Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer vordering: 03/190306-15
[verdachte]
De tenlastelegging.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De formele voorvragen.
Bewijs.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het onder feit 3 en feit 5 ten laste gelegde.
Feit 1 primair en subsidiair
Feit 2 primair en subsidiair
Gelet op gedragingen van verdachte, te weten het opvoeren van de snelheid, het daarna tegen de rijrichting in rijden op de busbaan waarbij hij zag dat er mensen die in dat gebied liepen, het inrijden op de aangevers en het feit dat verdachte er op geen enkel moment voor heeft gekozen om de auto te doen stoppen en zich over te geven, is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangevers als gevolg van zijn gedragingen zwaar lichamelijk letsel hadden kunnen oplopen. Dat dit gevolg, het zwaar lichamelijk letsel, zich niet daadwerkelijk heeft gemanifesteerd, doet daar niet aan af. De rechtbank acht dan ook het primair onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Feit 4
Feit 5
De strafbaarheid van de feiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] .
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Ten aanzien van feit 2 primair:poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;Ten aanzien van feit 3:overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;Ten aanzien van feit 5:overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 2 primair, feit 3:Gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van hetWetboek van Strafrecht waarvan 163 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren.
Ten aanzien van feit 2 primair, feit 3:Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Ten aanzien van feit 5:Geldboete van € 450,00 subsidiair 9 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Ten aanzien van feit 2 primair:Maatregel van schadevergoeding van € 750,00 subsidiair 15 dagen hechtenis.
25 mei 2017, tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van feit 2 primair:Maatregel van schadevergoeding van € 750,00 subsidiair 15 dagen hechtenis
25 mei 2017, tot aan de dag der algehele voldoening.
Niet-ontvankelijkverklaringvan de benadeelde partij [benadeelde 1] in de vordering.
met één jaar.Dit vonnis is gewezen door: