ECLI:NL:RBOBR:2017:5460

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
17 oktober 2017
Zaaknummer
01/865136-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige stiefdochter

Op 17 oktober 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige stiefdochter. De zaak werd aanhangig gemaakt op basis van een dagvaarding van 21 november 2016. De verdachte, geboren in 1971, heeft meermalen ontuchtige handelingen gepleegd met zijn stiefkind, dat op het moment van de feiten de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van het slachtoffer, geboren in 1996, betrouwbaar is, ondersteund door diverse getuigenverklaringen en deskundigenrapporten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering wegens het faillissement van de verdachte, maar er werd wel een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De rechtbank heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte moet zich houden aan de opgelegde voorwaarden, waaronder een meldplicht en behandelverplichting voor zijn ziekelijke stoornis PDD-NOS.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865136-16
Datum uitspraak: 17 oktober 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te Veldhoven op [geboortedatum 1] 1971,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 december 2016, 14 maart 2017, 11 juli 2017 en 3 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 november 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 11 juli 2017 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij, meermalen, althans eenmaal,
in of omstreeks de periode van 9 november 2009 tot en met 12 juli 2012 te Eindhoven, in elk geval in Nederland,
(telkens) met zijn, verdachtes, stiefkind, zijnde [naam 1] , geboren op
[geboortedatum 2] 1996, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, terwijl voornoemde [naam 1] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,
(telkens) buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] ,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) (onder meer):
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam 1] geduwd/gebracht en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [naam 1] geduwd/gebracht en/of - zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam 1] geduwd/gebracht en/of - zich laten aftrekken door die [naam 1] en/of
- ( in elk geval) zijn geslachtsdeel laten betasten door die [naam 1] en/of
- de vagina, althans de schaamstreek van die [naam 1] betast en/of
- naakt naast die [naam 1] in bed gelegen en/of haar lichaam betast en/of gestreeld en/of
- die [naam 1] ge(tong)zoend;
2. hij, meermalen, althans eenmaal,
in of omstreeks de periode van 13 juli 2012 tot en met 12 juli 2014 te Eindhoven, in elk geval in Nederland,
(telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn, verdachtes, minderjarig stiefkind, zijnde [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1996,
en al dan niet aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd, te weten als stiefvader van die [naam 1] , immers heeft hij, verdachte, (telkens) (onder meer):
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam 1] geduwd/gebracht en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [naam 1] geduwd/gebracht en/of - zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam 1] geduwd/gebracht en/of - zich laten aftrekken door die [naam 1] en/of
- ( in elk geval) zijn geslachtsdeel laten betasten door die [naam 1] en/of
- de vagina, althans de schaamstreek van die [naam 1] betast en/of
- het lichaam van die [naam 1] betast en/of
- die [naam 1] ge(tong)zoend;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [naam 1] . De officier van justitie is van mening dat de verklaring van [naam 1] betrouwbaar is. De deskundige Dr. G. Wolters concludeert in zijn rapport dat de verklaring van [naam 1] in hoge mate betrouwbaar kan worden geacht. Voorts vindt de officier van justitie de verklaring van [naam 1] betrouwbaar omdat zij zichzelf daarin niet spaart, zij gedetailleerd heeft verklaard en haar verklaring in de kern consistent is. Naast haar betrouwbare verklaring is er voldoende steunbewijs in het dossier. Haar verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [naam 2] , de gezinsvoogd, de verklaring van haar moeder, de Whatsapp-berichten tussen [naam 1] en de verdachte, de verklaring van [naam 3] , de toenmalige vriend van [naam 1] , en de Whatsapp-berichten tussen [naam 1] en [naam 3] .
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is van mening dat de feiten niet kunnen worden bewezen en vindt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging.
Verdachte ontkent de tenlastegelegde feiten. De verdenking tegen verdachte komt alleen voort uit de verklaring van aangeefster. Aangeefster heeft verklaard dat het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden in de woning aan de [adres 2] te Eindhoven en in de snackbar aan de [adres 3] te Eindhoven. De tenlastegelegde periode van feit 2 primair, te weten 13 juli 2012 tot en met 1 juni 2015 is te ruim. Op 30 april 2015 is het huis aan de [adres 2] te Eindhoven definitief verkocht. De periode na 30 april 2015 kan derhalve niet worden bewezen, zodat de verdachte voor dat deel dient te worden vrijgesproken.
De verdediging vindt de verklaring van aangeefster niet betrouwbaar.
Zij verklaart dat zij ODD heeft, manisch depressief is, een angststoornis heeft en dat zij een discrepantie heeft in haar IQ en dat zij zich rond haar 12de jaar ging afzonderen en op een gegeven moment suïcidaal werd. Zij beschuldigt meerdere mensen van seksueel misbruik.
Zij is onvoldoende nauwkeurig over de daadwerkelijke vergrijpen waardoor geen enkel vergrijp verifieerbaar is.
Professor Horselenberg concludeert in zijn rapport dat er geen goed onderzoek is gedaan door de politie waardoor de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster niet kan worden beoordeeld. De deskundige Horselenberg is aangesloten bij de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ).
De raadsman is van mening dat de conclusies van het rapport van dr. Horselenberg kunnen worden overgenomen en dat de verklaring van aangeefster niet tot het bewijs kan worden gebezigd.
Mocht de rechtbank dit verweer passeren heeft de raadsman aangevoerd dat de overige verklaringen in het dossier niet afkomstig zijn van mensen die getuige zijn geweest van de tenlastegelegde feiten. De verklaringen zijn de-auditu verklaringen afkomstig uit dezelfde bron, namelijk de aangeefster.
Wat de Whatsapp-berichten betreft die [naam 3] heeft overgelegd, merkt de raadsman op dat die berichten eenvoudig zijn te bewerken. Daar komt bij dat de aangeefster bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij het verhaal dat zij aan [naam 3] heeft verteld heel erg heeft veranderd. Deze gesprekken dienen dan ook van het bewijs te worden uitgesloten.
Naast de verklaring van aangeefster zijn er geen bewijsmiddelen voorhanden. Conform artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs niet worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De aangifte moet voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daaraan wordt niet voldaan zodat vrijspraak dient te volgen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
[naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1996, heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik gepleegd door haar stiefvader [verdachte] . Zij heeft het volgende verklaard:
Het seksueel misbruik vond plaats vanaf haar 13de jaar tot en met haar 18de jaar. Het misbruik gebeurde in Eindhoven bij hun thuis in de [adres 2] te Eindhoven of in de friettent aan de [adres 3] te Eindhoven. Het misbruik ging steeds verder. Het begon met tongzoenen. Daarna gingen zij met de hand over elkaars lichaam wrijven over de intieme zones, in eerste instantie over de kleren heen. De volgende stap was dat [verdachte] bij haar kwam liggen als zij in bed lag. De eerste keren deed zij alsof zij sliep. Hij ging dan bij haar in bed liggen en ging dan over haar buik heen en weer kriebelen. Hij ging steeds verder naar beneden richting haar schaamstreek. Bij haar schaamstreek bleef hij een beetje kriebelen en vervolgens ging hij verder naar beneden en zat hij aan haar clitoris. Dit is wel drie keer gebeurd. Daarna ging hij verder en zat hij met zijn vingers bij of in haar vagina of was hij bezig haar clitoris te stimuleren. Vervolgens is zij hem met haar hand gaan uitdagen door boven zijn broeksband te strelen en met haar hand in zijn broek te gaan. Hij reageerde daarop door zijn broek open te maken en zijn piemel er uit te halen en haar hand om zijn piemel heen te doen. Vanaf dat moment vingerde hij haar en trok zij hem af. Zo is het een tijd verder gegaan.
Het intieme contact begon toen zij 13 jaar was en toen zij 14 of 15 jaar was ging het verder en werd het seks. Toen zij een keer met [verdachte] in de friettent was, vroeg hij haar of zij een keer seks met hem wilde. Zij zei in eerste instantie nee. Hij heeft haar vaak gevraagd en uiteindelijk heeft zij gezegd dat het goed was. Zij moest zich uitkleden en hij ging boven op haar liggen, hangende op zijn armen. Hij zei haar dat zij haar benen open moest doen en toen heeft hij zijn penis in haar vagina gestopt. Hij is klaar gekomen en is van haar af gegaan. Daarna is het nog vijf keer gebeurd waarbij zij instemde.
Ergens zit er een overgang tussen het seksueel contact met haar instemming en onder dwang omdat haar stiefvader vindt dat het moet. Vanaf dat overgangsmoment is alles wat zij vraagt aan [verdachte] mogelijk maar dan moest zij er wel iets op seksueel gebied tegenover stellen. Als zij straf kreeg van [verdachte] dan moest zij om van die straf af te komen iets op seksueel gebied met hem doen. De dingen die zij moest doen bij [verdachte] begonnen met aftrekken. Daarna werd het aftrekken of pijpen. Daarna werd het seks waarbij zij geen intimiteit wilde. Bij de seks stond zij met haar rug naar hem toeen hij ging dan achter haar staan. Hij kwam daarbij bijna altijd in haar klaar. In de friettent gebeurde het in de keuken of in de wc. Als het tijdens openingstijd was dan liet hij vaak zijn broek zakken en de onderkant van zijn shirt hield hij dan vast onder zijn kin. Het was ook zo dat als hij nog nadrupte hij zich schoonpoetste met een stukje toiletpapier. Dat toiletpapier liet hij gewoon overal liggen. Op 9 november 2009 zijn ze in het huis op de [adres 2] gaan wonen en op 30 april 2015 is het huis definitief overgedragen aan de verkoper. Iets daarvoor is het seksueel misbruik gestopt. [2]
Betrouwbaarheid aangifte
In de eerste plaats moet beoordeeld worden of de verklaring van aangeefster betrouwbaar is. Er zijn twee deskundigen die een rapport hebben opgesteld over de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster.
Deskundige dr. G. Wolters concludeert in zijn rapport dat de verklaring van aangeefster in hoge mate betrouwbaar is. Dr. professor R. Horselenberg concludeert in zijn rapport dat hij op basis van het strafdossier de betrouwbaarheid van de verklaring niet kan beoordelen omdat het onderzoek niet goed is uitgevoerd.
De rechtbank constateert met betrekking tot de verklaring van aangeefster het volgende. De aangeefster heeft uitgebreid en gedetailleerd verklaard over hoe de relatie tussen haar en haar stiefvader zich heeft ontwikkeld. Zij heeft daarbij haar eigen rol niet uitgevlakt. Opvallend is dat zij aangeeft dat zij vanaf het prille ontstaan van de relatie dubbele gevoelens heeft gehad over het gebeuren, en dat zij de aandacht in het begin ook zeker waardeerde. Daarbij komt naar voren dat naar mate zij meer onder druk werd gezet, zij zich zakelijker en harder op ging stellen. Zij heeft toen ook grenzen gesteld aan de seksuele handelingen. Zo wilde zij bijvoorbeeld niet dat de seks liggend gebeurde maar alleen staand, waarbij hij achter haar zou gaan staan. Ook wilde zij niet dat de seks in het nieuwe huis in Geldrop plaatsvond, waardoor het misbruik alleen heeft plaatsgevonden in Eindhoven in de woning en in de friettent. Uit haar verklaring blijkt dat zij eigenlijk geen seksuele gemeenschap met haar stiefvader wilde, maar dat het door zijn overwicht toch heeft plaatsgevonden. Op een gegeven moment is zij het seksuele misbruik zelfs gaan gebruiken om dingen gedaan te krijgen.
Tot slot is aangeefster duidelijk over haar motief om aangifte te doen. Ze is er eigenlijk nog niet klaar voor om aangifte te doen, maar heeft het toch heeft gedaan om haar zusje [naam 4] te beschermen tegen haar stiefvader.
De raadsman heeft onder verwijzing naar het ‘Schoenmakersarrest’ als verweer gevoerd dat dr. G. Wolters onvoldoende deskundig is om het waarheidsgehalte van de verklaring van aangeefster te beoordelen. Wolters is niet geregistreerd in het NRGD en maakt geen deel uit van het LEBZ. Wolters is op 24 november 2016 door de rechter-commissaris benoemd tot deskundige in deze zaak. In de beslissing van de rechter-commissaris is de keuze voor deze deskundige als volgt gemotiveerd: “Met inachtneming van het feit dat nog niet alle deskundigen zijn geregistreerd in het register van het NRGD op het deskundigheidsgebied waarvoor het onderzoek wordt gevorderd, en zonder vooruit te lopen op de beslissing van het College gerechtelijk deskundige op een eventueel verzoek uwerzijds tot inschrijving in genoemd register, merkt de rechter-commissaris, gelet op artikel 51k, tweede lid, van het WvSv, u als deskundige aan gezien uw opleiding en ervaring en het feit dat u eerder als vaste gerechtelijke deskundige heeft opgetreden.”. Dit betekent dat de deskundigheid van Wolters door de rechter-commissaris als voldoende is beoordeeld. Door de raadsman zijn geen steekhoudende inhoudelijke argumenten daarover naar voren gebracht. Gelet hierop acht ook de rechtbank Wolters voldoende gekwalificeerd om de aan hem verstrekte opdracht naar behoren uit te voeren. De conclusies van Wolters berusten op voldoende uitgebreid en zorgvuldig onderzoek en zijn overtuigend gemotiveerd aan de hand van een relevant onderzoek en kennisneming van de over de zaak beschikbare informatie. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om dit rapport als ondeugdelijk ter zijde te schuiven.
De constateringen van de rechtbank in samenhang met de conclusie van dr. G. Wolters leiden ertoe dat dat de rechtbank van oordeel is dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is.
Overig bewijs
Naast een betrouwbare aangifte dienen er in het dossier andere bewijsmiddelen te zijn die de aangifte ondersteunen. De rechtbank is van oordeel dat er ondersteunend bewijs is in het dossier voor de verklaring van aangeefster.
Uit de printscreens van een Whatsapp-gesprek d.d. 17 en 18 mei 2016 blijkt dat verdachte bij aangeefster heeft gevraagd naar of het allemaal wel lukte met geld. Aangeefster vraagt vervolgens aan verdachte: “Hoe wil je dat dan doen? 1 x seks voor een bepaald bedrag… of mag dat ook iets anders zijn… want seks wil ik liever niet ivm [naam 5] …”
Verdachte reageert: “Wat anders”
Aangeefster: “Ja trekken ofzo”
Verdachte: “Voor 1x ofzo”
Aangeefster: “Ja maar ik wil dus weten hoe of wat dan” en “Want ik wil liever geen seks dan” en “Want da wil ik echt voor mij en [naam 5] houde snapje”
Verdachte: “Ja maar da andere alleen is ook saai toch”

Verdachte: “voor 30”
Aangeefster: “Voor 30 euro” en “en dan dus wel gewoon echt de daad zelf dan”
Aangeefster: “Voor 30 euro”
Verdachte: “1x”
Aangeefster: “Ja niet trekke dan ofzo maar wel echte seks zegma”
Verdachte: ???
Aangeefster: “Ja da vraag ik”
Verdachte: “Jup”
Aangeefster: “Omdat ik net vroeg of t ook trekke kon zijn ofzo en jij zei dat je dat saai vond”
Verdachte: “Ja niet dan”
Verdachte: “15 voor trekken nu dan”
Verdachte: “kan ook voor slof cigga of emmer” [3]
Aangeefster heeft in haar aangifte tevens verklaard over een aantal opvallende omstandigheden. Zo heeft zij onder meer verklaard dat zij op een gegeven moment samen met verdachte, haar moeder en [naam 2] van Jeugdzorg om tafel heeft gezeten. Het gesprek ging er toen met name over dat [naam 2] het vreemd vond dat zij altijd bij verdachte in bed lag en dat hij bij haar in bed lag en dat hij handtastelijk was naar haar toe. Op een gegeven moment werden verdachte en haar moeder de kamer uit gestuurd en toen heeft [naam 2] haar gevraagd of zij seksueel misbruikt werd door verdachte.
Ook heeft aangeefster verklaard dat zij verdachte onlangs een Whatsapp-bericht had gestuurd waarin ze hem vraagt of ze een afspraak kunnen maken omdat ze weinig geld had. [4]
De moeder van aangeefster, [naam 6] , heeft bij de politie verklaard dat zij verdachte weleens betrapte in bed bij [naam 1] . Ook is haar opgevallen dat als ze onverwacht in de friettent, na sluitingstijd, binnenkwam ze altijd samen op het toilet zaten. Dat ze altijd toevallig tegelijkertijd naar de wc moesten. Als ze dan op het toilet kwam dan zag ze dat ze beiden ieder op een wc zaten met de deur open. Toen de woning in Eindhoven nog niet was verkocht, ging [verdachte] daar de post ophalen en hij wilde persé dat [naam 1] mee ging. Toen de moeder een keer mee ging viel het haar op dat er allemaal proppen keukenrol en wc-papier op de bank lagen die daar stond. Ook viel het de moeder op dat als zij in de ochtend na de nachtdienst thuis kwam de rolluiken altijd dicht waren en zij moest aanbellen voor zij naar binnen kon. Toen zij een keer wel naar binnen kon, zag zij [naam 1] op haar plaats in bed liggen. [5]
Getuige [naam 2] , de gezinsvoogd, heeft verklaard dat [naam 1] al in 2010 aan de GGD-arts M.S. Mutsaerts heeft verteld dat haar stiefvader weleens naakt bij haar bed lag en haar streelde wat [naam 1] niet fijn vond. Die eerste melding van de GGD was op 29 juni 2010. Op 2 mei 2011 kwam er een nieuwe melding. De moeder van [naam 1] had aan een ambulant werkster van Jeugdzorg verteld dat stiefvader nog steeds bij [naam 1] in bed kroop en andersom. In de tijd dat de stiefvader een friettent had in Eindhoven vond getuige het ongepast de manier waarop de stiefvader [naam 1] aanraakte, het kietelen van [naam 1] en het over haar heen hangen in de friettent waarbij [naam 1] niet aangaf dat zij dit niet prettig vond. . [6]
De broer van aangeefster, [naam 7] , heeft verklaard dat toen zij nog in Eindhoven woonden, als zijn zus op de bank lag, verdachte er dan naast ging liggen. Hij en zijn moeder vonden ze dan de volgende ochtend beiden slapend op de bank. Verdachte was dan helemaal naakt. [7]
De vriend van aangeefster, [naam 3] , heeft verklaard dat [naam 1] hem heeft verteld over het misbruik door haar stiefvader [verdachte] . Zij heeft verteld dat zij in de nacht weleens wakker werd en dat haar stiefvader dan bovenop haar lag. Hij eiste dat voor ze mij mocht zien zij eerst iets met hem moest doen. Dat varieerde van pijpen tot penetratie zowel oraal als vaginaal. Het gebeurde bij haar thuis en in de snackbar. Zij vertelde dit via Whatsapp. [8] [9]
Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat door verschillende getuigen op verschillende momenten tijdens de lange periode waar het over gaat waarnemingen zijn gedaan en signalen zijn opgevangen die passen bij de verklaring van aangeefster. Vanuit de hulpverlening is gedurende een zeer lange periode sprake geweest van vermoedens en is daarover ook concreet met het gezin gesproken, reeds in 2013. Haar broer en haar moeder hebben meermalen verdachte omstandigheden waargenomen die ondersteunend zijn voor de aangifte. Verdachte heeft verder in het geheel niet verbaasd gereageerd op het voorstel van aangeefster in mei 2016 tot seks in ruil voor betaling en ging daar op in.
De overtuiging van de rechtbank dat verdachte de dader is van de ontucht met [naam 1] wordt verder versterkt door het beroep van verdachte op zijn zwijgrecht. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf, maar zeker in samenhang bezien, wijzen zodanig sterk in de richting van verdachte dat deze in beginsel vragen om een redelijke verklaring van de zijde van verdachte. Verdachte heeft, ter zitting geconfronteerd met de opmerkelijke punten uit bewijsmiddelen, deze verklaring op geen enkel punt willen geven.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige stiefdochter toen zij de leeftijd van 12 jaar maar nog niet die van 16 jaar had bereikt en ook toen zij al wel de leeftijd van 16 jaar had bereikt maar nog geen 18 jaar was.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
meermalen in de periode van 9 november 2009 tot en met 12 juli 2012 te Eindhoven,
telkens met zijn, verdachtes, stiefkind, zijnde [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1996, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, terwijl voornoemde [naam 1] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en waakzaamheid was toevertrouwd,
telkens buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] ,
immers heeft hij, verdachte, onder meer:
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam 1] geduwd/gebracht en/of
- zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [naam 1] geduwd/gebracht en/of - zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam 1] geduwd/gebracht en/of - zich laten aftrekken door die [naam 1] en/of
- zijn geslachtsdeel laten betasten door die [naam 1] en/of
- de vagina van die [naam 1] betast en/of
- naakt naast die [naam 1] in bed gelegen en haar lichaam betast en gestreeld en/of
- die [naam 1] getongzoend;
2.
meermalen, in de periode van 13 juli 2012 tot en met 12 juli 2014 te Eindhoven,
telkens ontucht heeft gepleegd met zijn, verdachtes, minderjarig stiefkind, [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1996,, immers heeft hij, verdachte, onder meer:
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam 1] geduwd/gebracht en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [naam 1] geduwd/gebracht en/of - zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam 1] geduwd/gebracht en/of - zich laten aftrekken door die [naam 1] en/of
- zijn geslachtsdeel laten betasten door die [naam 1] en/of
- de vagina van die [naam 1] betast en/of
- het lichaam van die [naam 1] betast en/of
- die [naam 1] getongzoend.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert voor de feiten 1 en 2 een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar met als bijzondere voorwaarden meldplicht, behandelverplichting voor de ziekelijke stoornis PDD-NOS bij de Woenselse Poort te Eindhoven, contactverbod met [naam 1] , locatieverbod bij de woning van [naam 1] , een verplichting mee te werken aan afspraken behorende bij het vinden van dagbesteding en aan instanties die praktische ondersteuning bieden en een verplichting inzage te geven in zijn financiële situatie. Voorts vordert de officier van justitie de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en de schorsing van de voorlopige hechtenis bij vonnis op te heffen. Verdachte heeft een nieuwe vriendin met een minderjarig kind en het is onduidelijk of verdachte samenwoont met zijn vriendin.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Indien de rechtbank tot een veroordeling komt verzoekt de raadsman rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De psycholoog heeft geadviseerd om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren vanwege zijn zwakbegaafdheid en PDD-NOS. Verdachte heeft sinds 27 april 2017 een uitkering omdat hij vanwege een hernia geen werk heeft kunnen vinden. Verdachte is failliet verklaard. Er is een curator die de schulden in kaart brengt en er zal een schuldsanering worden opgestart. Inmiddels is er een afbetalingsregeling getroffen. Verdachte heeft een tijdelijke woning.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:
Verdachte heeft zich jarenlang schuldig gemaakt aan ontucht met zijn minderjarige stiefdochter [naam 1] . Toen het misbruik begon had zij de leeftijd van dertien jaar en het misbruik heeft geduurd tot haar achttiende jaar. Het seksueel misbruik is begonnen met tongzoenen maar ging steeds verder: van vingeren, aftrekken, pijpen tot penetratie. Uit alles blijkt dat aangeefster een kwetsbaar kind was. Verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat aangeefster in hem stelde. Dit terwijl hij als haar stiefvader juist de persoon had moeten zijn bij wie zij zich veilig had moeten kunnen blijven voelen. Verdachte heeft de ontucht onder meer gepleegd in de eigen woning van aangeefster. De woning is bij uitstek de plek waar zij veiligheid en bescherming had moeten vinden. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij alleen oog heeft gehad voor zijn eigen behoeftebevrediging en zich in het geheel niet heeft bekommerd om de gevoelens van aangeefster en om de gevolgen die zijn gedrag kan hebben voor haar (seksuele) ontwikkeling.
Verdachte heeft aangeefster door zijn handelen onbeschrijflijk veel leed aangedaan. Hij heeft een grote inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer en haar lichamelijke integriteit aangetast. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort ernstige feiten daar nog lang last van ondervinden. De herinnering eraan kan hen hinderen in hun dagelijks bestaan en bij hun eigen seksuele ontwikkeling.
Dit blijkt ook het door aangeefster ter terechtzitting uitgeoefende spreekrecht. Zij heeft verklaard dat deze zes jaren van haar leven verschrikkelijk en eenzaam zijn geweest. Zij heeft haar school niet afgemaakt en is veel vrienden kwijt geraakt. Zij heeft weinig eigenwaarde en is erg onzeker. Zij heeft last van PTSS, een depressie en een angststoornis. Om het trauma te kunnen verwerken en om te leren ermee om te gaan is zij onder behandeling bij de GGZ. Zij heeft daar wekelijks een afspraak met twee psychologen. Daarnaast volgt zij verschillende therapieën en is zij onder behandeling van een psychiater. Zij heeft medicatie om rustig de dag door te kunnen komen. Zij heeft zichzelf de schuld gegeven van alles wat er gebeurd is maar kan nu inzien dat het anders is en dat haar stiefvader de schuldige is.
Drs. M. van Heteren, psycholoog, heeft een rapport uitgebracht over verdachte. Hij concludeert dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis, te weten PDD-NOS, een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO, in combinatie met een zwakbegaafde verbale intelligentie. Dit was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte wordt vanuit de PDD-NOS in combinatie met de zwakbegaafde intelligentie vrij ernstig belemmerd in het fijnmazige sociale verkeer. Hij heeft een beperkt probleemoplossend vermogen. Hij heeft vanuit zijn stoornis onvoldoende inlevingsvermogen. De psycholoog adviseert om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten vanwege de PDD-NOS. Het recidiverisico is matig hoog. Verdachte heeft geen sociaal netwerk van familie en/of vrienden. Hij zal een sociaal netwerk moeten opbouwen dat hem ondersteunt en hemzelf sociaal vaardiger moet maken. De psycholoog adviseert een psycho-educatie programma voor mensen met een ASS en een sociale vaardigheidstraining. Hoewel verdachte geen geheel zedenprogramma nodig heeft, kan hij nog wel het een en ander leren op het gebied van intimiteit en seksualiteit, zeker in het licht van zijn ASS. Wellicht kan dit programma bij
de forensische polikliniek de Woenselse Poort worden opgevolgd door een COSA-traject.
Als juridisch kader adviseert de psycholoog een voorwaardelijk strafdeel met
reclasseringstoezicht.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog over.
Ook Reclassering Nederland heeft een rapport uitgebracht over verdachte. De reclassering
adviseert een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere
voorwaarden meldplicht, behandelverplichting voor de ziekelijke stoornis PDD-NOS bij de Woenselse Poort te Eindhoven, contactverbod met [naam 1] , locatieverbod bij de woning van [naam 1] , een verplichting mee te werken aan afspraken behorende bij het vinden van dagbesteding en aan instanties die praktische ondersteuning bieden en een verplichting tot inzage in zijn financiële situatie. Het recidiverisico wordt als matig ingeschat. Dit wordt onder andere beïnvloed door onduidelijkheid op diverse praktische gebieden, waaronder huisvesting.
De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met het strafblad van verdachte
waaruit blijkt dat hij op 12 november 2013 is veroordeeld voor een zedenzaak.
Ook houdt de rechtbank op grond van artikel 63 van het Wetboek van
Strafrecht er rekening mee dat verdachte na de onderhavige feiten is veroordeeld.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden en zal verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, met als bijzondere voorwaarden meldplicht, behandelverplichting voor de ziekelijke stoornis PDD-NOS bij de Woenselse Poort te Eindhoven, contactverbod met aangeefster, locatieverbod bij de woning van aangeefster, een verplichting mee te werken aan afspraken behorende bij het vinden van dagbesteding en aan instanties die praktische ondersteuning bieden en een verplichting inzage te geven in zijn financiële situatie.
De officier van justitie vordert de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De rechtbank zal gelet op de beslissing op de voorlopige hechtenis geen dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden uitspreken.

Voorlopige hechtenis

De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis bij vonnis op te heffen.
Met inachtneming van het voorgaande is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat de schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang dient te worden opgeheven. Gezien de aard, ernst en omvang van de bewezenverklaarde feiten en de strafoplegging, zijn de persoonlijke omstandigheden die verdachte bij het voortduren van de schorsing heeft ondergeschikt aan de strafvorderlijke belangen en het belang dat de samenleving heeft bij het hervatten van de voorlopige hechtenis.

De vordering van de benadeelde partij [naam 1] .

De benadeelde partij [naam 1] vordert een bedrag van € 6.465,--, waarvan € 5.500,--voor immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 965,-- aan materiele schadevergoeding.
Het standpunt van de officier van justitie.
De vordering van de benadeelde partij is goed onderbouwd. Verdachte is echter persoonlijk failliet verklaard. De benadeelde partij zal derhalve niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in haar vordering.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard. De vordering van de immateriële schadevergoeding is bovendien onvoldoende gespecificeerd.
Beoordeling.Naar het oordeel van de rechtbank staat artikel 26 van de Faillissementswet aan indiening van een civiele vordering als benadeelde partij bij de strafrechter jegens een gefailleerde in de weg. Een benadeelde partij dient zich dan tot de curator te wenden. In de onderhavige zaak is vastgesteld dat verdachte persoonlijk failliet is verklaard en dat dit faillissement nog niet is opgeheven. De benadeelde partij kan daarom niet in de vordering worden ontvangen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat een faillissement niet in de weg staat aan het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel.
Een schadevergoedingsmaatregel is een zelfstandige strafrechtelijke maatregel die beoogt een door een strafbaar feit benadeelde te versterken in zijn positie tot herstel van de rechtmatige toestand.
De rechtbank ziet aanleiding in deze de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden nu verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten zijn toegebracht en de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente voor wat de immateriële schade betreft vanaf 12 juli 2014 en wat de materiële schade betreft vanaf 6 juli 2017 (datum indiening vordering) tot de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 63, 245, 248, en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

Ten aanzien van feit 1:met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jarenheeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit ofmede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.Ten aanzien van feit 2:ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd.De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen en maatregel.

Ten aanzien van de feiten 1 en 2:Gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden;

Beveelt dat de tijd die veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk gedeelte deze gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot 6 maanden, niet zal

worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op
grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren
de volgende voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- uiterlijk binnen 3 keer 24 uur na zijn invrijheidstelling zal melden bij de reclassering, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, telefoonnummer 088 8041504, en zich daarna gedurende een door die reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen voor zijn ziekelijke stoornis PDD-NOS bij de Woenselse Poort te Eindhoven, of soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam 1] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zich niet zal bevinden op of in de nabijheid van het woonadres van [naam 1] , thans zijnde het adres [adres 4] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan afspraken behorende bij het vinden en behouden van dagbesteding en instanties die praktische ondersteuning bieden;
- gedurende de proeftijd inzage zal geven in zijn financiële situatie en zich houdt aan de afspraken die over zijn financiële situatie worden gemaakt met begeleidende instanties;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio Zuid, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te
's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 1] :
Verklaart de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Maatregel van schadevergoeding van € 6.465,00, subsidiair 67 dagen hechtenis.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, [naam 1] , van een bedrag van € 6.465,00 (zegge: zesduizend vierhonderd en vijfenzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 67 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 5.500,00 aan immateriële schadevergoeding en € 965,00 aan materiële schadevergoeding (post eigen risico zorgverzekering en reiskosten ).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente voor wat de immateriële schade betreft vanaf 12 juli 2014 en wat de materiële schade betreft vanaf 6 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. A.W.A. Kap-Knippels, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.H.C. Persoons, griffier,
en is uitgesproken op 17 oktober 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, afdeling zeden, genummerd 2016116000, aantal pagina’s: 190. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , p. 18, 19, 20,21, 22, 26, 28, 29 van voornoemd einddossier.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 augustus 2016 met bijlagen, p. 111, 112, 114
4.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , p. 22, 23 van voornoemd einddossier.
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 6] , p. 70 en 71 van voornoemd einddossier.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] , p. 79, 80 en 81 van voornoemd einddossier.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 7] , p.74 van voornoemd einddossier.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 3] , p. 95 van voornoemd einddossier.
9.De whatsappberichten gevoegd op p. 35 tot en met 45 van voornoemd einddossier.