ECLI:NL:RBOBR:2017:5461

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2017
Publicatiedatum
17 oktober 2017
Zaaknummer
01/865076-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding, poging tot verkrachting, bedreiging en diefstal van jonge vrouwen in Eindhoven

Op 18 oktober 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder aanranding, poging tot verkrachting, bedreiging en diefstal. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden in Eindhoven op 15 en 18 juni 2016, waarbij de verdachte twee jonge vrouwen heeft aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 juni 2016 een jonge vrouw, aangeduid als [naam 1], heeft aangerand door haar tegen haar wil te betasten en te bedreigen met de dood. De verdachte heeft haar gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen en haar telefoon gestolen. Op 18 juni 2016 heeft de verdachte een andere vrouw, aangeduid als [naam 2], met een scooter van haar fiets gereden en haar vervolgens bedreigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en het gebrek aan medewerking van de verdachte aan psychologisch onderzoek. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865076-16
Datum uitspraak: 18 oktober 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 augustus 2016, 15 november 2016, 8 februari 2017, 12 april 2017, 5 juli 2017, 23 augustus 2017 en 4 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 augustus 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 12 april 2017 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
A.
hij op of omstreeks 15 juni 2016 te Eindhoven
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam 1] ,
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit:
- het (over de kleding) betasten van de vagina van die [naam 1] en/of
- het (over de kleding) betasten van de borsten van die [naam 1]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte:
- ( met kracht) die [naam 1] om haar middel heeft vastgegrepen en/of
- ( vervolgens) onverhoeds de vagina en/of borst(en) van die [naam 1] heeft vastgepakt, althans heeft aangeraakt/betast;
(artikel 246 Wetboek van Strafrecht)
en/of
B.
hij op of omstreeks 15 juni 2016 te Eindhoven
opzettelijk [naam 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft hij verdachte (onder meer) met dat opzet
- die [naam 1] (met kracht) om haar middel vastgegrepen en/of - (vervolgens) die [naam 1] (met kracht) om haar nek/keel vastgepakt en/of naar een auto geduwd en/of
- ( vervolgens) die [naam 1] (met kracht) op de achterbank van een auto geduwd en/of
- het hoofd van die [naam 1] op/in de achterbank van die auto (naar beneden) geduwd en/of (daarbij) die [naam 1] op dreigende toon gezegd: "Hoofd omlaag, benen naar binnen, als je schreeuwt maak ik je dood, ik maak je echt dood" en/of
- de keel van die [naam 1] dichtgeknepen en/of (daarbij) die [naam 1] op dreigende toon gezegd: "Ik maak je dood, ik maak je dood";
(artikel 282 Wetboek van Strafrecht)
en/of
C.
hij op of omstreeks 15 juni 2016 te Eindhoven
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[naam 1] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] ,
heeft hij verdachte (onder meer):
- ( met kracht) die [naam 1] om haar middel vastgegrepen en/of
- ( vervolgens) onverhoeds de vagina en/of borst(en) van die [naam 1] vastgepakt, althans aangeraakt/betast en/of
- ( vervolgens) die [naam 1] (met kracht) om haar nek/keel vastgepakt en/of naar een auto geduwd en/of
- ( vervolgens) die [naam 1] (met kracht) op de achterbank van een auto geduwd en/of
- het hoofd van die [naam 1] op/in de achterbank van die auto (naar beneden) geduwd en/of (daarbij) die [naam 1] op dreigende toon gezegd: "Hoofd omlaag, benen naar binnen, als je schreeuwt maak ik je dood, ik maak je echt dood" en/of
- de keel van die [naam 1] dichtgeknepen en/of (daarbij) die [naam 1] op dreigende toon gezegd: "Ik maak je dood, ik maak je dood",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 242 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
en/of
D.
hij op of omstreeks 15 juni 2016 te Eindhoven
[naam 1] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Hoofd omlaag, benen naar binnen, als je schreeuwt maak ik je dood, ik maak je echt dood" en/of "Ik maak je dood, ik maak je dood" en/of (vervolgens) opzettelijk dreigend een schietbeweging met zijn hand gemaakt in de richting van die [naam 1] en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet je neer, ik schiet je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
en/of
E.
hij op of omstreeks 15 juni 2016 te Eindhoven
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een telefoon (iPhone 6), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan hem, verdachte;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
2.
A.
hij op of omstreeks 18 juni 2016 te Eindhoven
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet
- met een hoge, dan wel aanzienlijke snelheid met een scooter is ingereden op die fietsende [naam 2] , althans met een hoge, dan wel aanzienlijke snelheid met een scooter die [naam 2] van haar fiets heeft gereden en/of
- ( vervolgens) die [naam 2] (met kracht) om haar nek heeft vastgegrepen en/of enkele meters heeft meegesleurd en/of
- ( vervolgens) de keel van die [naam 2] heeft dichtgeknepen en/of
- ( daarbij) die [naam 2] op dreigende toon heeft gezegd: "Hou op, niets zeggen, hou je kop, als je niets zegt, gaat het geen pijn doen, kop houden anders gaat het pijn doen",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287/302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
en/of
B.
hij op of omstreeks 18 juni 2016 te Eindhoven
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[naam 2] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 2] ,
heeft / is hij verdachte (onder meer):
- met een hoge, dan wel aanzienlijke snelheid met een scooter ingereden op die fietsende [naam 2] , althans met een hoge, dan wel aanzienlijke snelheid met een scooter die [naam 2] van haar fiets gereden en/of
- ( vervolgens) die [naam 2] (met kracht) om haar nek vastgegrepen en/of enkele meters meegesleurd en/of
- ( vervolgens) bovenop die [naam 2] gezeten en/of
- ( vervolgens) de keel van die [naam 2] dichtgeknepen en/of
- ( daarbij) die [naam 2] op dreigende toon gezegd: "Hou op, niets zeggen, hou je kop, als je niets zegt, gaat het geen pijn doen, kop houden anders gaat het pijn doen",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 242 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
3.
A.
hij op of omstreeks 18 juni 2016 te Boekel
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet
- die (fietsende) [naam 3] van haar fiets heeft getrapt en/of getrokken en/of
- ( vervolgens) (met kracht) die [naam 3] op de grond heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
en/of
B.
hij op of omstreeks 18 juni 2016 te Boekel
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[naam 3] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 3] ,
heeft hij verdachte (onder meer):
- die (fietsende) [naam 3] van haar fiets getrapt en/of getrokken en/of
- ( vervolgens) (met kracht) die [naam 3] op de grond geduwd en/of
- ( vervolgens) die [naam 3] bij haar schouders op de grond gedrukt (gehouden),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 242 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1] , [2] :
Algemeen:
Ten aanzien van feit 3:
Op 18 juni 2016 vond omstreeks 02:55 uur in Boekel een incident plaats waarbij een vrouw, [naam 3] , door een man met een auto zou zijn aangevallen. De donkergekleurde man was vanachter een boom tevoorschijn gekomen en had de vrouw besprongen. De vrouw had de man tijdens een worsteling in de vinger gebeten. De man was in de richting van Handel weggereden in een donkere Audi sedan, model 2005 [3] .
Op basis van het signalement van de man en de auto alsmede de vermoedelijke verwonding aan de vinger(s) werd door surveillerende teams van de politie in de omgeving uitgezien naar de betrokken persoon. Verdachte werd korte tijd later, rijdend in een donkerkleurige, op zijn naam gestelde Audi staande gehouden. Hij had aan zijn middelste vinger een klein bloedend wondje.
Verdachte is aangehouden en de Audi werd in beslag genomen. [4]
Ten aanzien van feit 1:
In de nacht van 15 juni 2016 is te Eindhoven een jonge vrouw genaamd [naam 1] [5] tussen 23:00 uur en 00:00 uur door een donkergekleurde man bij haar middel vastgepakt. De man legde vervolgens een hand op haar linkerborst en met zijn andere hand kneep en wreef hij in/over haar vagina. Dat was over haar kleding heen. Hij pakte haar nog steviger vast, deed opeens een arm om haar nek en duwde haar naar voren, naar een auto die geparkeerd stond voor de ingang bij de [naam winkel] aan de [adres] te Eindhoven. Hij duwde haar met haar gezicht op de achterbank van de auto en zij lag languit op de bank, aanvankelijk nog met haar benen naar buiten. De man duwde met zijn knie op haar onderrug, kneep haar keel dicht en duwde haar hoofd naar beneden. Hij schreeuwde “ik maak je dood, ik maak je dood” en “hoofd omlaag en benen naar binnen”. [naam 1] deed alles wat de man zei. Toen zij begon te schreeuwen om hulp zei de man “als je nu nog gaat schreeuwen dan maak ik je dood.” Dat herhaalde hij. Hierna werd aangeefster gebeld op haar mobiele telefoon, een Iphone 6. De man zei vervolgens “Jij je zin, ik mijn zin. We kunnen een deal maken”, pakte de telefoon van aangeefster af, stopte deze in zijn binnenzak en ging op de bestuurdersstoel zitten. Nadat aangeefster tegen de man had gezegd dat hij iets heel stoms gedaan had, en dat het nergens op sloeg, heeft hij tegen haar gezegd “ik schiet je neer, ik schiet je neer” terwijl hij met zijn wijsvinger en duim een pistoolbeweging maakte. De auto was een vierdeurs auto, donker van kleur, een wat langer model. Aangeefster is uit de auto weg kunnen komen, en naar een vrouw die aanwezig was op de parkeerplaats gegaan. Deze vrouw [6] hoorde iemand gillen “laat me gaan” en zag een blond meisje een auto uitkruipen. Het meisje riep hysterisch dat zij haar telefoon terug wilde. Het meisje vertelde dat de man tegen haar had gezegd dat hij haar dood zou maken. De vrouw zag ook rode striemen en vingerafdrukken in de hals van het meisje; deze striemen en afdrukken zijn fotografisch vastgelegd. [7]
De man is met de auto vervolgens, dwars door de slagbomen heen, de parkeerplaats opgereden. De auto raakte de slagbomen twee keer. De eerste keer halverwege de voorruit en de tweede keer op het dak ter hoogte van de bovenzijde van de voorruit. [8]
De blauwkleurige auto van verdachte [naam verdachte] [9] [naam verdachte] merk Audi met [kenteken] , is forensisch onderzocht. In deze auto, aan de achterzijde van de rechtervoorstoel, werd een blonde haar aangetroffen, veiliggesteld en bemonsterd [10] . Deze haar bleek naar alle waarschijnlijkheid afkomstig van [naam 1] . [11]
De auto was beschadigd aan de voorruit en het dak. Op het dak werden vreemde lak en (rode en witte) folie aangetroffen [12] .
De rood/wit gestreepte slagbomen bij de [naam winkel] werden eveneens onderzocht. [13] Op de rechterslagboom werd blauwe lak/verf aangetroffen.
Gezien de plaats en wijze van aantreffen van de rode folie op de overgang van de voorruit naar het dak van de auto zou deze afkomstig kunnen zijn van de slagboom op de oprit van de [naam winkel] . [14]
Verdachte leende, naar eigen zeggen, zijn auto nooit uit aan anderen. [15]
Ten aanzien van feit 2:
Op 18 juni 2016 om ongeveer 00:30 uur fietste [naam 2] van Eindhoven naar haar huis in Geldrop. Op de [adres] hoorde zij uit het niets een scooter aankomen. Die scooter reed haar expres en hard van links aan, waardoor zij op de grond viel en daar doorrolde. Ze kwam op enig moment op haar buik terecht. Zij voelde vrijwel direct een hand op haar mond. Zij mocht geen geluid maken, maar ze begon als een gek te gillen en de handen van haar belager van zich af slaan. Hij kneep toen haar luchtpijp dicht. Hij was met twee handen bezig. Hij haalde toen zijn handen van haar keel af omdat hij haar handen met twee handen vast wilde pakken. Ze lag in het zanderige gras. Ze heeft een donker getinte man gezien, met een zwarte helm zonder kin-stuk op. Over het hele lichaam voelde ze pijn en haar keel voelde alsof die helemaal blauw is. [16]
Door een getuige die op datzelfde tijdstip vanuit Eindhoven naar Geldrop reed is gezien dat een bromfietser rond 00:45 uur op agressieve wijze aan kwam rijden, achter een meisje reed en een zwenkbeweging maakte, waarop de getuige vervolgens zowel de fietsster als de bromfietser zag verdwijnen. [17]
Tijdens het sporenonderzoek werden diverse monsters genomen van de aarde in de berm en de slootkant waar de fietsster terecht was gekomen. [18]
Op 19 juni 2016 werden de schoenen van verdachte, die hij, daarnaar gevraagd [19] , nimmer uitleende, in beslag genomen en bemonsterd. [20]
Onder aanname van de hypothesen “H1: het grondspoor op de sporendrager komt van de locatie [adres] en H2: het grondspoor op de sporendrager komt van een willekeurige andere locatie” kan de volgende conclusie worden geformuleerd:
De resultaten van de vergelijking tussen het grondspoor van de linkerschoen en de referentiemonsters van de locatie [adres] zijn veel waarschijnlijker (100-10.000) wanneer hypothese H1 waar is dan wanneer hypothese H2 waar is.
Op de plaats delict werd een viertal kunststof voertuigdelen aangetroffen en veiliggesteld.
Op 18 juni 2016 werd in de woning/schuur van verdachte een beschadigde scooter, merk [merk scooter] aangetroffen alsmede een zwarte helm [21] . Het kenteken van de scooter staat op naam van verdachte; verdachte verklaarde eigenaar te zijn van de scooter. [22] De op de plaats delict aangetroffen onderdelen passen naadloos op de beschadigde delen van de scooter. Duidelijk zichtbaar is dat de delen voorheen één geheel met de scooter hadden gevormd. [23]
Daderschap verdachte
Om te komen tot bewijs is in de eerste plaats nodig vast te stellen dat het verdachte was die betrokken was bij de hiervoor beschreven incidenten.
Hoewel de verdachte op punten betwist dat hij degene was die door [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] als hun belager wordt beschreven, vindt zijn blote ontkenning ruim voldoende weerlegging in de (technische) bewijsmiddelen zoals hierboven genoemd, zeker indien deze bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang worden bezien.
Gelet op de DNA-matches, de door de slachtoffers gegeven signalementen van de dader, de schade aan de auto van verdachte in combinatie met de schade aan de slagbomen bij de [naam winkel] , de schade aan de onder verdachte in beslag genomen scooter, de bemonsterde grondsporen en de verklaringen van verdachte dat hij zijn auto, zijn scooter en zijn schoenen nooit uitleende, is voor de rechtbank komen vast te staan dat verdachte de persoon is over wie de aangevers [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] spreken in hun respectievelijke aangiften.

Vrijspraak.

Ten aanzien van feit 1 onder B:
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte [naam 1] dermate lang tegen haar wil in de auto heeft gehouden dat daardoor sprake is geweest van het wederrechtelijk van de vrijheid beroven en/of beroofd houden van deze persoon in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 onder A voor wat betreft de poging tot doodslag:
Verdachte heeft [naam 2] met een scooter van haar fiets gereden. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet vast is komen staan dat verdachte dit gedaan heeft met het doel om [naam 2] te doden. De kans dat het [naam 2] door het handelen van verdachte het leven zou laten kan, gelet op de situatie ter plaatse, aanmerkelijk worden genoemd. Om tot bewezenverklaring van poging tot doodslag te kunnen komen is echter tevens vereist dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. Bewijs voor dit laatste ontbreekt echter. De rechtbank kan op grond van wat uit de inhoud van het dossier bekend is en hetgeen ter terechtzitting is besproken over de situatie ter plaatse en het handelen van verdachte niet vaststellen dat verdachte zich heeft gerealiseerd of had moeten realiseren dat zijn handelen een aanmerkelijke kans op de dood met zich bracht. Van de voor het aannemen van voorwaardelijk opzet vereiste aanvaarding kan dan geen sprake zijn. . De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de onder 2 A impliciet primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
Bewijs feit 2 onder A voor wat betreft de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank acht wel bewezen de impliciet subsidiair onder 2 A. tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarbij is van belang dat verdachte en [naam 2] ten tijde van de aanrijding, zo volgt uit de foto’s van de plaats delict [24] , reden op een geasfalteerde weg, derhalve een harde ondergrond. Zowel [naam 2] als verdachte bewogen zich ten tijde van de door verdachte bewust veroorzaakte aanrijding met verschillende snelheden. Daarbij valt aan te nemen, nu verdachte het slachtoffer inhaalde, dat de snelheid van de door verdachte bestuurde scooter hoger was dan de door het slachtoffer bestuurde fiets. Voorts is een scooter, zo is algemeen bekend, aanmerkelijk zwaarder dan een fiets. Door onder de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden moedwillig een aanrijding te veroorzaken tussen de door hem bestuurde scooter en de fiets waarop [naam 1] zat, heeft verdachte een onbeheersbare dynamiek tussen beide vervoermiddelen en hun bestuurders in gang gezet, waardoor niet voorzienbaar was of, waar en hoe [naam 2] ten val zou komen. De kans mag aanmerkelijk heten dat het slachtoffer, rijdend op een geasfalteerde weg, ten gevolge van het handelen van verdachte zoals in casu aan de orde ten val zou komen op die geasfalteerde weg (en niet in de berm). Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door zijn handelen met de scooter niet alleen de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat het [naam 2] ten gevolge daarvan (ten minste) zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, maar heeft hij zich van die kans ook bewust moeten zijn. Door desondanks te handelen zoals hij heeft gedaan heeft hij de kans dat [naam 2] aldus zwaar lichamelijk letsel zou oplopen welbewust aanvaard.

Vrijspraak ten aanzien van de feiten 2 onder B en 3 onder B:

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de bewezenverklaring van feit 2 onder B en feit 3 onder B mede kan worden gebaseerd op de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de bewezenverklaring van feit 1 onder A en C. Het in die zin schakelen van bewijsmiddelen acht de officier van justitie in dit geval geoorloofd. De ten laste gelegde feiten moeten niet los van elkaar, maar in onderlinge samenhang worden bezien.
De verdediging heeft zich, kortgezegd, op het standpunt gesteld, dat het schakelen van bewijsmiddelen in dit geval niet mogelijk is. Daartoe heeft de verdediging onder meer gewezen op het feit dat in de aangiften van feit 2 onder B en feit 3 onder B in het geheel niet gesproken wordt over enige seksuele lading bij het handelen van verdachte ten opzichte van de aangeefsters.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van het bewijs voor de onder 2 B en onder 3 B ten laste gelegde feiten voorop dat verdachte tegenover de bij die feiten betrokken slachtoffers, aangeefsters [naam 2] en [naam 3] , niet heeft gezegd dat hij seks wilde met hen of andere woorden heeft gebruikt die concreet in die richting wijzen. Ook uit de verdere handelingen van verdachte ten opzichte van deze twee slachtoffers - zoals deze uit hun verklaringen en uit de andere bewijsmiddelen voor deze feiten blijkt - kan niet worden afgeleid dat hij seksuele bedoelingen had. Zo heeft verdachte, bijvoorbeeld, zich niet geheel of gedeeltelijk ontkleed noch heeft hij zijn slachtoffers geheel of gedeeltelijk ontkleed. En anders dan in het geval van [naam 1] heeft verdachte de aangeefsters [naam 2] en [naam 3] ook niet vastgepakt of betast op een wijze die onmiskenbaar duidt op seksueel getinte drijfveren of bedoelingen. De officier van justitie heeft nog gewezen op het feit dat verdachte volgens de verklaring van [naam 2] tegen haar zou hebben gezegd dat ze stil moest blijven liggen omdat het anders echt pijn ging doen. Deze uitspraak van verdachte acht de rechtbank echter onvoldoende specifiek om aan te nemen dat verdachte gedurende zijn aanval seksuele bedoelingen had. De vraag is vervolgens, zoals door de officier van justitie betoogd, of de onder 1 onder A en C bewezen te verklaren feiten mede de basis kunnen vormen voor het bewijs dat verdachte ook bij de andere twee slachtoffers een seksuele intentie had. De rechtbank is van oordeel dat dat niet het geval is. Daarbij is van belang dat er tussen het eerste feit en het tweede en derde feit geruime tijd, ongeveer drie dagen, is verstreken. De omstandigheid dat niet kan worden uitgesloten dat ook op 18 juni 2016 sprake was van een seksuele intentie bij verdachte laat onverlet dat andere bedoelingen bij verdachte evenmin met de vereiste mate van zekerheid kunnen worden uitgesloten. Het enkele feit dat aan de dader mogelijk een seksueel motief kan worden toegedacht is onvoldoende om aan te nemen dat bij verdachte een dergelijke bedoeling heeft voorgestaan; er moet bewijs zijn dat deze seksuele intentie bij verdachte ook daadwerkelijk voorzat. Ook de omstandigheid dat het gedrag van verdachte – bij gebreke van een meer bevredigende verklaring zijnerzijds - bizar en irrationeel voorkomt leidt er nog niet toe dat aangenomen moet worden dat seksueel gedreven motieven zijn gedrag hebben bepaald. Gelet hierop moet de rechtbank concluderen dat onvoldoende bewijs bestaat voor het bestanddeel dat verdachte het voornemen had om [naam 2] en [naam 3] te verkrachten. Dit betekent dat verdachte van het onder 2 B en het onder 3 B tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3 onder A:
De persoon die tegen de fiets van [naam 3] heeft getrapt heeft dat op zodanige wijze gedaan dat zij op de grond is gevallen. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank echter van oordeel dat niet vast is komen staan dat dit handelen een poging tot doodslag of een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel oplevert. In het dossier ontbreken voldoende gegevens om te kunnen vaststellen dat door dit handelen de voor bewezenverklaring vereiste aanmerkelijke kans op de dood of op zwaar lichamelijk letsel (in de juridische betekenis van dit laatste begrip) is ontstaan. Zo is niet bekend wat de snelheid van de fiets op het desbetreffende moment (ongeveer) is geweest en ontbreken gedetailleerde gegevens over de plaats waar het slachtoffer is neergekomen en over de directe omgeving daarvan (stonden er ter plaatse bijvoorbeeld obstakels waar het slachtoffer tegenaan had kunnen vallen). Onder de hiervoor genoemde omstandigheden kan weliswaar worden aangenomen dat er een aanmerkelijke kans was dat het slachtoffer door de val van de fiets enig letsel zou oplopen of pijn zou ondervinden, maar niet dat er ook een aanmerkelijke kans bestond op zwaar lichamelijk letsel zoals in artikel 89 van het Wetboek van Strafrecht is bedoeld. Nu de officier van justitie er niet voor heeft gekozen om in zoverre subsidiair een ander feit, bijvoorbeeld mishandeling, ten laste te leggen, heeft de rechtbank geen andere keuze dan voor het onder 3 A tenlastegelegde verdachte integraal vrij te spreken.
De rechtbank acht mitsdien niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 onder B, feit 2 onder A impliciet primair, feit 2 onder B, feit 3 onder A en feit 3 onder B is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewijs feit 1 onder A en 1 onder C

De rechtbank acht op grond van de hiervoor reeds genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte de dader is over wie [naam 1] in haar verklaringen spreekt. Ook overigens heeft de rechtbank geen reden om aan de juistheid van de verklaringen van [naam 1] te twijfelen. Daarmee bestaat voldoende bewijs voor het door [naam 1] beschreven betasten van haar borsten en vagina door verdachte. Deze handelingen hebben ieder afzonderlijk maar zeker bijeengenomen onmiskenbaar een seksueel karakter. Direct na het betasten van [naam 1] heeft verdachte haar vastgepakt, naar zijn auto geduwd en op de achterbank van die auto geduwd. Daarbij heeft verdachte [naam 1] ook bedreigd met geweld en haar keel dichtgeknepen. De vraag die onder meer moet worden beantwoord is of bewezen kan worden dat verdachte die handelingen heeft gepleegd omdat hij voornemens was om [naam 1] te verkrachten. De rechtbank beantwoord die vraag bevestigend. Uit de eerdere betasting van de borsten en vagina van [naam 1] blijkt op dat moment onmiskenbaar de seksuele intentie van verdachte. Het dossier biedt geen aanknopingspunten om te oordelen dat na deze betasting een wijziging in de intentie van verdachte is opgetreden. Indien hij het slachtoffer voorts ‘slechts’ (verder) had willen aanranden, valt niet in te zien waarom verdachte dit dan niet ter plaatse heeft gedaan, maar hij het kennelijk nodig vond om het slachtoffer te verplaatsen naar zijn auto en daar op de achterbank te leggen. Het handelen van verdachte duidt daarmee naar zijn uiterlijke verschijningsvorm op de intentie om verdergaande seksuele handelingen dan aanranding met het slachtoffer te plegen. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat verdachte voornemens was om [naam 1] te verkrachten.

Bewijs feit 1 onder D en 1 onder E

Uit de hiervoor aangehaalde aangifte van [naam 1] blijkt dat verdachte [naam 1] in verschillende bewoordingen heeft bedreigd en voorts haar telefoon (Iphone) heeft weggenomen. De getuige die aangeefster direct nadat zij aan haar belager was ontsnapt opving hoorde aangeefster direct in het eerste contact zeggen dat haar aanvaller haar met de dood had bedreigd en haar telefoon had weggenomen. Naar het oordeel van de rechtbank levert deze getuigenverklaring in samenhang met de overige bewijsmiddelen voldoende steun op om de aangifte van [naam 1] ook op dit punt als betrouwbaar aan te merken. Om die reden acht de rechtbank ook de tenlastegelegde bedreiging en diefstal van de telefoon wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
A.
op 15 juni 2016 te Eindhoven door geweld en bedreiging met een andere feitelijkheid [naam 1] , heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit:
- het (over de kleding) betasten van de vagina van die [naam 1] en/of
- het (over de kleding) betasten van de borsten van die [naam 1] en bestaande dat geweld en die bedreiging met die andere feitelijkheid hierin dat verdachte:
- ( met kracht) die [naam 1] om haar middel heeft vastgegrepen en
- ( vervolgens) onverhoeds de vagina en borsten van die [naam 1] heeft aangeraakt/betast
C.
op 15 juni 2016 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [naam 1] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] ,
heeft hij verdachte onder meer:
- met kracht die [naam 1] om haar middel vastgegrepen en
- vervolgens onverhoeds de vagina en borsten van die [naam 1] aangeraakt/betast en
- vervolgens die [naam 1] met kracht om haar nek/keel vastgepakt en naar een auto geduwd en
- vervolgens die [naam 1] met kracht op de achterbank van een auto geduwd en
- het hoofd van die [naam 1] op/in de achterbank van die auto (naar beneden) geduwd en daarbij die [naam 1] op dreigende toon gezegd: "Hoofd omlaag, benen naar binnen, als je schreeuwt maak ik je dood, ik maak je echt dood" en
- de keel van die [naam 1] dichtgeknepen en daarbij die [naam 1] op dreigende toon gezegd: "Ik maak je dood, ik maak je dood",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
D.
op 15 juni 2016 te Eindhoven [naam 1] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Hoofd omlaag, benen naar binnen, als je schreeuwt maak ik je dood, ik maak je echt dood" en "Ik maak je dood, ik maak je dood" en vervolgens opzettelijk dreigend een schietbeweging met zijn hand gemaakt in de richting van die [naam 1] en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet je neer, ik schiet je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en
E.
op 15 juni 2016 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een telefoon (iPhone 6), toebehorende aan [naam 1]
2.
A.
op 18 juni 2016 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - met een scooter is ingereden op die fietsende [naam 2]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Resumerend komt de rechtbank tot bewezenverklaring van aanranding, poging tot verkrachting, bedreiging en diefstal in de zaak van [naam 1] en poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [naam 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van negen (9) jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. In haar eis heeft de officier van justitie ten nadele van verdachte laten meewegen dat verdachte geen enkele medewerking heeft verleend aan onderzoeken betreffende zijn persoon. Hierdoor kan in onvoldoende mate worden vastgesteld of een vrijheidsbenemende maatregel, zoals TBS, geboden is. Daar dient dan tegenover te staan dat het recidiverisico in ieder geval feitelijk wordt beperkt door een aanvullende vrijheidsbeneming.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft bepleit dat, in het geval de rechtbank voor alle feiten tot strafoplegging zou komen, gekeken moet worden naar de mate van samenloop en dat volstaan moet worden met een gevangenisstraf van minder dan zes (6) jaar.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft ’s-avonds laat onverhoeds een jonge vrouw aangerand, gepoogd te verkrachten, haar daarbij bedreigd en voorts haar telefoon gestolen. Een andere jonge vrouw heeft hij diep in de nacht en op een afgelegen plaats met zijn scooter van haar fiets gereden, de berm in gesleurd en de keel dichtgeknepen.
De verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze twee slachtoffers. Slachtoffers van dergelijke misdrijven ondervinden daarvan nog vaak gedurende vele jaren, wellicht zelfs hun hele verdere leven, psychische problemen. De impact die de feiten op de slachtoffers heeft gehad is ook indringend verwoord in de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaringen.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin voorts mee dat verdachte in 2012 onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, ter zake van onder meer bedreiging en vrijheidsberoving. Kennelijk heeft deze eerdere veroordeling verdachte er niet van weerhouden thans opnieuw soortgelijke en andere ernstige strafbare feiten te plegen.
Er is onderzoek gedaan naar de geestvermogens van verdachte. In een rapport van [naam psycholoog] , GZ-psycholoog, [naam psychiater] , psychiater, en [naam forensisch milieu onderzoeker] , forensisch milieu-onderzoeker, van 19 september 2016 valt als conclusie te lezen dat verdachte weliswaar heeft meegewerkt aan het onderzoek, maar dat door de gesloten en sociaal wenselijke opstelling van verdachte weinig zicht is verkregen op de aan- of afwezigheid van psychiatrische problematiek in engere zin en/of persoonlijkheidsproblematiek. Geadviseerd wordt tot een klinische observatie bij het Pieter Baan Centrum. Verdachte is vervolgens voor onderzoek in het Pieter Baan Centrum opgenomen. Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum van 24 april 2017 blijkt dat verdachte consequent heeft geweigerd aan een onderzoek naar zijn geestvermogens mee te werken. De deskundigen zijn, gelet op deze weigering, niet in staat antwoord te geven op de vraag of verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en daarom tevens niet over de vraag naar de aanwezigheid van risico op recidive.
Door het niet meewerken aan voornoemd onderzoek naar de geestvermogens door verdachte heeft de rechtbank geen zicht kunnen krijgen op eventuele achterliggende problematiek en het risico op recidive. De rechtbank is ook niet bekend met andere rapporten of documenten die inzicht geven in de geestvermogens van verdachte. De bewezenverklaarde feiten op zich, alsmede de verklaringen die verdachte heeft afgelegd in het vooronderzoek en ter terechtzitting bieden voorts onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en om meer gefundeerd te kunnen oordelen over de aanwezigheid van het risico op recidive. De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat het niet meewerken aan onderzoek naar de geestvermogens niet mag worden beloond. Het gevolg hiervan kan immers zijn dat de maatschappij niet naar behoren wordt beschermd tegen het risico op recidive. Dat sprake is van enig risico op recidive neemt de rechtbank overigens wel aan, gelet op de voornoemde eerdere onherroepelijke veroordeling en op de aard en ernst van de thans bewezenverklaarde feiten. Dit risico dient bij gebrek aan inzicht in andere mogelijkheden ter beteugeling hiervan, naar het oordeel van de rechtbank daarom feitelijk te worden beperkt door oplegging van een langere, mede tot beveiliging van de maatschappij strekkende gevangenisstraf.
De rechtbank heeft tot slot meegewogen dat de onder 1A, 1C en 1D bewezenverklaarde feiten in eendaadse samenloop zijn begaan.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal wel een aanmerkelijk lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte van een groot deel van de aan hem tenlastegelegde feiten, waaronder enkele van de ernstigste verwijten die aan verdachte worden gemaakt, zal vrijspreken. Voor de wel bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank desalniettemin een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur passend en geboden.

De vorderingen van de benadeelde partijen.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert de algehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de rechtbank, in het geval verdachte vrij wordt gesproken, de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen.
In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzoekt de verdediging de rechtbank kritisch te kijken naar de gevorderde immateriële schadevergoeding, de door benadeelde partij [naam 2] opgegeven inkomensderving, alsmede de vergoeding die reeds door het Schadefonds Geweldsmisdrijven is uitgekeerd in mindering te brengen.

De vordering van de benadeelde partij [naam 1] (feit 1).

Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de bewezenverklaarde feiten, 15 juni 2016, tot de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 1.755,15 (immateriële schade, telefoon, ketting) en vanaf de datum van het indienen van de vordering, 9 februari 2017, tot de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 30,15 (reiskosten) en € 284,76 (inkomstenderving), .
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 15 juni 2017, tot de dag der algehele voldoening wat betreft de volledige schade met uitzondering van de reiskosten en inkomstenderving en vanaf de datum van het indienen van de vordering, 9 februari 2017, tot de dag der algehele voldoening wat betreft de schade ter zake reiskosten en inkomstenderving.
De rechtbank zal, mede gelet op hetgeen doorgaans aan immateriële schadevergoeding in vergelijkbare zaken pleegt te worden toegewezen, de immateriële schadevergoeding op een hoger bedrag stellen dan door het slachtoffer als benadeelde partij is gevorderd, te weten op € 1.750.
Dat verdachte wordt vrijgesproken van een deel van hetgeen hem ten aanzien van de benadeelde partij ten laste is gelegd, doet niet af aan de impact van hetgeen is bewezenverklaard en de daarbij passende immateriële schadevergoeding.

De vordering van de benadeelde partij [naam 2] (feit 2).

Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 18 juni 2016, tot de dag der algehele voldoening wat betreft de immateriële schade alsmede de materiele schadepost overige kosten (€ 251,74) en vanaf de datum van het indienen van de vordering, 6 juni 2017, tot de dag der algehele voldoening wat betreft de materiële schadeposten reiskosten (€ 69,45) en inkomstenderving (€ 111,99).
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 18 juni 2016, tot de dag der algehele voldoening wat betreft de immateriële schade alsmede de materiele schadepost overige kosten (€ 251,74) en vanaf de datum van het indienen van de vordering, 6 juni 2017, tot de dag der algehele voldoening wat betreft de materiële schadeposten reiskosten (€ 69,45) en inkomstenderving (€ 111,99).
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven een al uitgekeerd bedrag pleegt terug te vorderen indien uit andere hoofde schadevergoeding wordt toegekend. De rechtbank zal daarom het door het Schadefonds uitgekeerde bedrag niet in mindering brengen op de vordering van de benadeelde partij..

De vordering van de benadeelde partij [naam 3] (feit 3).

Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van de feiten waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank acht termen aanwezig om de kosten te compenseren. .

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 55, 57, 242, 246, 285, 302 en 310.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 1 onder B, feit 2 onder A voor wat betreft de tenlastegelegde poging tot doodslag, feit 2 onder B en feit 3 onder A en onder B ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor onder feit 1 onder A, C, D en E en feit 2 onder A is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:A. feitelijke aanranding van de eerbaarheid C. poging tot verkrachting D. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
al deze feiten in eendaadse samenloop begaan
alsmede
E. diefstal
T.a.v. feit 2:A. poging tot zware mishandeling verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen:

T.a.v. feit 1 onder A, C, D en E, feit 2 onder A:Gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

T.a.v. feit 1:Maatregel van schadevergoeding van € 2.889,91 subsidiair 38 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] van een bedrag van € 2.889,91 (zegge: tweeduizend achthonderdnegenentachtig euro en eenennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 38 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van
€ 1.750,= aan immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 1.139,91 aan materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 2.575,- (immateriële schade ad € 1.750,-; telefoon € 669,-; ketting € 156,-) en vanaf de datum van het indienen van de vordering tot de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 314,91 (reiskosten € 30,15; inkomstenderving € 284,76)

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 1] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] , van een bedrag van € 2.039,91 (zegge: tweeduizend negenendertig euro en eenennegentig eurocent), te weten € 900,= aan immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 1.139,91 aan materiële schadevergoeding.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 2.052 (immateriële schade ad € 900,-; telefoon € 669,-; ketting € 156,-) en vanaf de datum van het indienen van de vordering tot de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 314,91 (reiskosten € 30,15; inkomstenderving € 284,76)
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

T.a.v. feit 2:Maatregel van schadevergoeding van € 2.183,19 subsidiair 31 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam 2] van een bedrag van € 2.183,19 (zegge: tweeduizend honderddrieëntachtig euro en negentien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 31 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 1.750,= ter zake immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 433,19 ter zake materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 2.001,74 (immateriële schade € 1.750,-; overige kosten € 251,74) en vanaf de datum van het indienen van de vordering tot de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 181,45 (reiskosten € 69,46; inkomstenderving € 111,99) .

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 2] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [naam 2] , van een bedrag van € 2.183,19 (zegge: tweeduizend honderddrieëntachtig euro en negentien eurocent), te weten € 1.750,= immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 433,19 materiële schadevergoeding.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 2.001,74 (immateriële schade € 1.750,-; overige kosten € 251,74) en vanaf de datum van het indienen van de vordering tot de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 181,45 (reiskosten € 69,46; inkomstenderving € 111,99) .
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

T.a.v. feit 3:Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [naam 3] in de vordering.

Compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 18 oktober 2017.
Mr. Van Ginneken is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Waar hierna naar paginanummers (“blz.”) wordt verwezen wordt bedoeld de pagina’s in het proces-verbaal van de Politie eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche Zeden, onderzoek [naam onderzoek 2] OB2R016052, afgesloten d.d. 9 november 2016, aantal doorgenummerde bladzijden: 269.
2.Waar hierna naar paginanummers (“FTO blz.”) wordt verwezen wordt bedoeld de pagina’s in het FTO proces-verbaal van de Politie eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, onderzoek [naam onderzoek 2] OB2R016052, afgesloten d.d. 11 oktober 2016, aantal doorgenummerde bladzijden: 281.
3.Aangifte door [naam 3] d.d. 18 juni 2016, p. 244 - 248
4.Stam proces-verbaal blz. 7 en 8
5.Aangifte door [naam 1] blz. 132-141
6.Verklaring getuige [naam 4] , blz. 166 e.v.
7.Proces-verbaal sporenonderzoek FTO blz. 22
8.Verklaringen aangeefster (blz. 139 ), getuige [naam 4] (blz. 167)
9.Verklaring verdachte ter zitting d.d. 4 oktober 2017
10.Aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, FTO blz. 207-209
11.Rapport NFI, FTO blz. 158
12.Proces-verbaal sporenonderzoek FTO blz. 125-126
13.Proces-verbaal sporenonderzoek FTO blz. 123-124
14.Proces-verbaal sporenonderzoek FTO blz. 126
15.Verklaring verdachte ter zitting d.d. 4 oktober 2017
16.Aangifte door [naam 2] , blz. 194, 196 en 200
17.Verklaring getuige [naam 5] blz. 216-217
18.Sporenonderzoek FTO blz. 37
19.Verklaring ter zitting d.d. 4 oktober 2017
20.Sporenonderzoek FTO blz. 37, 275-277
21.Proces-verbaal binnentreden woning blz. 37 en 42
22.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 4 oktober 2017
23.Proces-verbaal soucheonderzoek FTO blz. 163-176
24.Fotomap FTO blz. 42-46