In deze zaak, uitgesproken op 5 oktober 2017 door de Rechtbank Oost-Brabant, stond de vordering van Dima Nederland B.V. centraal, die schadevergoeding eiste van haar buren wegens onoordeelkundig handelen bij het snoeien van bomen. Dima, eigenaar van een bostuin, stelde dat de buren zonder toestemming takken van haar bomen hadden gesnoeid, wat leidde tot aanzienlijke schade aan de bomen. De buren, gedaagden in deze zaak, voerden aan dat zij gebruik hadden gemaakt van hun wettelijke bevoegdheid op grond van artikel 5:44 BW om overhangende takken te verwijderen, nadat Dima niet had gereageerd op hun verzoek om dit zelf te doen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden niet onrechtmatig hadden gehandeld, omdat zij hun bevoegdheid niet te buiten waren gegaan en de snoeiwerkzaamheden op zorgvuldige wijze waren uitgevoerd. Dima's vordering werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie vorderden de gedaagden vergoeding van de kosten voor de snoeiwerkzaamheden, maar ook deze vordering werd afgewezen, omdat onvoldoende onderbouwing was gegeven voor de gestelde onrechtmatige hinder.