ECLI:NL:RBOBR:2017:5320

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
9 oktober 2017
Zaaknummer
01/880633-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan poging tot zware mishandeling met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 10 oktober 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 11 juli 2016, waarbij het slachtoffer in zijn woning werd mishandeld door medeverdachten. De verdachte had, volgens de aanklacht, informatie verschaft over de aanwezigheid van het slachtoffer in zijn woning, wat leidde tot de mishandeling. Tijdens de zitting op 26 september 2017 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat het letsel van het slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd, wat leidde tot een partiële vrijspraak van de zwaarste aanklacht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel medeplichtig was aan de poging tot zware mishandeling, omdat hij actief betrokken was bij het verschaffen van informatie aan de medeverdachten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 2 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en een schadevergoeding van €1.323,26 aan het slachtoffer, bestaande uit immateriële en materiële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880633-16
Datum uitspraak: 10 oktober 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 september 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 september 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij
op of omstreeks 11 juli 2016 te Uden, althans in het arrondissement
Oost-Brabant
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
aan een persoon, te weten [slachtoffer]
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
zwaar lichamelijk letsel (gebroken staartbeen en/of gekneusde ribben en/of
meerdere wonden aan het hoofd, althans een barst/wond aan het achterhoofd) heeft/hebben toegebracht door
- meermalen (met kracht) met de vuisten en/of een (houten) stok, althans een (lang)hard voorwerp en/of een bierflesje te stompen en/of slaan in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de rug en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- meermalen (met kracht) te schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of tegen

de rug, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer] ;

Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 11 juli 2016 te Uden, althans in het arrondissement
Oost-Brabant
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer]
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen (met kracht) met de vuisten en/of een (houten) stok, althans een (lang)hard voorwerp en/of een bierflesje in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de rug en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen en/of
- meermalen (met kracht) tegen het hoofd en/of tegen de rug, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of andere(n)
op of omstreeks 11 juli 2016 te Uden, althans in het arrondissement
Oost-Brabant
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
zwaar lichamelijk letsel (gebroken staartbeen en/of gekneusde ribben en/of meerdere wonden aan het hoofd, althans een barst/wond aan eht achterhoofd) heeft/hebben toegebracht door
- meermalen (met kracht) met de vuisten en/of een (houten) stok, althans een (lang)hard voorwerp en/of een bierflesje te stompen en/of slaan in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de rug en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- meermalen (met kracht) te schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of tegen de rug, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer]
tot/bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 11 juli 2016 te Uden, althans in het arrondissement Oost Brabant
opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest,
door:
- zich (voordat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ter plaatse kwamen) naar de woning van

die [slachtoffer] te begeven en/of

- bij zijn, verdachtes, vertrek uit die woning die [slachtoffer] alleen achter te

laten en/of

- (vervolgens) die [medeverdachte 1] en/of Van [medeverdachte 2] en/of (een) andere perso(o)n(en)
(telefonisch) te laten weten dat die [slachtoffer] (alleen) in diens woning
aanwezig was;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of andere(n)
op of omstreeks 11 juli 2016 te Uden, althans in het arrondissement
Oost-Brabant
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen
misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer]
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen (met kracht) met de vuisten en/of een (houten) stok, althans een (lang)hard voorwerp en/of een bierflesje in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de rug en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen en/of
- meermalen (met kracht) tegen het hoofd en/of tegen de rug, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
tot/bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 11 juli 2016 te Uden,
althans in het arrondissement Oost Brabant
opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest,
door:
- zich (voordat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ter plaatse kwamen) naar de woning van

die [slachtoffer] te begeven en/of

- bij zijn, verdachtes, vertrek uit die woning die [slachtoffer] alleen achter te

laten en/of

- (vervolgens) die [medeverdachte 1] en/of Van [medeverdachte 2] en/of (een) andere perso(o)n(en)
(telefonisch) te laten weten dat die [slachtoffer] (alleen) in diens woning
aanwezig was.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 11 juli 2016 is [slachtoffer] in zijn woning mishandeld door [medeverdachte 1] en Van [medeverdachte 2] . [slachtoffer] heeft hierdoor verwondingen opgelopen over zijn gehele lichaam, in het bijzonder in zijn gezicht, op zijn hoofd en aan zijn rug. Het slachtoffer is voor medische hulp naar het ziekenhuis gebracht waar hij is behandeld aan zijn verwondingen. Daar is geconstateerd dat het slachtoffer een barstwond in zijn achterhoofd, een gebroken staartbeen, blauwe plekken en schaafwonden had. Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij betrokken is geweest bij de mishandeling van het slachtoffer door inlichtingen te verschaffen over de aanwezigheid van het slachtoffer in zijn woning.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een bewezenverklaring voor het meer subsidiair ten laste gelegde. Verdachte is aldus de officier van justitie medeplichtig aan zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft primair algehele vrijspraak bepleit, nu er naar zijn mening geen enkele betrokkenheid van verdachte bij het gepleegde feit was. Hij heeft [medeverdachte 1] niet telefonisch ingelicht. Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van zwaar lichamelijk letsel. Ook was geen sprake van medeplegen en kan opzet op zwaar lichamelijk letsel niet bewezen worden.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank dient de rol van verdachte bij de mishandeling te beoordelen. Hiertoe zal de rechtbank hieronder ingaan op het bewijs van de aan verdachte verweten gedragingen en vervolgens bezien op welke wijze een en ander moet worden gekwalificeerd. De rechtbank acht echter niet bewezen dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Partiële vrijspraak ten aanzien van het meest subsidiair ten laste gelegde
Onder zwaar lichamelijk letsel wordt, zoals bepaald in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht, begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij zijn volgens vaste rechtspraak de volgende factoren van belang: de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
Het slachtoffer is na de mishandeling naar het ziekenhuis gebracht voor medische hulp. Het formulier ingevuld door chirurg [chirurg] (d.d. 27 juli 2016) beschrijft de constateringen van het letsel van slachtoffer op 11 juli 2016: “Barst wond achterhoofd, gebroken staartbeen, schaafwond, blauwe plekken, schaafwonden, diffuus lichaam”.
De rechtbank is op basis hiervan van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het letsel dat bij het slachtoffer is veroorzaakt als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Er was vlak na de mishandeling weliswaar sprake van akelige verwondingen bij het slachtoffer, maar buiten het lijmen van de verwondingen aan het hoofd was actief medisch ingrijpen niet noodzakelijk en het slachtoffer was binnen een aantal weken (fysiek) volledig hersteld.
De bewijsmiddelen. [1]
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is als bijlage bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient - voor zover die op dit feit betrekking heeft - als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Bewijsoverwegingen.
Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een actieve rol heeft gehad en betrokken was bij de mishandeling van het slachtoffer in zijn woning door behulpzaam te zijn bij [medeverdachte 1] poging tot zware mishandeling van het slachtoffer. Dit leidt de rechtbank af uit de omstandigheden dat verdachte voor de mishandeling van het slachtoffer in zijn woning aanwezig was, hij slechts enkele minuten voor aankomst van [medeverdachte 1] en Van [medeverdachte 2] uit de woning van het slachtoffer was vertrokken en verdachte, volgens de verklaring van [getuige] , [medeverdachte 1] meermalen heeft gebeld voorafgaand aan en na de mishandeling van het slachtoffer. Ook wordt een en ander bevestigd door de getapte gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] en [betrokkene 2] . Uit die gesprekken blijkt dat verdachte betrokken was bij de poging tot zware mishandeling door [medeverdachte 1] telefonisch op de hoogte te houden over de aanwezigheid van het slachtoffer in zijn woning. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn en tevens opzet heeft gehad op de poging het slachtoffer zwaar te mishandelen. De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte derhalve als medeplichtigheid aan de poging om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Gelet op het bovenstaande zal verdachte worden vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
meest subsidiair
[medeverdachte 1] op 11 juli 2016 te Uden ter uitvoering van het door hem, verdachte [medeverdachte 1] , voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen met kracht met de vuisten en een houten stok in-op het gezicht en het hoofd en de rug en het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt en geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 11 juli 2016 te Uden, opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- zich voordat [medeverdachte 1] ter plaatse kwam naar de woning van die [slachtoffer] te begeven en
- bij zijn, verdachtes, vertrek uit die woning die [slachtoffer] alleen achter te

laten en

- vervolgens die [medeverdachte 1] telefonisch te laten weten dat die [slachtoffer] in diens woning

aanwezig was;

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 240 uur en tevens een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens vordert de officier van justitie aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte vorig jaar vader is geworden, hij een vast adres heeft en sinds de dag voor deze zitting een fulltime baan heeft. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkelingen doorkruisen en daarom wordt verzocht deze niet op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
Verdachte is medeplichtig aan een poging tot zware mishandeling. Verdachtes [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn naar de woning van het slachtoffer gegaan alwaar het slachtoffer is mishandeld. Verdachte was vlak voor de mishandeling bij het slachtoffer in de woning. Verdachte is [medeverdachte 1] behulpzaam geweest door hem telefonisch ervan op de hoogte te houden dat het slachtoffer alleen thuis was na verdachtes vertrek uit de woning. Het moet voor het slachtoffer een schokkende ervaring zijn geweest om in zijn eigen huis zo te worden toegetakeld. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog lang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de door slachtofferhulp ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Verdachte is aan de hele toedracht ervan mede schuldig. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Justitiële documentatie en houding verdachte
Verdachtes lange documentatie ademt geweld uit. Hij loopt nog in - maar liefst - twee proeftijden. Er zijn geen gedragskundige rapportages opgemaakt ten aanzien van zijn persoonlijke situatie. Verdachte heeft zich kennelijk ook niet geroepen gevoeld zich ter zitting te verantwoorden.
De straf
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte geen opzet gehad op het slaan van het slachtoffer met een stok door [medeverdachte 1] . Om die reden zal de rechtbank voor wat de strafoplegging betreft aansluiten bij medeplichtigheid aan mishandeling.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
De rechtbank ziet geen redenen om deze straf (voor een deel) voorwaardelijk op te leggen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, hoofdelijk voor de 3 verdachten. De officier van justitie heeft zich over de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente niet expliciet uitgelaten.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De vordering ten aanzien van de portemonnee dient afgewezen te worden. De vordering die ziet op het arbeidsvermogen dient eveneens afgewezen te worden, nu deze onvoldoende is onderbouwd. De omstandigheden waaronder de vordering tot stand is gekomen zullen meegewogen dienen te worden in de beoordeling van de immateriële vordering van de benadeelde partij. De aangedragen voorbeelden zijn niet vergelijkbaar.

Beoordeling. De rechtbank acht, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering toewijsbaar.

Gedeeltelijke toewijzing materiële schadevergoeding
De rechtbank acht toewijsbaar de materiële schadevergoeding ten aanzien van medische kosten ad € 318, 88 en de reiskosten ad € 4,38 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van indiening van de vordering, zijnde 30 januari 2017, tot aan de dag der algehele voldoening.
Gedeeltelijke toewijzing immateriële schadevergoeding
De rechtbank acht de vordering met betrekking tot de immateriële schadevergoeding
voor een bedrag van € 1.000,- toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de hierna te noemen onderdelen van de vordering.
Niet-ontvankelijk deel materiële posten
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de materiële schadepost “verlies arbeidsvermogen”, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dit onderdeel van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen gezien de verschillende uitbetalingsposten en vergoedingen op de ingebrachte loonstroken van de benadeelde partij. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van dit onderdeel (in zoverre) zou een uitgebreide behandeling vereisen.
De rechtbank zal de benadeelde partij ook niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de materiële schadeposten “portemonnee (dagwaarde)”, “papiergeld in de vorm van € 20,-,
€ 10,- en € 5,- biljetten” en “vervanging kentekenbewijs” nu verdachte niet is vervolgd voor het feit waarop deze vorderingen van de benadeelde partij betrekking hebben.
Niet-ontvankelijk deel immateriële schadevergoeding
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schade, voor zover deze het bedrag van € 1.000,- te boven gaat. Dit onderdeel van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van dit onderdeel (in zoverre) zou een uitgebreide behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan voornoemde onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente:
- ten aanzien van de reiskosten en medische kosten vanaf 30 januari 2017 (zijnde de datum van indiening van de vordering van de benadeelde partij) tot aan de dag der algehele voldoening;
- ten aanzien van de immateriële schade vanaf 11 juli 2016 (zijnde de datum van het delict) tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 48, 49, 63 en 302.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meest subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. meest subsidiair:
medeplichtigheid aan poging tot zware mishandelingverklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf.

T.a.v. meest subsidiair:Gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27van het Wetboek van Strafrecht

T.a.v. meest subsidiair:Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.323,26 subsidiair 23 dagen hechtenis

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 1.323,26 (zegge: eenduizend driehonderddrieentwintig euro en zesentwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 1.000,- immateriële schade en een bedrag van EUR 323,26,- materiële schade (posten: reiskosten en medische kosten).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) de mededaders is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente - ten aanzien van de reiskosten en medische kosten vanaf 30 januari 2017 (zijnde de datum van indiening van de vordering van de benadeelde partij) tot aan de dag der algehele voldoening;
- ten aanzien van de immateriële schade vanaf 11 juli 2016 (zijnde de datum van het delict) tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag EUR 1.323,26 (zegge: eenduizend driehonderddrieentwintig euro en zesentwintig eurocent), te weten EUR 1.000,- immateriële schade en een bedrag van EUR 323,26,- materiële schade (posten: reiskosten en medische kosten).
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente - ten aanzien van de reiskosten en medische kosten vanaf 30 januari 2017 (zijnde de datum van indiening van de vordering van de benadeelde partij) tot aan de dag der algehele voldoening;
- ten aanzien van de immateriële schade vanaf 11 juli 2016 (zijnde de datum van het delict) tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet- ontvankelijk is.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. E. Boersma en mr. W. Heijninck, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E.J. Huijskens, griffier,
en is uitgesproken op 10 oktober 2017.

BIJLAGE MET BEWIJSMIDDELEN VOOR HET BEWEZEN VERKLAARDE FEIT


aangifte [slachtoffer] , d.d. 11 juli 2016, p. 164-166
[pag. 164]
Op zondag 10 juli 2016 omstreeks 20.15 uur ben ik naar de [café] in Uden gegaan. Omstreeks 22.30 uur ben ik naar huis gegaan. [verdachte] was ook bij de [café] . Toen ik thuis was is [betrokkene 3] een biertje bij mij komen drinken. Even later stond ook [verdachte] voor de deur en die is ook een biertje komen drinken. [betrokkene 3] ging tegen 00.00 uur naar huis. Toen [verdachte] zijn bier op had is hij ook weg gegaan. Ongeveer drie minuten later ging de deurbel. Ik deed de deur open. Voor mij stonden twee gasten. Een van de twee gasten heb ik wel vaker gezien, die andere heb ik nog nooit eerder gezien. Die gast die ik wel vaker heb gezien vroeg hoe het met me was en of ze binnen mochten komen. Ik zei dat dat goed was en liet de twee gasten binnen. Ik liep voor hen naar de keuken en in de keuken kreeg ik opeens een harde klap in mijn gezicht. Ik kreeg van allebei de gasten klappen. Vervolgens zijn we tijdens de worsteling in de gang beland en werd er nog steeds op mij in geslagen. Er werd geslagen met vuisten en volgens mij ook met een houden stok welke bij mij in de keuken staat. Er werd nog steeds over en weer geslagen. Ik moest van de arts eigenlijk in het ziekenhuis blijven maar dit wilde ik absoluut niet. Ze hebben een scan gemaakt, en bloed geprikt. Ik had 4 gaten in mijn hoofd en ik heb mijn ribben gekneusd.

Medische gegevens/letsel aangever [slachtoffer] , d.d. 27 juli 2016, p. 169
Barstwond achterhoofd, gebroken staartbeen, schaafwond, blauwe plekken, schaafwonden, diffuus lichaam

Aanvullende verklaring aangever [slachtoffer] , d.d. 19 augustus 2016, p. 196-201
[pag. 197] [naam 1] (
de rechtbank begrijpt [medeverdachte 1]) heeft het grootste aandeel want die heeft mij het hardst geslagen. Ik heb mijn deur opengetrokken en die 2 personen staan voor mijn neus. Ik heb ze binnen gelaten en ik draai mij om en na ongeveer 2 stappen werd er op mijn ingehakt. De andere persoon, niet zijnde [naam 1] heeft mij de eerste klap gegeven (
de rechtbank begrijpt [medeverdachte 2]). Ik kreeg recht op mijn gezicht een vuistslag van deze persoon.
Ik kan u zeggen dat [naam 1] mij meerdere malen met een knuppel op mijn rug en gezicht
heeft geslagen. [naam 1] deed dit op het moment dat ik die andere persoon vast had.
Toen ik die eerste klap had gekregen heb ik die persoon vastgepakt. Ik was iets
meer dan die persoon en drukte hem op mijn aanrecht. Toen ik in deze
worsteling was kreeg ik vervolgens van [naam 1] meerdere klappen waardoor ik ook buiten
bewust zijn ben geraakt. Dit was maar een korte tijd. Toen ik klappen kreeg van
[naam 1] ben ik onderuit gegaan en heb ik kans gezien om die andere persoon in een van
zijn kuiten te bijten. Ik lag op de grond en er werd vanachter op mij ingehakt door
[naam 1] . [pag. 198]
[naam 1] sloeg met een stok over mijn rug heen. Als je alle verwondingen op mijn rug en mijn hoofd ziet, moet dat een keer of 8 a 10 geweest zijn. Hij sloeg voluit.
De klap in mijn gezicht door die ander was ook voluit. Een dag naderhand was mijn oog goed blauw, geel en paars in ieder geval.

Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 augustus 2016, p. 183
De door aangever “bekende” dader blijkt te zijn [medeverdachte 1] .

Proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 22 augustus 2016, p. 282-288
[pag. 285]
Het zal om en nabij tien voor half elf (22.20 uur) zijn geweest toen ik bij het huis van [slachtoffer] aankwam. [betrokkene 3] was er ook. [betrokkene 3] is toen naar huis toe gegaan. Toen was ik samen met [slachtoffer] . Ik zei dat ik dan nog even naar de [café] ging om bier te halen. Ik liep naar buiten naar de scooter.
[pag. 286]

Proces- verbaal verhoor [getuige] , d.d. 29 augustus 2016, p. 244-249
[pag. 245]
Ik en [medeverdachte 2] zouden die avond gaan stappen. Ik zat met hem en die jongen uit Rotterdam in de auto. Dat was rond 23.30 uur. We zijn vanaf een coffeeshop in Uden rondjes gaan rijden. Die Rotterdammer zei waar ik heen moest rijden. [medeverdachte 2] en die Rotterdammer zijn uitgestapt om gerei te halen in de [straat 1] . Ik hoorde hard geschreeuw en even later kwamen ze aangestrompeld. Ik moest toen van die Rotterdammer zijn vriendin ophalen. In Oss werden de Rotterdammer en zijn vriendin opgehaald door een Suzuki. Daarin zaten [verdachte] en een zwarte persoon.
(…)
Voor het incident was er in de auto gebeld door [verdachte] .
[verdachte] belde naar de telefoon van [medeverdachte 2] . Hij zei dat die jongen niet thuis was.
Daarom moesten we ook eerst zoveel rondjes rijden. Dat was tussen half twaalf en twaalf uur. Want om 00.05 uur heb ik geparkeerd gestaan
[pag. 248]
[verdachte] had een rol. Ik heb hem dat horen zeggen. Voor het incident, toen wij die Rotterdammer zijn gaan ophalen, was [verdachte] ook in die woning. Ik hoorde [verdachte] toen zeggen dat hij eerder ooit genaaid was door die dealer. [verdachte] vertrok op de scooter van de Rotterdammer. [verdachte] belde naar de telefoon van [medeverdachte 2] toen wij rond reden dat
die dealer nog niet thuis was. (…)

Proces- verbaal verhoor [getuige] , d.d. 6 september 2016, p. 251-254
[pag. 252]
De hele avond van het incident heeft die [verdachte] de telefoon van die Rotterdammer in gebruik gehad omdat hij naar eigen zeggen geen telefoon had. Hij heeft ook de scooter van die Rotterdammer gebruikt. Voor het incident, toen wij met z’n drieën in de auto zaten, belde [verdachte] naar de telefoon van [medeverdachte 2] en vroeg naar de Rotterdammer. [medeverdachte 2] gaf zijn telefoon toen aan de Rotterdammer. Dat gebeurde minimaal twee keer in de auto voor het incident. Dit gebeurde later op de [straat 2] in Oss weer. Zij konden de [straat 2] niet vinden, dus [verdachte] belde weer met de telefoon van de Rotterdammer naar de telefoon van [medeverdachte 2] en vroeg dan naar de Rotterdammer.
[pag. 253]
Ik heb gereden. Het gesprek in de auto was in de trant van dat hij niet thuis was. Later werd er nog een keer gebeld door [verdachte] naar de telefoon van [medeverdachte 2] , die hem aan de Rotterdammer moest geven. Toen was het gesprek in de trant van: “Hij is
thuis”.

Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , d.d. 11 augustus 2016, p. 84-92
[pag. 85] Ik had een vriend van mij gebeld. Hij heet [medeverdachte 2] en komt uit [gemeente] . Hij kwam naar mij met de auto. [pag. 86] Ik vertelde dat ik naar [slachtoffer] wilde gaan. Ik wilde hem een stomp geven. [medeverdachte 2] vond dat goed. Toen zijn we naar [slachtoffer] gereden in de [adres] . Bij de woning van [slachtoffer] klopte ik aan. [slachtoffer] deed open. Hij liet mij en [medeverdachte 2] binnen. [pag 87] [medeverdachte 2] duwde [slachtoffer] met zijn hand in zijn gezicht. [medeverdachte 2] en [slachtoffer] sloegen over en weer. Ik zag een stok staan. Donker en van hout. Ik sloeg [slachtoffer] met die stok op zijn rug terwijl hij [medeverdachte 2] vasthield.

Getapt telefoongesprek tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en “ [naam 2] ”, pag. 242
[medeverdachte 1] : Ja, hij is zeg maar met [verdachte] helemaal hier naar Rotterdam gereden. Ik zal je dadelijk een paar berichtjes laten zien. En [naam 3] en [naam 4] hebben hem zeg maar gestuurd. Hij zegt van luister ik wil geen ruzie met jou maar jij hebt ons voor de gek gehouden. Ik zeg: Luister eens jij moet je kankerbek houden, ik ben niet bang voor die twee mensen snap je? Hij zegt: Luister, jij kan me nou hier slaan en hem ook slaan daar heb ik schijt aan maar er gaat gewoon een video naar de wouten zei hij. Dat er een video van mij zeg maar van [medeverdachte 2] naar de wouten gaat. Ik zeg, er bestaat geen video, dat weet je zelf ook wel. Ik zeg luister gozer, jij zat daar binnen en jij hebt er aan mee gewerkt. Als je wilt jongen dan heb je nou grootse problemen, snap je?

Getapt telefoongesprek tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en “ [betrokkene 2] ” pag. 50
Gesprek gaat over “ [verdachte] ”
[medeverdachte 1] : Weet je wat het grappigste is? Toen dat gebeurde met die vent he, zat hij binnen. Hij heeft berichtjes gestuurd naar mij van: ‘nu is iemand daar, nu kan je komen’. Toen is hij weggegaan. Dus hij heeft mee gedaan, mee geholpen daaraan snapte. Dus hij is sowieso zwaar de lul. Als ik problemen krijg met de wouten dan krijgt hij ze ook snapte. Hij krijgt gewoon een stomp tegen zijn kop aan dan vliegt hij gewoon compleet naar achteren. Net als die [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, district ’s-Hertogenbosch, onderzoek [onderzoek] , proces-verbaal nummer PL2100-2016154667, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 200. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.