ECLI:NL:RBOBR:2017:4804
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering wegens schending van procesorde
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 september 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in een ontnemingsprocedure. De rechtbank oordeelde dat het openbaar ministerie door haar nalatige en diffuse handelwijze de beginselen van een behoorlijke procesorde heeft geschonden, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De ontnemingsprocedure was gestart naar aanleiding van de veroordeling van zes verdachten in de strafzaak Maskerbij, die betrokken waren bij een crimineel samenwerkingsverband dat zich bezighield met drugshandel. De rechtbank constateerde dat het openbaar ministerie herhaaldelijk wisselende standpunten had ingenomen over de hoogte van de ontnemingsvorderingen, zonder deze voldoende te onderbouwen. Dit leidde tot onduidelijkheid voor de verdediging en frustreerde een adequate procesvoering. De rechtbank had eerder al opgemerkt dat het openbaar ministerie niet had voldaan aan de door haar gelaste periodieke verslaglegging over de voortgang van het nader strafrechtelijk financieel onderzoek. De rechtbank concludeerde dat de nalatigheid van het openbaar ministerie zo ernstig was dat dit niet alleen de rechtszekerheid in gevaar bracht, maar ook de mogelijkheid voor de verdediging om zich adequaat te verweren. De rechtbank verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarmee de zaak werd afgesloten.