonen, en de zoon woont daar sinds 2010. BrabantWonen heeft het verzoek afgewezen, met als argument dat kinderen geen duurzame gemeenschappelijke huishouding met hun ouders kunnen voeren volgens het huurrecht. De gedaagden hebben echter betoogd dat er wel degelijk sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding, waarbij de zoon zorgt voor zijn zieke vader. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de zorgbehoefte van de vader en de rol van de zoon als mantelzorger. De rechter heeft vastgesteld dat de zoon voldoende bewijs heeft geleverd van de duurzame gemeenschappelijke huishouding en dat geen van de weigeringsgronden van artikel 7:267 lid 3 BW zich voordoet. De vordering van de gedaagden is toegewezen, en de zoon is met terugwerkende kracht als medehuurder aangemerkt. BrabantWonen is veroordeeld in de proceskosten.