ECLI:NL:RBOBR:2017:4835

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 september 2017
Publicatiedatum
13 september 2017
Zaaknummer
5830052 \ CV EXPL 17-2917
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig bankbeslag en beslagvrije voet in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft de kantonrechter op 7 september 2017 uitspraak gedaan in de zaak tussen Lucia Maria Duraij, in haar hoedanigheid als bewindvoerder over de goederen van een rechthebbende, en de Stichting Woonbedrijf SWS.Hhvl. Duraij vorderde betaling van een bedrag van € 1.151,87, vermeerderd met wettelijke rente, alsook schadevergoeding en proceskosten, omdat Woonbedrijf onrechtmatig beslag had gelegd op de bankrekeningen van de rechthebbende zonder rekening te houden met de beslagvrije voet. Woonbedrijf had op 22 december 2016 executoriaal derdenbeslag gelegd op de vorderingen en roerende zaken die de ING Bank onder zich had, waarbij het volledige saldo van de rekeningen was gereserveerd zonder rekening te houden met de beslagvrije voet. Duraij stelde dat dit leidde tot financiële nood en nieuwe schulden, waaronder een huurschuld.

Woonbedrijf verweerde zich door te stellen dat er geen beslagvrije voet van toepassing was bij bankbeslag en dat de Nationale Ombudsman geen bindende afspraken had gemaakt die voor hen golden. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de wet geen beslagvrije voet voorschrijft bij bankbeslag, het onaanvaardbaar was dat beslag werd gelegd op het inkomen van de rechthebbende zonder rekening te houden met de noodzakelijke kosten van levensonderhoud. De rechter concludeerde dat het beslag onrechtmatig was, omdat het inkomen van de rechthebbende volledig door het beslag werd getroffen, waardoor zij niet meer in haar basisbehoeften kon voorzien.

De kantonrechter heeft de vorderingen van Duraij toegewezen, met uitzondering van een deel van de huurtoeslag, en Woonbedrijf veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak om bij bankbeslag rekening te houden met de beslagvrije voet, vooral wanneer het inkomen van de schuldenaar in het geding is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zaaknummer: 5830052 \ CV EXPL 17-2917
Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 5830052 \ CV EXPL 17-2917
Vonnis van 7 september 2017
in de zaak van:
Lucia Maria Duraij h.o.d.n. Duray Financiele Zorgverlening q.q.,in haar hoedanigheid van bewindvoerster over de goederen van
[rechthebbende] ,
gevestigd te Nuenen,
eiseres,
gemachtigde: mr. drs. M.R.A. Rutten,
tegen:
de stichting Stichting Woonbedrijf SWS.Hhvl,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders.
Partijen worden hierna genoemd “Duraij” en “Woonbedrijf”.

1.Het verdere verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
- het tussenvonnis van 22 juni 2017, waarbij een zitting
(“comparitie van partijen”)is gelast;
- de akte uitlating van de zijde van Woonbedrijf ontvangen ter griffie op 7 augustus 2017;
- de aantekeningen van de griffier van de zitting die op 11 augustus 2017 heeft plaatsgevonden.
1.2.
Tot slot is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken het volgende vast.
2.2.
Op 1 juni 2016 is [rechthebbende] (hierna: [rechthebbende] ) onder bewind gesteld waarbij Duraij is benoemd als bewindvoerder. Duraij heeft een beheerrekening en een leefgeldrekening geopend op naam van [rechthebbende] en haar partner de heer [A] (hierna: [A] ).
2.3.
Bij vonnis van 16 juni 2016 is [rechthebbende] bij verstek veroordeeld tot betaling van een bedrag aan Woonbedrijf.
2.4.
Op 22 december 2016 heeft Woonbedrijf executoriaal derdenbeslag gelegd op de vorderingen en roerende zaken die de ING Bank als derdenbeslagene onder zich heeft. Er is dus beslag gelegd op de beheerrekening van de bewindvoerder en de leefgeldrekening. Op 23 december 2016 is het beslag door ING verwerkt en is het volledige saldo van € 1.177,57 en € 74,30 gereserveerd. Hierbij is geen rekening gehouden met een beslagvrije voet.

3.Het geschil

3.1.
Duraij vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
- betaling van € 1.151,87 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2017;
- betaling van een bedrag van € 100,00 ter zake gevolgschade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2017;
- betaling van de buitengerechtelijke incassokosten met een hoogte van € 375,00;
- met veroordeling van Woonbedrijf in de proceskosten en nakosten vermeerderd met de wettelijke rente over de gehele proceskosten.
Duraij legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag. Het beslag is onrechtmatig gelegd. Er is geen rekening gehouden met een beslagvrije voet terwijl dit wel had gemoeten. Woonbedrijf, althans de deurwaarder, heeft op grond van art. 475g lid 1 Rv de wettelijke verplichting om bij de schuldenaar te informeren naar de bronnen van inkomsten en had zo nodig een beslagvrije voet moeten vaststellen. Daarnaast heeft de deurwaarder nagelaten om via de weg van art. 475g lid 4 Rv te informeren naar de bronnen van inkomsten bij de daartoe aangewezen instanties. Door geen rekening te houden met een beslagvrije voet waardoor het volledige banksaldo, waaronder het inkomen, door het beslag is getroffen, beschikte Duraij niet over de middelen om de vaste lasten en eten en drinken te betalen voor [rechthebbende] . Er kon geen leefgeld worden uitgekeerd, zodat er broodnood ontstond. Ook zijn er nieuwe schulden, waaronder een huurschuld, ontstaan.
Om de minimale bestaanskosten te kunnen voldoen geldt bij loonbeslag een beslagvrije voet. Bij bankbeslag is deze niet direct van toepassing wanneer het inkomen op de bankrekening is gestort. Volgens vaste jurisprudentie is er sprake van misbruik van bevoegdheid wanneer het inkomen door het bankbeslag wordt getroffen, geen andere middelen van bestaan zijn en bij de uitwinning van het beslag geen rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet. In dit kader wordt ook verwezen naar het rapport van de Nationale Ombudsman van 25 januari 2017.
Woonbedrijf was ten tijde van de beslaglegging op de hoogte van het bewind. Op 2 en 12 januari 2017 is de deurwaarder op de hoogte gesteld van de financiële situatie van [rechthebbende] en van het feit dat er sprake was van een financiële noodsituatie.
Door het verstekvonnis op deze manier te executeren en derdenbeslag te leggen zonder te informeren naar de en rekening te houden met de beslagvrije voet is sprake van misbruik van executiebevoegdheid c.q. misbruik van recht aan de zijde van Woonbedrijf. Omdat er sprake is van een onrechtmatig gelegd beslag, zijn de bankkosten met een hoogte van
€ 100,00 aan te merken als gevolgschade.
3.2.
Woonbedrijf voert het volgende verweer. Conform de wettelijke regeling hoeft er bij het leggen van een bankbeslag geen rekening gehouden te worden met een beslagvrije voet. De Nationale Ombudsman heeft met een aantal partijen afgesproken wel een beslagvrije voet toe te passen. Dit is echter een informele afspraak. Deze geldt niet voor Woonbedrijf.
Daarnaast heeft ook de Hoge Raad besloten dat er bij bankbeslag geen beslagvrije voet van toepassing is (HR 21-05-1999, NJ 2001, 630). Er is geen sprake van een bankrekening die uitsluitend wordt gevoed door één inkomstenbron. Uit de rekeningspecificaties blijkt dat er inkomen wordt ontvangen van meerdere instanties op meerdere momenten per maand. Deze lijn wordt door de lagere rechtspraak ook gevolgd.
Op 29 september 2016 heeft Woonbedrijf verzocht om een betalingsregeling te treffen. Hierop is geen reactie ontvangen, waarna is overgegaan tot het leggen van een bankbeslag. Duraij heeft toen de mogelijkheid gehad om gegevens aan te brengen voor het berekenen van de beslagvrije voet. De verantwoordelijkheid voor het aandragen van de benodigde gegevens ligt bij Duraij, dit is vastgelegd in art. 475g Rv.
Woonbedrijf concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Duraij in de kosten van het geding.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting heeft Duraij, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Uit de memorie van toelichting van de wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met een vereenvoudiging van de beslagvrije voet blijkt dat wordt onderkend dat de schuldenaar over een basaal inkomen moet blijven beschikken. Er wordt al een tijd een maatschappelijke discussie over dit onderwerp gevoerd. De middelen moeten proportioneel ingezet worden. Er is sprake van onrechtmatig beslag omdat men wist dat de beslagvrije voet veel hoger ligt dan het inkomen. Daarnaast is er op 22 december 2016 beslag gelegd en het is algemeen bekend wanneer de uitkering overgemaakt wordt. De datum 22 december 2016 is bewust gekozen. Er is geen sprake van meerdere inkomstenbronnen op de bankrekening. De toeslagen zijn geen inkomen maar zijn compensatiebedragen. Tevens geldt op de zorgtoeslag een beslagverbod.
Feitelijk was er sprake van een noodsituatie. Vanaf november 2016 had [rechthebbende] zelf geen inkomsten meer. Van Woonbedrijf is er nooit een brief ontvangen met betrekking tot het treffen van een betalingsregeling. Tot slot wordt aangegeven dat de grondslag van de vordering waarvoor het beslag gelegd wordt er niet toe doet.
4.2.
Ter zitting heeft Woonbedrijf, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Woonbedrijf is niet gehouden aan de afspraken met de Nationale Ombudsman. Zij heeft in dit geval besloten om geen beslagvrije voet te hanteren omdat er hennep in het spel was. Ook in nieuwe jurisprudentie wordt verwezen naar het arrest van de Hoge Raad uit 1999, dit kan dus nog altijd als leidend gezien worden. Er was in dit geval geen sprake van een verkapt loonbeslag omdat er meerdere inkomsten binnenkomen op de rekening. Er is beslag gelegd omdat men niet tot een betalingsregeling wilde komen.
4.3.
De beoordeling van het geschil spitst zich toe op de vraag of het door Woonbedrijf op 22 december 2016 gelegde bankbeslag als onrechtmatig gezien moet worden. De kantonrechter overweegt daarom als volgt.
4.4.
Aannemelijk is, gelet op de overgelegde bankafschriften (productie 4 dagvaarding) dat het saldo op de bankrekening, dat door het beslag getroffen is, bestaat uit de Wajonguitkering van [A] , de zorgtoeslag voor [rechthebbende] en [A] , de huurtoeslag voor [rechthebbende] en [A] en bijzondere bijstand voor de kosten van de bewindvoering. Woonbedrijf heeft niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken dat [rechthebbende] over geen enkele andere bron van inkomsten beschikt, zodat tevens moet worden aangenomen dat [rechthebbende] voor de noodzakelijke kosten van haar levensonderhoud op het voornoemde inkomen is aangewezen.
4.5.
Uitgangspunt is dat, tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt, een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van de schuldenaar mag verhalen. Op dit uitgangspunt bestaan echter uitzonderingen, neergelegd in art. 475b-475g Rv. Deze beogen te waarborgen dat ook de schuldenaar die beslag op zijn inkomen moet dulden nog voldoende overhoudt voor de lopende kosten van het bestaan. Daarom dient er rekening gehouden te worden met een beslagvrije voet.
4.6.
Weliswaar verbindt de wet aan bankbeslag zoals door Woonbedrijf gelegd is, dat immers geen beslag is op vorderingen tot periodieke betaling, geen beslagvrije voet maar de kantonrechter is van oordeel dat het systeem van de beslagvrije voet op onaanvaardbare wijze kan worden doorbroken indien beslag wordt gelegd zodra een uitkering op de rekening van een schuldenaar is bijgeschreven. Aan het doel en de strekking van beslagvrije voet wordt ernstig afbreuk gedaan doordat door het beslag op die bankrekening geen geld meer ter beschikking is voor het levensonderhoud van in dit geval [rechthebbende] en [A] . Dat was voorzienbaar voor Woonbedrijf omdat zij op de hoogte was van de inkomenspositie en het tijdstip van uitkeren. Als gevolg daarvan is de financiële situatie van beiden nog meer verslechterd is en zijn er nieuwe schulden ontstaan. Aan de toepassing van de regels van de beslagvrije voet moet derhalve in dit geval de uitleg worden gegeven dat een beslag onder de bank op de rekening van de gerechtigde niet zal beklijven voor zover daarop het beslagvrije deel van de uitkering is gestort. Hetzelfde geldt wat betreft de bedragen met betrekking tot de zorgtoeslag en bijzondere bijstand.
Het verweer van Woonbedrijf waarin verwezen wordt naar HR 21-05-1999, NJ 2001, 630 helpt haar niet omdat, de toeslagen en bijzondere bijstand beperkte doelverstrekkingen zijn en niet gezien moeten worden als een bron van inkomsten zoals bedoeld door de Hoge Raad. Dat de oorzaak van de huurschuld in een hennep gerelateerde kwestie is gelegen kan aan de kern van de onderhavige problematiek niet afdoen.
4.7.
Gelet op het voorgaande kan in onderhavige zaak, mede gelet op de beslagvrije voet (productie 9 dagvaarding), het beslag op de Wajong uitkering, zorgtoeslag en bijzondere bijstand niet in stand worden gehouden omdat het als onrechtmatig gezien moet worden. Wat betreft de huurtoeslag wordt aangehaakt bij de stellingname van Duraij ter zitting dat het hierop gelegde beslag gelegd is in verband met het voldoen van een huurschuld. De vordering van Duraij zal dan ook worden toegewezen met uitzondering van een bedrag van € 315,00, de hoogte van de huurtoeslag.
4.8.
Nu door Woonbedrijf geen afzonderlijk verweer is gevoerd tegen de gevorderde gevolgschade van € 100,00 wordt deze vordering toegewezen.
4.9.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat onvoldoende is gebleken dat de verrichte buitengerechtelijke incassowerkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.10.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment al kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.11.
Woonbedrijf wordt als de (in overwegende mate) in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de exploot- en/of advertentiekosten niet mogelijk. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf veertien dagen nadat gedaagde partij schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand.

4.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Woonbedrijf om aan Duraij te betalen de som van € 936,87, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 936,87 vanaf 15 januari 2017 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt Woonbedrijf in de kosten van de procedure, aan de zijde van Duraij tot heden begroot op € 78,00 aan griffierecht en € 300,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen nadat gedaagde partij schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand;
veroordeelt Woonbedrijf in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 75,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), en te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde partij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van de betekening van het vonnis en met de wettelijke rente over de nakosten vanaf 14 dagen nadat gedaagde partij schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand tot de dag der voldoening.
verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2017.