ECLI:NL:RBOBR:2017:545

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 februari 2017
Publicatiedatum
6 februari 2017
Zaaknummer
01/860077-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdelicten en verlaten van de plaats van een verkeersongeval met dodelijke afloop

Op 6 februari 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige verkeersdelicten. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval op 7 november 2015, waarbij hij de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist dat er een ander, te weten de bestuurder van een andere auto, was gedood. De verdachte beschikte niet over een geldig rijbewijs en reed in een auto die voorzien was van niet op de auto horende Duitse kentekenplaten. Tevens had hij geen verzekering afgesloten voor het voertuig. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden en een hechtenis van 2 weken. Daarnaast is hem de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van 24 maanden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder in aanraking was gekomen met de politie voor verkeersdelicten. De uitspraak is gedaan na een proces dat begon met een dagvaarding op 4 oktober 2016, en na een onderzoek ter terechtzitting op 23 januari 2017. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01/860077-16
Datum uitspraak: 6 februari 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[voornamen 3] [verdachte 2] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit vonnis is, na verwijzing door de politierechter ter terechtzitting van 14 november 2016, bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 januari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 oktober 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:
1.
als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in [naam dorp 1] gemeente [geboorteplaats] , op/aan de [pleegplaats 2] , op of omstreeks 7 november 2015 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ) is gedood en/of letsel of schade was toegebracht;
2.
op of omstreeks 7 november 2015 te [naam dorp 1] gemeente [geboorteplaats] , als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, met dat motorrijtuig over de weg, de [pleegplaats 2] , heeft gereden, terwijl hij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat op dat motorrijtuig (een) teken(s), te weten een of twee Duitse kentekenpla(a)t(en), was/waren aangebracht dat/die, niet zijnde (een) ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken(s), door kon(den) gaan voor (een) zodanig(e) kenteken(s) dan wel met de kennelijke bedoeling dat/die teken(s) te doen doorgaan voor (een) overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften opgegeven buitenlands(e) kenteken(s) of (een) met toepassing van artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 opgegeven kenteken(s);
3.
op of omstreeks 7 november 2015 te [naam dorp 1] gemeente [geboorteplaats] , als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs, een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs of een internationaal rijbewijs was gevorderd en/of van wie zodanig bewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de [pleegplaats 2] , een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen; (artikel 9 lid 7 Wegenverkeerswet 1994)
4.
op of omstreeks 07 november 2015 te [naam dorp 1] gemeente [geboorteplaats] , als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [pleegplaats 2] , zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht de aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan. [1]

Ten aanzien van feit 1.

a. Het relaas van verbalisanten [namen verbalisanten] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 42-43):
Op 7 november 2015 omstreeks 01:49 uur kregen wij een melding van een frontale aanrijding welke had plaatsgevonden op de [pleegplaats 2] te [naam dorp 2] Ter plaatse aangekomen zagen wij dat er een aanrijding had plaatsgevonden op de [pleegplaats 2] , gelegen tussen de Berkvenseweg en de N284. Wij zagen dat een Renault type Laguna station met de voorzijde in de richting van [geboorteplaats] stond op de rijbaan komende uit de richting van Hapert gaande in de richting van [naam dorp 2] Wij zagen dat een blauwe personenauto op dezelfde rijstrook stond in tegenovergestelde richting. Wij zagen dat beide voertuigen veel schade hadden aan de voorzijde.
Wij zagen dat er in het blauwe voertuig een manspersoon lag op de bestuurdersstoel welke in een onnatuurlijke houding zat. De man gaf geen teken van leven. Kort na ons arriveerde de GG&GD welke al snel tot de conclusie kwam dat de inzittende was overleden. Wij zagen dat de blauwe Citroën voorzien was van het [kenteken 1] . Wij zagen dat de Renault Laguna niet was voorzien van een kentekenplaat aan voor- en achterzijde.
Door collega [naam verbalisant] werd een rijbewijs aangetroffen in de kleding van het slachtoffer gezeten in de blauwe Citroën. De personalia op het rijbewijs kwam overeen met de tenaamgestelde van de blauwe Citroën te weten: [slachtoffer] , [slachtoffer] ., geboren [geboortedatum slachtoffer] -1991 te [geboorteplaats slachtoffer] . [straat] , [adresgegevens slachtoffer] , gemeente Bladel. De foto op het rijbewijs was gelijkend op het slachtoffer in de Citroën.
b. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 7 november 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 38-40):
Op 7 november 2015 omstreeks 02:00 uur reed ik als bestuurder van de Renault Laguna over een N-weg ter hoogte van [naam dorp 2]
Op een gegeven moment zag ik vanuit tegenovergestelde richting een auto naderen. Ik zag dat deze op het midden van de weg reed. Hiermee bedoel ik dat de auto op beide weghelften reed. Het voertuig reed redelijk snel. Hij naderde namelijk erg snel. Ik dacht nog: “hij zal wel aan de kant gaan” en “waarom rijdt hij zo raar?” Voordat ik het wist, kwam hij volledig op mijn weghelft. Dit had ik niet verwacht omdat ik verwachtte dat hij zich wel zou corrigeren. Terwijl ik aan het nadenken was over wat deze persoon deed, kwam de klap al. Er ontstond een botsing. Het voelde alsof het een frontale botsing was. Ik zag wel dat de auto een beetje schuin voor me door reed. Volgens mij is de auto van de tegenligger met de rechter voorzijde tegen de neus van mijn auto gereden.
Ik ben bewust niet gaan kijken want het voelde niet goed. Ik had wel het gevoel dat de bestuurder van het andere voertuig zwaar gewond of dood was.
Ik pakte mijn spullen uit de auto en ben weggelopen. Met mijn spullen bedoel ik autopapieren, geld en nog wat andere spullen. Ik heb ook de kentekenplaten, voor en achter, van de auto gehaald. Ik heb op dat moment mijn naam bij niemand achtergelaten. Ik realiseerde mij dat er een persoon in de auto mogelijk in nood zou zijn.

Ten aanzien van feit 2.

a. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 7 november 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 38-40):
Op 7 november 2015 omstreeks 02:00 uur reed ik als bestuurder van de Renault Laguna over een N-weg ter hoogte van [naam dorp 2] De Laguna had ik kort daarvoor voorzien van Duitse kentekenplaten. Het kenteken weet ik niet uit mijn hoofd. De combinatie ” [lettercombinatie] ” stond er in ieder geval wel op. Deze platen had ik thuis nog liggen.
b. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige Nuyts] van 14 januari 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 91):
Op 6 november 2015 omstreeks 19:30 uur kreeg ik telefoon van een manspersoon om mijn
personenauto Renault Laguna te kopen die ik op kapaza te koop gezet had. Hij wilde de wagen nog dezelfde avond komen kopen. Omstreeks 22 uur stopte er bij mij thuis een golf met Nederlands kenteken met 2 manspersonen in. Ze stapten allebei uit. De chauffeur was een struis type en de andere man was eerder mager en ongeveer 1,85 meter groot. Ik had een blad gemaakt voor de verkoop. De magere man vulde zelf een naam in als koper. Hij zei dat hij daar de naam van zijn moeder zou schrijven. Ze hebben beide hun naam niet gezegd. De magere man ging in het gekochte voertuig zitten. Ik schatte hem tussen de 30 en de 35 jaar.
Mijn nummerplaat [nummer] was al geschrapt sinds 24 september 2015 en ik had toen mijn autoverzekering ook opgezegd van dit voertuig.
c. Het relaas van [verbalisanten] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 36-37):
Op 7 november 2015 te 13:20 uur meldde [verdachte 2] zich zoals afgesproken op het hoofdbureau. Hij werd door ons, verbalisanten, direct aangehouden en ingesloten.
Tijdens het verhoor verklaarde [verdachte 2] dat:
- hij op vrijdag 6 november een auto kocht in België
- hij deze auto, een Renault Laguna, gekocht had via internet
- hij samen met zijn vriend, [betrokkene 1] , de auto ging ophalen
- hij een koopovereenkomst opstelde met de verkoper
- hij op deze koopovereenkomst de gegevens van zijn moeder invulde
- de verkoper de kentekenplaten van het voertuig haalde
- dit namelijk Belgische kentekenplaten waren die op naam stonden van de verkoper
- hij een kentekenplaat van het voertuig van [betrokkene 1] haalde en deze op de Renault
vestigde
- hij toen naar huis reed, in Arendonk te België
- hij toen vanaf Arendonk naar zijn broertje in Casteren wilde rijden
- hij Duitse kentekenplaten op het voertuig bevestigde die hij thuis nog had liggen
- hij onderweg naar zijn broertje betrokken raakte bij een aanrijding.
d. Het proces-verbaal van verhoor van de moeder van verdachte van 7 november 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 25):
Op 7 november 2015 omstreeks 02.00 uur lag ik in bed. Ik was thuis en dit is in de woning [verblijfadres moeder] . Ik hoorde de bel van de voordeur. Vlak hierna hoorde ik mijn zoon [verdachte 1] binnenkomen. Dit is mijn zoon [voornamen 1] [verdachte 2] , geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] [geboortejaar] . Ik hoorde dat [verdachte 1] in paniek was.
Ik hoorde toen dat [verdachte 1] zei dat de auto op mijn naam stond en dat hij een ongeluk had gehad.

Ten aanzien van feit 3.

a. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 7 november 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 38-40):
Op 7 november 2015 omstreeks 02:00 uur reed ik als bestuurder van de Renault Laguna over een N-weg ter hoogte van [naam dorp 2] Ik weet dat ik fouten maakte, waaronder het rijden zonder rijbewijs.
b. Het relaas van verbalisanten [namen agenten] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 36-37):
Op 7 november 2015 te 13:20 uur meldde [verdachte 2] zich zoals afgesproken op het hoofdbureau. Hij werd door ons, verbalisanten, direct aangehouden en ingesloten.
Tijdens het verhoor verklaarde [verdachte 2] dat:
- Hij geen rijbewijs meer had omdat deze ingevorderd was
c. Een uitdraai van RDW-gegevens met betrekking tot het ingevorderde rijbewijs van verdachte (p. 70-73):
NL-RDW
Identiteit: [voornamen 2] . [verdachte 2] ( [voornaam]
Geboren: [geboortedatum verdachte] 1982 te [geboorteplaats]
Nationaliteit(en): Nederlandse
BSN: [nummer 1]
Beginnend bestuurder: Nee
Adres bij afgifte rijbewijs: [verblijfadres moeder] , [verblijfadres moeder]
Voertuigen op naam: Geen (actuele) kentekenregistratie in BKR
RIJBEWIJS
Rijbewijsnummer: [nummer 3]
Buitenlands rijbewijsnummer: [nummer 4]
Land uitgifte: Bondsrepubliek Duitsland
Datum registratie invordering: 29-05-2013
Soort: Strafmaatregel
Autoriteit: Centrale verwerking Openbaar Ministerie (Parket)
Registratie: 24-06-2015
Datum ontvangst: 26-06-2015
Verblijfplaats: Centrale Verwerking Openbaar Ministerie
Parketnummer: 96/118251-15
Invordering periode: vanaf 15-06-2015 t/m 15-06-2015
Invorderende instantie: PL2300
Behandelend verbalisant: 196196
Inhoudingstermijn: 8 MND
Inhouding: vanaf 15-06-2015 t/m 10-02-2016
Soort: Strafmaatregel
Autoriteit: Parket Ovj Limburg (Parket)
Registratie: 25-06-2015
STRAFZAAK
Invordering periode vanaf: 15-06-2015
Invorderende instantie: PL2400
Behandelend verbalisant: LN3343

Ten aanzien van feit 4.

a. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 7 november 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 38-40):
Op 7 november 2015 omstreeks 02:00 uur reed ik als bestuurder van de Renault Laguna over een N-weg ter hoogte van [naam dorp 2] Ik weet dat ik fouten maakte, waaronder het onverzekerd rijden.
b. Gegevens buitenlandse auto (p. 77):
Gegevens nummerplaat of kenteken
Nummerplaat: [nummer]
Status: Geschrapt
Verzekeringsmaatschappij bij inschrijving: [naam verzekeringsmij.]
Datum schrapping: 24-09-2015
Datum eerste inschrijving: 07-10-2011
Afleveringsdatum laatste CIM 07-10-2011

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, mede in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in [naam dorp 1] gemeente [geboorteplaats] , op de [pleegplaats 2] , op 7 november 2015 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval:
-
naar hij wist, een ander, te weten [slachtoffer] , schade was toegebracht;
-
naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, een ander, te weten [slachtoffer] , was gedood of letsel was toegebracht;
2.
op 7 november 2015 te [naam dorp 1] gemeente [geboorteplaats] , als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, met dat motorrijtuig over de weg, de [pleegplaats 2] , heeft gereden, terwijl hij wist dat op dat motorrijtuig tekens, te weten twee Duitse kentekenplaten, waren aangebracht die, niet zijnde een ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken, door konden gaan voor een zodanig kenteken dan wel met de kennelijke bedoeling die tekens te doen doorgaan voor een overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften opgegeven buitenlands kenteken;
3.
op 7 november 2015 te [naam dorp 1] gemeente [geboorteplaats] , als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs was gevorderd en van wie zodanig bewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de [pleegplaats 2] , een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd;
4.
op 7 november 2015 te [naam dorp 1] gemeente [geboorteplaats] , als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [pleegplaats 2] , zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaar

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 60 maanden geëist. Ten aanzien van feit 4 (overtreding) heeft de officier van justitie een hechtenis voor de duur van 2 weken geëist. Tevens is verbeurdverklaring van de Duitse kentekenplaten verzocht. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal ernstige verkeersfeiten, waaronder het verlaten van de plaats van een verkeersongeval waar hij bij was betrokken. Verdachte heeft zich niet bekommerd om het lot van de bestuurder van de andere auto, die bij dit ongeval is overleden. Voorts beschikte verdachte niet over een geldig rijbewijs, was de auto waarin hij reed voorzien van door hemzelf aangebrachte, niet op de auto horende Duitse kenteken-platen en had hij voor de auto niet de wettelijk vereiste aansprakelijkheidsverzekering afgesloten.
Verdachte is blijkens zijn justitiële documentatie eerder in aanraking gekomen met politie en justitie vanwege verkeersdelicten, waaronder het rijden zonder rijbewijs en diverse snelheidsovertredingen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen is geboden om de veiligheid van overige verkeersdeelnemers voor een lange periode te beschermen tegen verdachte. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerp is gebruikt bij het begaan van feit 2 en dit voorwerp ten tijde van het begaan van dit feit aan verdachte toebehoorde.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 18, 57, 62, 63.
Wegenverkeerswet 1994 art. 7, 9, 41, 176, 179.
Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen art. 30.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de navolgende misdrijven en overtreding:
Ten aanzien van feit 1:
overtreding van artikel 7, lid 1, Wegenverkeerswet 1994;
Ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 41, lid 1, aanhef en onder d, Wegenverkeerswet 1994;
Ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 9, lid 7, Wegenverkeerswet 1994;
Ten aanzien van feit 4:
als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen.
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3:
Gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden
Ten aanzien van feit 1:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 24 maanden
Ten aanzien van feit 4:
Hechtenis voor de duur van 2 weken
Ten aanzien van het beslag:
Verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen goed, te weten een Duitse kentekenplaat ( [Duits kanteken] [kenteken 2] ) met het goednummer 899222.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot, voorzitter,
mr. M. Senden en mr. M.Th. van Vliet, leden,
in tegenwoordigheid van mr. K. Sarghandoy, griffier,
en is uitgesproken op 6 februari 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld