In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, hebben eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.S. de Haas, een vordering ingesteld tegen de Gemeente Bergeijk, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.C. Nijenhuis, wegens schade door wateroverlast. De eisers, die in de buurt van de gemeente wonen, stellen dat de ophoging van omringende percelen door de gemeente heeft geleid tot een verhoogd risico op wateroverlast voor hun pand. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen, waaronder die van 24 augustus 2016, vastgesteld dat de gemeente een zorgplicht heeft om ervoor te zorgen dat de percelen van eisers op een vergelijkbaar niveau worden beschermd tegen wateroverlast als de omringende percelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente hierin tekortschiet en dat dit onrechtmatig is jegens eisers.
Tijdens de procedure heeft de rechtbank de verschillende schadeposten beoordeeld die eisers hebben ingediend, waaronder bedrijfsstagnatieschade, kosten voor uitkoop/nieuwbouw, en kosten voor rechtsbijstand. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering tot vergoeding van de meeste schadeposten niet toewijsbaar is, omdat eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor de gestelde schade. De rechtbank heeft wel geoordeeld dat de gemeente aansprakelijk is voor toekomstige schade aan het pand van eisers, die voortvloeit uit het niet voldoen aan de zorgplicht.
De rechtbank heeft uiteindelijk de vordering van eisers gedeeltelijk toegewezen, waarbij de aansprakelijkheid van de gemeente voor toekomstige schade is erkend, maar de overige vorderingen zijn afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 18 oktober 2017 door mr. J.K.B. van Daalen.