ECLI:NL:RBOBR:2017:5105

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2017
Publicatiedatum
27 september 2017
Zaaknummer
01/845113-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel en vordering van benadeelde partijen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 september 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 februari 2017 in 's-Hertogenbosch de benadeelde partij [naam 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, resulterend in visusverlies aan een oog en een gebroken neus. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde zware mishandeling, omdat niet is komen vast te staan dat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel is gecreëerd door de vuistslag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, en hem verplicht om een schadevergoeding van € 14.733,38 te betalen aan [naam 1], alsook € 250,00 aan [naam 2]. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte in de kosten van de benadeelde partijen veroordeeld. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven, nu de opgelegde straf niet meer in voorlopige hechtenis hoeft te worden ondergaan. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van de zaak en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845113-17
Datum uitspraak: 28 september 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 september 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 augustus 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 februari 2017 te 's-Hertogenbosch, aan [naam 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten visusverlies aan een oog (blindheid), althans ernstig oogletsel, en/of een gebroken neus heeft toegebracht door die [naam 1] (met kracht) op haar gezicht, althans tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 februari 2017 te 's-Hertogenbosch, [naam 1] heeft mishandeld door die [naam 1] (met kracht) tegen haar gezicht, althans haar hoofd te slaan en/of te stompen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten visusverlies aan een oog (blindheid), althans ernstig oogletsel, en/of een gebroken neus ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 27 februari 2017 te 's-Hertogenbosch [naam 2] heeft mishandeld door die [naam 2] op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of tegen het (boven)lichaam te trappen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak (feit 1 primair).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft bij gebreke van enige vorm van opzet vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Nadere bewijsoverweging
De rechtbank moet beoordelen of het opzet van verdachte gericht was op het veroorzaken van het zwaar lichamelijk letsel van [naam 1] .
Van de gradaties van opzet die bestaan, is voorwaardelijk opzet de lichtste variant. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is slechts aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden als gevolg van zijn gedraging.
De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust op de koop toe heeft genomen.
Naar algemene ervaringsregels is het niet zo dat een vuistslag een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven roept. Dat er zwaar lichamelijk letsel is betekent niet zonder meer dat dit te verwachten viel. Het kan echter zo zijn dat er sprake is van bijkomende omstandigheden die dit anders maken. Voor het oordeel omtrent de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel kan bijvoorbeeld relevant zijn vanaf welke afstand is geslagen, met hoeveel kracht is geslagen en in welke richting precies is geslagen. De rechtbank kan in dit geval echter op basis van de stukken en de verklaring ter zitting niet vaststellen of er sprake is geweest van dergelijke bijkomende omstandigheden.
Mevrouw [naam 1] heeft in haar aangifte niet meer verklaard dan dat zij door de man die in Kees Kroket iets naar hun had geroepen met kracht tegen haar rechter oog is
geslagen. [1] Haar man heeft als getuige verklaard dat de jongen zijn rechterarm uithaalde en zijn vrouw met gebalde vuist in haar gezicht sloeg. [2] Verdachte heeft verklaard dat hij zowel de man als de vrouw een klap heeft gegeven met zijn rechterhand gebald tot vuist. [3] Andere getuigenverklaringen zijn er niet. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat niet is komen vast te staan dat door de vuistslag een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven is geroepen. Dit betekent dat de rechtbank opzet op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel niet bewezen kan verklaren, zodat verdachte zoals hierboven is overwogen van het onder 1 primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken.

Bewijs.

Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging acht dit feit eveneens wettig en overtuigend bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, dit feit wettig en overtuigend bewezen als na te melden op grond van de bewijsmiddelen.
  • De verklaring van aangeefster [naam 1] (p. 46-47 van het einddossier).
  • De medische verklaring ter zake het letsel (p. 97 van het einddossier).
  • Het relaas van [naam verbalisant] (p. 45 van het einddossier).
  • De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting (proces-verbaal ter terechtzitting van 14 september 2017).
De rechtbank volstaat, gelet op het bepaalde in artikel 359, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen nu verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend.
Ten aanzien van feit 2:
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging acht dit feit eveneens wettig en overtuigend bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, dit feit wettig en overtuigend bewezen als na te melden op grond van de bewijsmiddelen.
  • De verklaring van aangever [naam 2] (p. 52-54 van het einddossier).
  • De medische verklaring ter zake het letsel (p. 98 van het einddossier).
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting (proces-verbaal ter terechtzitting van 14 september 2017).
De rechtbank volstaat, gelet op het bepaalde in artikel 359, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen nu verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 27 februari 2017 te 's-Hertogenbosch, [naam 1] heeft mishandeld door die [naam 1] (met kracht) tegen haar gezicht te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten visusverlies aan een oog (blindheid) en een gebroken neus ten gevolge heeft gehad;
2.
op 27 februari 2017 te 's-Hertogenbosch [naam 2] heeft mishandeld door die [naam 2] tegen het hoofd te slaan.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft bij de bepaling van de eis in het bijzonder rekening gehouden met de ernst van de feiten, het bijzonder ernstige letsel van [naam 1] en het feit dat verdachte onder invloed verkeerde van alcohol en drugs. Gelet op het voorgaande stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat in het onderhavige geval ten nadele moet worden afgeweken van de strafvorderingsrichtlijn ter zake zware mishandeling. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. De raadsvrouw heeft uitdrukkelijk bepleit
dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, omdat verdachte in dat geval zijn werk dreigt te verliezen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich ten aanzien van [naam 1] schuldig gemaakt aan mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend. Door dit strafbaar feit heeft zij blijvend letsel opgelopen, bestaande in het verlies van haar rechteroog en een gebroken neus. Door het verlies van haar rechteroog heeft zij een protheseoog moeten laten plaatsen. Ook dient zij in ieder geval nog een drietal (herstel-)operaties te ondergaan. De rechtbank weegt de ernst van het letsel en de impact hiervan op het slachtoffer en naaste omgeving mee in de strafoplegging. In de ter terechtzitting uitgesproken slachtofferverklaring zijn de emotionele en praktische gevolgen van het letsel duidelijk verwoord. In emotionele zin heeft het blijvende letsel bij het slachtoffer zelf, maar ook bij haar dochter en echtgenoot tot boosheid, angst, verdriet en onzekerheid geleid. Ook durft zij zich ’s avonds niet meer op straat te begeven. In praktische zin wordt zij door het blijvende letsel dagelijks met verschillende fysieke ongemakken en beperkingen geconfronteerd, onder meer haar onvermogen om diepte te zien en het niet kunnen autorijden. Voorts heeft zij er grote moeite mee dat verdachte voorafgaand aan de zitting geen contact heeft gezocht en geen spijt heeft getoond.
Verdachte heeft zich ten aanzien van [naam 2] schuldig gemaakt aan mis-handeling. Door dit strafbaar feit heeft [naam 2] verwondingen in het gezicht opgelopen. Naast het lichamelijk letsel dat hij hierdoor heeft opgelopen, heeft hij ook psychisch letsel opgelopen. Het leven van zijn vrouw en van hemzelf is ingrijpend veranderd. Net als zijn vrouw durft hij zich ’s avonds niet meer op straat te begeven.
De rechtbank weegt, gelet op het voorgaande, mee dat slachtoffers van dit soort ernstige feiten vaak nog jarenlang last ondervinden en dat de herinnering eraan hen hindert in hun dagelijks bestaan. Uit de slachtofferverklaring van [naam 1] en de toelichting op de vordering benadeelde partij van [naam 2] blijkt dat dit ook deze zaak het geval is.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, verdachte zal vrijspreken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde en aan hem een taakstraf in plaats van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen.

De vordering van de benadeelde partij [naam 1]

(feit 1 subsidiair)

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering voldoende onderbouwd en vordert derhalve integrale toewijzing van de vordering. Tevens vordert de officier van justitie het gevorderde
bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw bepleit gedeeltelijke afwijzing van de gevorderde materiële schade, voor zover inhoudende de schadepost vergoeding inkomstenderving. Daartoe stelt de raadsvrouw dat deze kosten geen verband houden met het door verdachte gepleegde strafbaar feit, maar erin gelegen zijn dat [naam 1] al bijna een jaar arbeidsongeschikt was voorafgaande aan het incident. Voorts bepleit de raadsvrouw matiging van de gevorderde immateriële schade, omdat de schadeveroorzakende gedraging in de tot uitgangspunt genomen uitspraak van het Hof Amsterdam, 4 januari 2008, rolnr. 07-80 andersoortig is dan de gedraging in de onderhavige zaak. In de aangehaalde zaak werd het letsel toegebracht door steken met glas, terwijl het letsel in de onderhavige zaak is toegebracht door een vuistslag. Daarbij heeft zij aangevoerd dat de aangevoerde vergelijkbare zaken moeilijk als vergelijkingsmateriaal kunnen worden gezien nu dit civiele zaken betrof.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten: een gedeelte van de gevorderde immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 12.000,00 en materiële schadevergoeding ter hoogte van € 2.733,38, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal het restant van de gevorderde immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 12.000,00 niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, voor zover deze het bedrag van €12.000,00 te boven gaat. De reden is dat dit deel van de gevorderde immateriële schade is onderbouwd met civielrechtelijke uitspraken die het resultaat zijn van complexe civielrechtelijke procedures en derhalve voor de strafrechter in de onderhavige zaak minder goed als vergelijkingsmaatstaf te hanteren zijn.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 2,39.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum van het delict tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [naam 2] (feit 2)

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de gevorderde materiële schade niet toewijsbaar, omdat dit deel van de vordering ter terechtzitting is ingetrokken. Voorts eist de officier van justitie toewijzing van de gevorderde immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.000,00.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw bepleit integrale niet-ontvankelijkverklaring van de vordering, omdat onduidelijk is welk deel van de gevorderde schade betrekking heeft op de klap die verdachte heeft gegeven.

Beoordeling. De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, het volgende onderdeel van de vordering, te weten immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 250,00 te vermeerderen met de wettelijke rente van de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal het restant van de gevorderde immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 2250,00 niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank is van oordeel dat het toegewezen bedrag in verhouding staat tot bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal niet beslissen over de gevorderde materiële schadevergoeding ter hoogte van € 114,02. Dit deel van de vordering is ter terechtzitting ingetrokken.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Voorlopige hechtenis

Gelet op de aan verdachte op te leggen straf, zal de rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden opheffen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57, 60a, 300.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair: mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft
T.a.v. feit 2:
mishandeling
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
BESLISSING:

T.a.v. feit 1 subsidiair en feit 2:Taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrekovereenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank waardeert een in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 1] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan [naam 1] , van een bedrag van € 14.733,38 (zegge: veertienduizend zevenhonderd drieëndertig euro en achtendertig eurocent).
Het bedrag bestaat uit een bedrag van
€ 12.000aan
immateriële schadevergoedingen een bedrag van
€ 2.733,38aan
materiële schadevergoeding.
De immateriële schade en materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 27 februari 2017, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 2,39.
Veroordeelt verdachte in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 2] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan [naam 2] , van een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro) aan immateriële schadevergoeding.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 27 februari 2017, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal het restant van de gevorderde immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 2.250,00 niet-ontvankelijk verklaren.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
De rechtbank beveelt opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 6 maart 2017 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging , voorzitter,
mr. E. Boersma en mr. M.M.J. Nuijten, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat en mr. R.J.A. Klaar, griffiers,
en is uitgesproken op 28 september 2017.
mr. M.M.J. Nuijten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal aangifte [naam 1] op p. 46-48.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 2] op p. 52-54.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 september 2017.