ECLI:NL:RBOBR:2017:5439

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
16 oktober 2017
Zaaknummer
01/860358-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door directeur van Verenigingen van Eigenaren en bewindvoerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als directeur van verschillende Verenigingen van Eigenaren (VVE's) en als bewindvoerder van enkele personen, gedurende een periode van meer dan twee jaar, in totaal ruim 750.000 euro heeft verduisterd. De verdachte heeft dit geld, dat bestemd was voor huisvesting en andere basisbehoeften, wederrechtelijk toegeëigend door grote bedragen van de rekeningen van de VVE's en de personen waarvoor hij als bewindvoerder optrad, over te maken naar zijn eigen rekeningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de verduisteringen heeft gepleegd uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking en beroep, en dat hij dit heeft gedaan om de kosten van zijn administratiekantoor te dekken en zijn eigen schulden te betalen. De verdachte heeft de feiten bekend en er is geen verweer gevoerd door de verdediging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen wegens het faillissement van de verdachte. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de financiële schade voor de slachtoffers, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij nooit eerder is veroordeeld voor een misdrijf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860358-15
Datum uitspraak: 17 oktober 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954,
wonende te [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 augustus 2017.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 3 oktober 2017 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2015 tot en met 24 september 2015 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, in elk geval in Nederland opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal ongeveer euro 95.000,-), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte (telkens) al dan niet uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep, te weten als directeur van [naam] ,
elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(zaaksdossier 1)
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 januari 2014 tot en met 9 september 2015 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, in elk geval in Nederland opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal ongeveer euro 40.000,-), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte (telkens) al dan niet uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep, te weten als directeur van [naam] ,
elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(zaaksdossier 4)
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 juli 2015 tot en met 10 augustus 2015 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, in elk geval in Nederland opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal ongeveer euro 59.000,-), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte (telkens) al dan niet uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep, te weten als directeur van [naam] ,
elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(zaaksdossier 7)
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 oktober 2015 tot en met 9 september 2015 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, in elk geval in Nederland opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal ongeveer euro 95.500,-), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte (telkens) al dan niet uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep, te weten als directeur van [naam] ,
elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(zaaksdossier 9)
5.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 mei 2013 tot en met 31 mei 2013 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, in elk geval in Nederland
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal ongeveer euro 240.000,-), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte (telkens) al dan niet uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep, te weten als directeur van [naam] ,
elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(zaaksdossier 15 )
De volgende feiten zijn ad informandum gevoegd:
verduistering, al dan niet uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep, van één of meer geldbedragen, gepleegd te Gemert, in elk geval in Nederland, te weten
a- in de periode van 29 december 2004 tot en met 9 september 2015 een bedrag
van (in totaal ongeveer) euro 64.900,41 toebehorende aan [benadeelde 6]
(zaaksdossier 2);
b- in de periode van 29 augustus 2014 tot en met 5 maart 2015 een bedrag van
(in totaal ongeveer) euro 25.000,00 toebehorende aan [benadeelde 7]
(zaaksdossier 3);
c- in de periode van 4 september 2014 tot en met 9 september 2015 een bedrag van (in totaal ongeveer) euro 16.000,00 toebehorende aan [benadeelde 8] (zaaksdossier 5);
d- op of omstreeks 19 juni 2014 een bedrag van (in totaal ongeveer) euro
25.000,00 toebehorende aan [benadeelde 9] (zaaksdossier 6);
e- in de periode van 27 januari 2014 tot en met 9 september 2015 een bedrag
van (in totaal ongeveer) euro 8.000,00 toebehorende aan [benadeelde 10]
(zaaksdossier 8);
f- in de periode van 25 juni 2014 tot en met 17 september 2014 een bedrag van
(in totaal ongeveer) euro 31.000,00 toebehorende aan [benadeelde 4]
(zaaksdossier 10);
g- op of omstreeks van 6 november 2014 een bedrag van (in totaal ongeveer) euro
3.000,00 toebehorende aan [benadeelde 11] (zaaksdossier 11);
h- in de periode van 30 juli 2014 tot en met 26 september 2014 een bedrag van (in totaal ongeveer) euro 7.200,00 toebehorende aan [benadeelde 12] en/of
[benadeelde 13] (zaaksdossier 12);
i- in de periode van 10 januari 2014 tot en met 9 september 2015 een bedrag
van (in totaal ongeveer) euro 6.500,00 toebehorende aan [benadeelde 14] (zaaksdossier 13);
j- in de periode van 26 juni 2014 tot en met 28 augustus 2015 een bedrag van (in totaal ongeveer) euro 11.460,00 toebehorende aan [benadeelde 15] (zaaksdossier 14);
k- in de periode van 25 januari 2015 tot en met 31 maart 2015 een bedrag van (in totaal ongeveer) euro 18.000,00 toebehorende aan de [benadeelde 16] (zaaksdossier 16);
l- in de periode van 22 augustus 2012 tot en met 26 april 2014, althans 25 april 2014 tot en met 26 april 2014, een bedrag van (in totaal ongeveer) euro 58.820, althans euro 8.800,00 toebehorende aan [benadeelde 17] (zaaksdossier 17);
m- op of omstreeks 19 maart 2015 een bedrag van (in totaal ongeveer) euro 22.500,00 toebehorende aan [benadeelde 18] (zaaksdossier 18).
In de tenlastelegging staat onder feit 4 in de eerste regel abusievelijk de datum ’24 oktober 2015’ in plaats van ’24 oktober 2014’ genoemd. De rechtbank beschouwt deze datum als een kennelijke verschrijving. De rechtbank leest de tenlastelegging alsof er staat ’24 oktober 2014’. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is verdachte hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. Voor zover in de tenlastelegging voor het overige taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs. [1]

Ten aanzien van feit 1.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 1 ten laste gelegde verduistering uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking en beroep wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdachte heeft het ten laste gelegde bekend. De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht op grond van de aangifte die namens [benadeelde 1] is gedaan [2] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] [3] , een rekeningafschrift van de zakelijke rekening van verdachte [4] , een mutatieoverzicht van de rekening van de [benadeelde 1] [5] , alsmede gelet op de bekennende verklaring van verdachte [6] , wettig en overtuigend bewezen dat verdachte - kort gezegd - driemaal geld van [benadeelde 1] heeft verduisterd (in totaal een bedrag van € 95.000,-), terwijl verdachte dat geld uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of van zijn beroep onder zich had.

Ten aanzien van feit 2.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 2 ten laste gelegde verduistering uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking en beroep wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdachte heeft het ten laste gelegde bekend. De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht op grond van de aangifte die namens [benadeelde 2] is gedaan [7] ,
een mutatieoverzicht [8] en een rekeningafschrift [9] van bankrekeningen van de [benadeelde 2] , alsmede gelet op de bekennende verklaring van verdachte [10] , wettig en overtuigend bewezen dat verdachte - kort gezegd - driemaal geld van [benadeelde 2] heeft verduisterd (in totaal € 40.000,-), terwijl verdachte dat geld uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of van zijn beroep onder zich had. Voor wat betreft de aanvang van de te bewezen verklaren periode zoekt de rechtbank aansluiting bij de overboeking van € 20.000,- van de bankrekening van [benadeelde 2] naar de spaarrekening van verdachte op
27 augustus 2014.

Ten aanzien van feit 3.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 3 ten laste gelegde verduistering uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking en beroep wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdachte heeft het ten laste gelegde bekend. De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht op grond van de aangifte die namens [benadeelde 3] is gedaan [11] , twee rekeningafschriften van de rekening van de [benadeelde 3] [12] , alsmede gelet op de bekennende verklaring van verdachte [13] , wettig en overtuigend bewezen dat verdachte - kort gezegd - tweemaal geld van [benadeelde 3] heeft verduisterd (in totaal € 59.000,-), terwijl verdachte dat geld uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of van zijn beroep onder zich had.

Ten aanzien van feit 4.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 4 ten laste gelegde verduistering uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking en beroep wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdachte heeft het ten laste gelegde bekend. De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht op grond van de aangifte die namens [benadeelde 4] is gedaan [14] , rekeningafschriften van twee bankrekeningen van de [benadeelde 4] [15] , alsmede gelet op de bekennende verklaring van verdachte [16] , wettig en overtuigend bewezen dat verdachte - kort gezegd - vijfmaal geld van [benadeelde 4] heeft verduisterd (in totaal € 95.500,-), terwijl verdachte dat geld uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of van zijn beroep onder zich had.

Ten aanzien van feit 5.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 5 ten laste gelegde verduistering uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking en beroep wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdachte heeft het ten laste gelegde bekend. De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht op grond van twee rekeningafschriften van de bankrekening van
[benadeelde 5] [17] en de bekennende verklaring van verdachte [18] , wettig en overtuigend bewezen dat verdachte - kort gezegd - vijfmaal geld van [benadeelde 5] heeft verduisterd (in totaal ongeveer € 240.000,-), terwijl verdachte dat geld uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of van zijn beroep onder zich had.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 11 augustus 2015 tot en met 24 september 2015 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, opzettelijk geldbedragen (in totaal euro 95.000,-), toebehorende aan [benadeelde 1] , en welke goederen verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of beroep, te weten als directeur van
[naam] , onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
op tijdstippen in de periode van 27 augustus 2014 tot en met 9 september 2015 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, opzettelijk geldbedragen (in totaal euro 40.000,-), toebehorende aan [benadeelde 2] , en welke goederen verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of beroep, te weten als directeur van [naam] , onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
op tijdstippen in de periode van 16 juli 2015 tot en met 10 augustus 2015 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, opzettelijk geldbedragen (in totaal euro 59.000,-), toebehorende aan [benadeelde 3] , en welke goederen verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of beroep, te weten als directeur van [naam] , onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
op tijdstippen in de periode van 24 oktober 2014 tot en met 9 september 2015 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, geldbedragen (in totaal euro 95.500,-), toebehorende aan [benadeelde 4] , en welke goederen verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of beroep, te weten als directeur van [naam] , onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5.
op tijdstippen in de periode van 21 mei 2013 tot en met 31 mei 2013 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, opzettelijk geldbedragen (in totaal euro 240.000,-), toebehorende aan [benadeelde 5] , en welke goederen verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of beroep, te weten als directeur van [naam] , onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest. Ten nadele van verdachte heeft de officier van justitie bij zijn eis rekening gehouden met de financiële schade die verdachte heeft berokkend, de lange duur van de periode waarin verdachte zich schuldig maakte aan verduistering, de vertrouwenspositie die verdachte bekleedde, de kwetsbare positie van een aantal slachtoffers en de omstandigheid dat hij ondanks waarschuwingen toch is doorgegaan. Ten voordele van verdachte heeft de officier van justitie rekening gehouden met de lengte van de strafprocedure, de omstandigheid dat een deel van de schade is vergoed, de medewerking aan het onderzoek, de financiële gevolgen voor verdachte zelf en het blanco strafblad van verdachte.
Oplegging van een taakstraf zou geen recht doen aan de ernst van de feiten.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht er rekening mee te houden dat de perioden waarin de verduisteringen hebben plaatsgevonden opgeteld slechts enkele maanden hebben geduurd, dat verdachte altijd de bedoeling heeft gehad om de verduisterde geldbedragen terug te betalen en dat hij volledige openheid van zaken heeft gegeven. Ook is verzocht in aanmerking te nemen dat verdachte zelf psychische hulp heeft gezocht, dat hij 63 jaar oud is, dat hij zowel privé als zakelijk failliet is verklaard, dat zijn levensstandaard ten gevolge van de strafbare feiten aanzienlijk is gewijzigd en hij zijn aanzien heeft verloren. Daarnaast heeft de verdediging verzocht er rekening mee te houden dat het recidiverisico zeer laag is. Ten slotte heeft de verdediging verzocht rekening te houden met het tijdsverloop en de omstandigheid dat zijn echtgenote zwaar gebukt zou gaan onder oplegging van een gevangenisstraf aan verdachte. De verdediging acht een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Door te handelen als bewezen verklaard heeft de verdachte in een periode van meer dan twee jaar ruim 750.000 euro (inclusief de ter zitting door verdachte erkende bedragen van de ad informandum gevoegde zaken [19] ) verduisterd, die hij in zijn hoedanigheid als (mede)bestuurder van Verenigingen van Eigenaren (VVE) en als bewindvoerder van enkele personen onder zich had. Hij heeft dit gedaan door grote geldbedragen van de rekeningen van deze VVE’s en personen waarvan hij bewindvoerder was, al dan niet via andere rekeningen, over te maken naar rekeningen van zijn administratiekantoor of zijn privérekening(en). Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij de door hem verduisterde bedragen gebruikte om kosten en hoog opgelopen schulden van zijn administratiekantoor te betalen. Hij heeft toegelicht dat hij geprobeerd heeft zijn administratiekantoor groot te maken om gewaardeerd en erkend te worden en een bepaald aanzien te verkrijgen. Toen bleek dat de daartoe gedane investeringen niet resulteerden in het gewenste aantal klanten en inkomsten om de kosten van het administratiekantoor te kunnen bekostigen, is hij overgegaan tot de verduisteringen. Verdachte heeft eveneens erkend dat hij het geld deels ook gebruikte voor privé-uitgaven.
Het geld dat aan de verschillende VVE’s toebehoorde was bestemd voor huisvesting, één van de basisbehoeften van de samenleving. Leden van VVE’s sparen vaak jarenlang om te kunnen investeren in hun huisvesting. Verdachte heeft het vertrouwen van de leden van de VVE’s, dat zij in hem mochten en konden hebben, ernstig geschaad. De rechtbank neemt de verdachte dit zeer kwalijk. Daarbij neemt de rechtbank ten nadele van verdachte in aanmerking dat hij de verduistering voor de (leden van de) VVE’s verborgen heeft gehouden door onjuiste jaarrekeningen op te maken. De cliënten waarvan verdachte bewindvoerder was konden om uiteenlopende redenen niet zelf hun financiën beheren. Zij waren kwetsbare personen en voor het beheer van hun financiën afhankelijk van verdachte. Zij moesten erop (kunnen) vertrouwen dat hij uitermate zorgvuldig met hun geld zou omgaan. De verdachte heeft dit vertrouwen door zijn handelen ernstig geschaad. Dit acht de rechtbank zeer verwerpelijk.
De rechtbank weegt verder ten nadele van verdachte mee dat een aantal medewerkers van zijn administratiekantoor hem in november 2014 al hebben aangesproken over het feit dat hij grote geldbedragen had overgeschreven van de rekeningen van VVE’s naar zijn eigen (zakelijke) rekening(en) en dat dit toen geen aanleiding voor hem is geweest om te stoppen met zijn frauduleuze praktijken. Evenmin zag verdachte hiertoe aanleiding op het moment dat hij in maart 2015 opnieuw door hen op zijn frauduleuze gedrag werd aangesproken. Pas nadat in oktober 2015 door deze medewerkers aangifte tegen hem is gedaan en het strafrechtelijk onderzoek is gestart is hij gestopt met het verduisteren van geld.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij volledig heeft meegewerkt aan het onderzoek van de politie. Verder wordt opgemerkt dat verdachte ter terechtzitting een schuldbewuste houding heeft aangenomen, onder meer door zijn spijt meermaals te betuigen. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat het uitkomen van de fraude voor verdachte grote gevolgen heeft gehad. Het is evident dat verdachte de consequenties van zijn handelen in maatschappelijke en financiële zin al heeft en nog zal ervaren, onder meer door zijn faillissement in privé als het faillissement van zijn administratiekantoor. Ook is gebleken dat verdachte een aantal gedupeerden heeft terugbetaald. Echter de rechtbank merkt op dat dit ten opzichte van het totaal verduisterde bedrag een gering bedrag betreft en dat de kans dat alle gedupeerden de door hen geleden schade vergoed zullen krijgen zeer gering is door het faillissement van verdachte in privé en van zijn administratiekantoor.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het over hem uitgebrachte reclasseringsadvies, gedateerd 22 september 2017. Hieruit komt naar voren dat de kans op recidive als laag wordt ingeschat. De rechtbank heeft verder acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 25 augustus 2017, waaruit blijkt dat verdachte nooit eerder is veroordeeld voor een misdrijf.
De gevolgen voor alle slachtoffers van verdachte zijn enorm, niet alleen financieel. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn positie en het vertrouwen dat zijn
- soms kwetsbare - cliënten in hem hebben gesteld, geschaad. Dit alles voor het in stand houden van zijn eigen administratiekantoor en de status die hij daaraan ontleende. De rechtbank acht dit zonder meer gevangenisstrafwaardig. Het uitgangspunt van de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht is, in een geval als dit met een benadelingsbedrag van ruim 750.000 euro, een gevangenisstraf voor de duur van 18 tot 24 maanden.
Naar het oordeel van de rechtbank doet een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval geenszins recht aan de ernst van de feiten. De rechtbank acht, gelet op al het voorgaande, een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden. De rechtbank laat de ernst van de gepleegde strafbare feiten en de (financiële) gevolgen daarvan voor de gedupeerden zwaarder wegen dan het door verdachte gestelde belang, dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf (psychisch) zeer zwaar voor hem en met name ook voor zijn vrouw zal zijn.
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 3] en [benadeelde 19] , [benadeelde 20] , [benadeelde 7] , [benadeelde 9] en [benadeelde 16] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om de benadeelde partijen - gezien het faillissement van verdachte - niet ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging deelt het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling.Bij vonnissen van deze rechtbank van 12 januari 2016 is het faillissement van verdachte en van zijn administratiekantoor uitgesproken. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat deze faillissementen nog niet zijn afgewikkeld. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn ontstaan voor de datum van het faillissement en strekken tot het verrichten van betalingen uit de (failliete) boedel. Op grond van de artikelen 26 en 110 van de Faillissementswet dienen dergelijke vorderingen bij de curator te worden ingediend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de benadeelde partijen niet kunnen worden ontvangen in hun vorderingen in deze strafzaak. De rechtbank zal de benadeelde partijen dan ook
niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 57, 321, 322.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1:verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of van zijn beroep onder zich heeft, meermalen gepleegdT.a.v. feit 2:verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijkedienstbetrekking of van zijn beroep onder zich heeft, meermalen gepleegdT.a.v. feit 3:verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijkedienstbetrekking of van zijn beroep onder zich heeft, meermalen gepleegdT.a.v. feit 4:verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijkedienstbetrekking of van zijn beroep onder zich heeft, meermalen gepleegdT.a.v. feit 5:verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijkedienstbetrekking of van zijn beroep onder zich heeft, meermalen gepleegdVerklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf.

T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5:Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27

Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 4 en ad informandum gevoegd feit f: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 3] en [benadeelde 19] , in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
T.a.v. ad informandum gevoegd feit a: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 20] , in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
T.a.v. ad informandum gevoegd feit b: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 20] in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
T.a.v. ad informandum gevoegd feit d: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 9] , in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
T.a.v. ad informandum gevoegd feit k: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 16] , in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. A.W.A. Kap-Knippels en mr. W. Heijninck, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Hulst, griffier,
en is uitgesproken op 17 oktober 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Financieel-economische Criminaliteit, genummerd OBRBB15005. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [aangever 1] , opgemaakt en ondertekend d.d.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , opgemaakt en ondertekend d.d.
4.Een rekeningafschrift d.d. 11 augustus 2015 van rekeningnummer [rekeningnummer 1] p. 3082.
5.Een mutatieoverzicht d.d. 4 november 2015 van rekeningnummer [rekeningnummer 2] , bijlage 1.2 bij het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , opgemaakt en ondertekend d.d. 14 december 2016.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , opgemaakt en ondertekend d.d. 16 december 2015,
7.Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [aangever 2] , opgemaakt en ondertekend d.d. 11 december 2015,
8.Een mutatieoverzicht van rekeningnummer 3463.594.390 t.n.v. [benadeelde 2] over de periode van
9.Een rekeningafschrift d.d. 7 oktober 2015 van rekeningnummer [rekeningnummer 3] , bijlage 4.2 bij het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , opgemaakt en ondertekend d.d. 14 december 2016.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , opgemaakt en ondertekend d.d. 16 december 2015, p. 1208-1209, het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , opgemaakt en ondertekend d.d.
11.Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [aangever 3] , opgemaakt en ondertekend d.d. 19 november 2015, p. 1871-1874.
12.Een rekeningafschrift d.d. 16 juli 2015 van rekeningnummer [rekeningnummer 4] , p. 1878 en een rekeningafschrift d.d. 10 augustus 2015 van rekeningnummer [rekeningnummer 4] , p. 1880.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , opgemaakt en ondertekend d.d. 16 december 2015, p. 1208-1209, het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , opgemaakt en ondertekend d.d. 18 december 2015, p. 1253-1254, 1258 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 3 oktober 2017.
14.Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [aangever 4] , opgemaakt en ondertekend d.d. 24 november 2015, p. 2035-2037.
15.Rekeningafschriften d.d. 31 oktober 2014, 27 februari 2015 en 30 september 2015 van rekeningnummer [rekeningnummer 5] , bijlagen 9.1, 9.4 en 9.7 bij het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , opgemaakt en ondertekend d.d. 14 december 2016 en rekeningafschriften d.d. 27 februari 2015 en 31 juli 2015 van rekeningnummer [rekeningnummer 6] , bijlagen 9.5 en 9.6 bij het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , opgemaakt en ondertekend d.d. 14 december 2016.
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , opgemaakt en ondertekend d.d. 16 december 2015, p. 1208-1209, het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , opgemaakt en ondertekend d.d. 18 december 2015, p. 1253-1254, 1257 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 3 oktober 2017.
17.Rekeningafschriften d.d. 28 juni 2013 en 28 juni 2013 van rekeningnummer [rekeningnummer 7] t.n.v. [benadeelde 5] , p. 591-593.
18.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , opgemaakt en ondertekend d.d. 16 december 2015, p. 1208-1209, het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , opgemaakt en ondertekend d.d. 17 december 2015, p. 1244-1248 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 3 oktober 2017.
19.Het onder l ad informandum gevoegde feit heeft verdachte ter terechtzitting d.d. 3 oktober 2017 bekend tot een bedrag van 8.800 euro.